Leesfragment: Het gebeurde

29 september 2020 , door Dirk Ayelt Kooiman
|

2 oktober verschijnt Het gebeurde, de onvoltooide laatste roman van Dirk Ayelt Kooiman. Lees bij ons alvast een fragment.

Op 2 oktober 2018 overleed Dirk Ayelt Kooiman plotseling. Hij was bezig aan de voltooiing van wat nu zijn laatste boek blijkt te zijn. Nog vijf pagina’s moest hij schrijven. In samenspraak met de erven Kooiman brengt De Harmonie nu deze roman uit. Ook zonder slot is duidelijk dat Kooiman het métier tot in de puntjes beheerst: zorgvuldige formuleringen, beheersing vanverteltechnieken, zinderende spanning. De schuchtere ik-persoon verlaat op jonge leeftijd het ouderlijk huis als hij de kerk afzweert en vervolgens door zijn moeder afgewezen wordt. Hij vindt niet alleen kost en inwoning bij fotograaf Henk, eigenaar van Studio, maar ook diens vrouw.

 

(VOORAF)

Hij had er altijd een hekel aan gehad terug te kijken naar het verleden. Personen van vroeger, of hij nu goede of slechte herinneringen aan hen bewaarde, ging hij uit de weg. Beladen plaatsen, van straten tot halve stadsdelen, meed hij. Bracht iemand ongevraagd zijn persoonlijke achtergrond naar voren, zijn naaste familie, zijn kinderjaren, dan werd zijn afkeer groter naarmate het relaas verder afdaalde in de tijd. Hijzelf was op dat vlak dermate terughoudend, dat hij de indruk kon wekken dat hij iets verborg, misschien wel een slecht geweten had. Hij bewaarde ook zelden iets. Zelfs persoonlijke brieven gooide hij gewoonlijk in de prullenmand, bijna gretig, alsof hij de toekomst ervoor wilde vrijwaren, of hij stopte ze zo zorgvuldig weg, dat hij het bestaan ervan vergat.
Hij dacht dat hij nooit iets bewaarde, maar toen hij in zijn nadagen nog een keer moest verhuizen was hij verbaasd geweest over de lading overbodigheden die zich over de jaren heen ongemerkt had opgehoopt in stoffige kisten, koffers en dozen. Een stel garantiebewijzen, door een elastiek bij elkaar gehouden, van niet meer bestaande apparaten spande de kroon. Een verzameling onnuttig geworden sleutels deed er niet voor onder. Hij vond kindertekeningen waarvan hij zich zo weinig herinnerde dat ze evengoed afkomstig van een ander konden zijn, trof schoolrapporten aan die nog rampzaliger waren dan hij had verwacht, stuitte op zijn zwemdiploma, dat hij getuige de gaatjes van punaises ooit als een trofee moest hebben opgehangen. En inderdaad doken er brieven op, in haastig opengescheurde enveloppen, met gedateerde postzegels beplakt, bijeengehouden door een elastiekje. Zonder ze in te zien had hij ze in een verhuisdoos gestopt, diep onderin, als riskante smokkelwaar. Daarop had hij tegen zijn principes in, en zonder het zichzelf te willen bekennen, naar foto’s gezocht, en niet zomaar in het algemeen, maar wel degelijk naar specifieke. Zijn archief, waarvan hij jarenlang gedacht had dat het nog eens zijn appeltje voor de dorst zou zijn, had hij al eerder opgeruimd, maar hij trof nog een aantal snapshots aan, in de regel gemaakt door anderen. Want sinds het zijn beroep was fotografeerde hij steeds minder voor zichzelf.
Toch was het niet naar aanleiding van de stille getuigen dat hij op het spoor van het verleden werd gezet. Dat was een langzaam, maar zich versnellend proces geweest, en te oordelen naar zijn jaren en het dode spoor waarop hij was beland, bovendien een veel voorkomend verschijnsel, een cliché zelfs, dat hij alleen al om die reden niet op zichzelf van toepassing zou brengen. Intussen was zijn leeftijd respectabel genoeg, en was hij wel degelijk zijn houvast kwijt. Want hij kon niet buiten zijn werk. Hij miste niet alleen zijn dagelijkse routine, de bedrijvigheid, het onmisbare spel van inventiviteit en techniek, maar nu ook zijn rol van ondernemer, hoe hartgrondig hij die in de tijd van teruggang ook had gehaat. Hij miste zelfs zijn lege studio. Bovendien betreurde hij het verlies van zijn kleine alledaagse handelingen, van het ingesleten traject dat hij iedere dag rond hetzelfde uur had afgelegd, terwijl hij onderweg een krant kocht, een praatje maakte met zijn sigarenwinkelier, en zonodig binnenwipte bij de kapper, om uit te komen bij zijn favoriete espressobar, een patroon dat hij op zijn nieuwe adres niet snel zou kunnen vervangen. Het verlies van zijn werk en het wegvallen van zijn vertrouwde omgeving, omwentelingen die hij niet eerder in zijn leven had meegemaakt, leken elkaars effect te verdubbelen. Zijn dagen waren nog turbulent genoeg, maar de grote leegte was in aantocht.
Intussen kwam het verleden op een steeds terugkerend ogenblik van de dag tastbaar naar voren. Met een dakkapel en een schuine wand boven zijn bed deed zijn nieuwe slaapkamer frappant denken aan zijn jongenskamer thuis. Het was een bijzonderheid die hij voorheen misschien schouderophalend zou hebben opgemerkt, maar die hem nu als hij ’s ochtends zijn ogen opende, en een moment gedesoriënteerd omhoogkeek, het gevoel gaf wakker te worden in zijn ouderlijk huis. Uiteenlopende gewaarwordingen werden daardoor opgeroepen. Hij wist nog dat hij vroeger een hekel had aan school. Nu kwam de tegenzin boven waarmee hij indertijd de dag begon, navoelbaar tot in de uithoeken van zijn geheugen. Het was een afkeer niet alleen van school, ook van zijn ouders, van zijn broers, van zijn hele bestaan, en zo verlammend dat het hem van minuut tot minuut belette zijn bed uit te komen, een uitstel dat hij rekte tot hij de voetstappen van zijn moeder dreigend hoorde naderen op de trap. Maar het kon ook omgekeerd, bleek nu tot zijn verrassing. Want andere keren in dezelfde periode werd hij met een glimlach wakker, en mijmerde hij rustig nog wat na, om zonder klachten op te staan en zijn kleren aan te schieten. Dan haastte hij zich zwevend tussen hoop en vrees naar school. Want daar, bij de fietsenstalling, op de trap, in de gang, zou hij een uitverkoren meisje zien, van afstand misschien, maar daarom niet minder opwindend. Hij mocht dan onthouden hebben dat hij een hekel had aan school, dat verliefdheid zijn afkeer te boven kon gaan was hij vergeten.
De verhuizing was voorbij, de werklui waren de deur uit, alles stond op zijn plaats. Met ingang van heden had hij de tijd aan zichzelf, voorgoed. Eerst verkende hij de vreemde, misschien wel vijandige omgeving, in een stadsdeel waar hij vroeger nooit een voet had gezet, en dat hij, net zoals zijn nieuwe huis, nooit uit vrije wil gekozen zou hebben. In het voorbijgaan inventariseerde hij de aanwezige winkels, en bracht de horeca in kaart, in het bijzonder de eetgelegenheden, want hij at zelden thuis. Later wandelde hij door een aangrenzend park, terwijl hij zich erover verbaasde hoeveel moeite het hem nu al kostte zijn vorige buurt en zijn vorige huis, waar hij jaar in jaar uit ononderbroken had gewoond, voor de geest te halen. Aan de rand van een grasveld ging hij op een bankje zitten dat uitkeek op een reusachtige overhangende beukenboom. En hij mocht het verleden dan de rug hebben gekeerd, nu herinnerde hij zich niet zonder welbehagen het plantsoen tegenover zijn ouderlijk huis. Het was laat op een middag. Hij was er alleen. Hij fietste heen en weer op zijn kinderfietsje. Het was onbestemd weer. Donkere wolken breidden zich hoger en hoger uit over de lucht, onheilspellender dan hij overdag ooit had gezien. In de verte klonk aanzwellend gerommel, en opeens kletterden hagelstenen in strakke lijnen neer, om aan alle kanten dansend op te springen. Binnen een paar tellen was alles wit. Hij zag het gebeuren, angstig en opgetogen ineen, schuilend onder de enorme overhangende beuk. Het moest de eerste keer zijn geweest dat hij met het natuurverschijnsel kennismaakte.
Terwijl zijn recente verleden in de daaropvolgende weken steeds verder op de achtergrond raakte, en de tussenliggende decennia zelfs volledig uit zijn blikveld leken te verdwijnen, kwam de wereld van zijn jeugd steeds dichterbij. Herinneringen kwamen boven, tot de vroegste aan toe, soms rechtstreeks verwijzend naar een gebeurtenis, soms schijnbaar zonder verband, en zo veelvuldig dat het leek of hij een achterstand van jaren wilde goedmaken. Als hij buiten liep kon een lichtval of een kleur voldoende zijn om beelden bij hem op te roepen. Dan zag hij zijn ouderlijk huis voor zich, de straat waar ze woonden, het plantsoen aan de overkant, het speelplein van school. En de kerk, hoekig en massief. Steeds weer de kerk, alsof daar zijn oorsprong lag.

 

Copyright © Erven Dirk Ayelt Kooiman 2020

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum