Leesfragment: Voorbij, voorbij

25 mei 2019 , door Clairy Polak
|

4 juni verschijnt het romandebuut van Clairy Polak, Voorbij, voorbij, dinsdag 11 juni komt ze erover praten met Maarten Asscher bij Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum (je bent van harte welkom!). Vandaag publiceren we voor.

De debuutroman van gerenommeerd journalist en presentator Clairy Polak, een bijzondere roman over afscheid nemen, vol compassie geschreven, die de lezer diep zal raken.

Steeds meer mensen komen eens in hun leven in aanraking met dementie of alzheimer, vaak met verwoestende gevolgen.

De ontmoeting tussen Leo en Judith leidt tot een bijna symbiotische liefde – onverwacht, gezien hun totaal verschillende achtergrond. Vijfentwintig jaar lang kwam daar niets of niemand tussen. Tot de alzheimer zijn verwoestende werk kwam doen. Zowel Leo als Judith valt ten prooi aan grote verwarring. Leo’s verleden dreigt radicaal te worden uitgegumd, terwijl Judith probeert hun gezamenlijke leven aan de vergetelheid te ontrukken en haar eigen toekomst opnieuw vorm te geven. Met de moed der wanhoop en een flinke dosis zelfspot probeert ze het hoofd boven water te houden. Aan de hand van Leo’s verhalen over zijn jeugd en haar eigen herinneringen probeert ze de steeds vager wordende foto van Leo’s leven weer wat diepte te geven en daarmee een basis te leggen om door te gaan.

 

1

Het liefst zou ze nu in de auto stappen, naar Zwitserland rijden, uitstappen in Stechelberg, naar boven klimmen het Sefinental in, een laatste groet brengen aan de plek waar ze ruim twintig jaar geleden de as van haar vader had uitgestrooid, verder lopen naar het eind van het dal, voorbij die prachtige grote zwerfkei aan de rivier waar ze altijd picknickten en de meegebrachte drank koelden, de gletsjer op klauteren en het zich gemakkelijk maken met een fles wodka in de hand en Schuberts Winterreise op de oren.
Hoe romantisch kan zelfmoord zijn, denkt Judith, en bovendien zou het wel wat overdreven zijn om er negenhonderd kilometer voor te reizen. Dus blijft ze op de bank zitten, het bijna lege glas rode wijn in de hand, met de andere hand wezenloos de oude kat aaiend, de wangen nat van zelfmedelijden en schuldgevoel. Met dat ene beeld voor ogen: Leo met een van woede en onbegrip vertrokken gezicht, handen diep in de zakken van zijn regenjas, weglopend en weer terugkerend, haar vervloekend omdat ze hem ergens naartoe had gebracht waar ze hem zou achterlaten, tussen allemaal vreemde mensen. Want hoewel hij niet meer in staat was de dingen te benoemen, na te denken in termen van oorzaak en gevolg, en allang niet meer wist waar hij woonde of waar hij thuis was, voelde hij blijkbaar feilloos aan dat ze hem onder valse voorwendselen had meegenomen op een tochtje – ‘kom schat, we gaan een eindje rijden’ – waarvan hij niet zou terugkeren. Dat ze hem verraden had en in de steek zou laten.
Ze heeft zich dit moment het afgelopen jaar talloze malen proberen voor te stellen, maar het was haar telkens weer ontglipt. Zoals je bij het ontwaken een vaag besef kunt hebben van een gebeurtenis waarvan je moet hebben gedroomd, maar die je niet kunt thuisbrengen. Ten slotte had ze het moment zo lang mogelijk uitgesteld en de gedachten eraan verdrongen totdat de werkelijkheid ondraaglijker was geworden dan de droom.
‘Je moet nu weggaan,’ had de Eerste Verzorgende tegen haar gezegd – de mensen worden hier regelmatig aangeduid met hun functie – ‘het is beter dat je nu gaat. Wij nemen het over, we zijn dit gewend. Bel morgen maar even.’
‘Ach gut,’ had ze de receptioniste die de deur voor haar ontsloot nog horen zeggen toen ze snikkend naar buiten liep. Zo was ze naar Amsterdam teruggereden en sindsdien had ze niet meer kunnen ophouden met huilen.

Vrijheid. Wat had Judith er de laatste vier zware maanden naar verlangd, toen Leo ieder moment van de dag en de nacht agressief kon worden of weg kon lopen en ze bijna was bezweken van vermoeidheid. De vrijheid om dingen te doen waar ze de afgelopen jaren niet meer aan toe was gekomen, omdat ze Leo geen minuut van de dag meer alleen kon laten zonder dat er ongelukken gebeurden. Omdat hij het gas aandeed om water op te zetten of te koken en hij het volgende moment al niet meer wist waarom hij bij het fornuis stond. Omdat hij de wc niet meer wist te vinden en zijn plas dan maar deed in een stoel of op de bank. Omdat hij haar doorlopend zocht en in paniek raakte als hij haar niet vond, de straat op liep om haar te roepen, de weg kwijtraakte en in het gunstigste geval door een buurtbewoner werd opgepikt, gekalmeerd en weer thuisgebracht. Maar ook als ze er was rende hij regelmatig de straat op, op weg naar iets onduidelijks dat hij thuis noemde. Dan was het alsof hij vluchtte, zo ver mogelijk bij haar vandaan, de cipier die hem gevangenhield op een plek die hij niet langer herkende als hun woning en die hem altijd wilde vergezellen als hij eens een frisse neus wilde halen. Ze had het hem zo vaak proberen uit te leggen, maar hij begreep het niet – hij was toch geen kind? Of hij onthield het niet, wat er na haar zoveelste poging om het duidelijk te maken steevast toe leidde dat ze tegen hem uitviel. Uit wanhoop, woede of onmacht, dat maakte niet uit, maar ze had dat natuurlijk nooit mogen doen. Hij kon het tenslotte ook niet helpen, het was die stomme ziekte, en bovendien hielp het niet om te schreeuwen, maar ze had er steeds minder weerstand tegen kunnen bieden. Om vervolgens verteerd te worden door spijt, bittere spijt dat ze zich had laten gaan en hem had gekwetst en in verwarring gebracht. Haar Leo, van wie ze zo ontiegelijk veel hield, die ze zo miste en zonder wiens nabijheid ze zich zo eenzaam voelde.
Judith schenkt zichzelf nog eens in. Even moet ze glimlachen bij de gedachte aan het begin van hun liefde, toen na de eerste maanden duidelijk werd dat hij bij haar in Amsterdam zou intrekken. Aanvankelijk had het vooruitzicht voortaan alles met z’n tweeën te moeten doen of in ieder geval doorlopend rekening met hem te moeten houden haar beangstigd. Nooit meer onderuit op de bank met een zak chips of chocoladetoffees, ongegeneerd zitten snotteren bij een sentimentele flutfilm, nooit meer de boel de boel kunnen laten, onaangekondigd een paar dagen weg naar vrienden, Vier letzte Lieder keihard door de kamer laten schallen of een dagje ongewassen in badjas door het huis scharrelen. Maar ze had het allemaal geen moment gemist. Tot haar verbazing vond ze het heerlijk Leo voortdurend om zich heen te hebben. Op het ongezonde af. Als Leo in de buurt was ging het leven een octaaf omhoog. Behalve werken deden ze al snel alles samen en dat was al die jaren zo gebleven.
Nu zou ze voortaan alles weer alleen moeten doen. Alleen uitgaan en alleen thuiskomen, alleen naar bed en alleen opstaan, alleen eten, alleen drinken. Alleen herinneringen ophalen. Alleen leven, alleen doodgaan. Ze neemt nog een glas wijn en zet de televisie aan.

[...]

 

© 2019 Clairy Polak en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum