Leesfragment: Tussenruimte

21 april 2020 , door Vanessa Oostijen
| |

23 april om 17.00 presenteert Vanessa Oostijen haar romandebuut Tussenruimte op de Instagram-account van Athenaeum Boekhandel. Vandaag publiceren we voor!

Christina heeft het voor elkaar: zij en haar geliefde Tom gaan trouwen, ze hebben een etage gevonden waar ze kunnen wonen en werken, en Christina is ook nog eens net begonnen aan een groot project dat haar carrière als papierkunstenaar naar grote hoogten kan stuwen. Maar lang duurt haar geluk niet. Tom krijgt een uniek aanbod om als trompettist een baanbrekend stuk te gaan spelen en vertrekt naar Tokio. Om hun creatieve processen niet te verstoren door het gemis, besluit het stel weinig tot geen contact te onderhouden. Eenmaal aan de andere kant van de wereld blijkt de beroemde componist die Tom had uitgenodigd spoorloos. In een verlaten woning overgelaten aan zijn lot, wordt Tom gedwongen zijn innerlijke demonen in de ogen te kijken. In de stilte die ontstaat lijkt er ruimte voor iets nieuws. Intussen kan Christina zich helemaal op haar werk storten, maar naarmate de tijd verstrijkt verdwijnt Tom stilaan uit het vizier en wordt het steeds onduidelijker wat echt is en wat niet. Wanneer Christina's overbuurman, de schrijver Martin, steeds nadrukkelijker in haar leven figureert en het hoofdpersonage uit zijn nieuwe roman verdacht veel op Christina lijkt, is het onduidelijk wie de touwtjes in handen heeft.

 

I
Op de tast

Vogeltje. Uit Vanessa Ostijen, Tussenruimte

Tot voor kort, toen ik nog in een krappe kamer woonde waar je vanuit een wiebelige plastic douchecabine in de koekenpan kon roeren, had ik een zandkleurige sloughi met de naam Harry. Sloughi’s zijn intelligente en gespierde jachthonden, speciaal gefokt voor de jacht op hazen. Harry kon moeiteloos een haas bijhouden, maar een jager was hij nooit geweest. Hij kwam op mij over als een dier dat zijn instinct ontgroeid was, alsof hij op een dag in staat zou zijn om zijn geprogrammeerde wijsheid in te zetten voor iets wat hemzelf ontsteeg. Zijn ogen hadden de goedmoedige glans als die van een heer op leeftijd wiens avonturen nooit echt zouden uitdoven. Het meest was ik gehecht aan zijn zachte, kelkvormige oren, met aan beide kanten een geultje, waardoor ik iedere keer als hij me tegemoet snelde aan zegevierende stropdassen dacht.
Harry bevond zich steevast in mijn buurt. Elke dag ging hij met me mee naar het atelier dat ik deelde met mensen van wie ik de naam vergeten ben. Wanneer ik ging slapen, vouwde hij zich aan mijn voeteneinde op tot een krakeling.
Op een nacht werd ik uit mijn slaap gewekt. Het maanlicht scheen zwak langs de kieren van de gordijnen. Harry zat rechtop, met zijn blik op het linkerraam gericht. Zijn oren zochten een geluid. Zijn ruggengraat trilde als een dikke snaar onder zijn strakke vel. Als verstijfd lag ik onder de dekens. Een tijdlang tuurde Harry voor zich uit. Juist toen ik mezelf voldoende moed had ingesproken om overeind te komen, sprong Harry van het bed. Hij holde zijn rug, stak zijn donkere snuit de lucht in en jankte kort. Daarna strekte hij zich langdurig uit, klom traag terug op bed en rolde zich op. Behoedzaam, alsof hij elk moment weer in de houding kon schieten, liet hij zijn kop op zijn voorpoten zakken.
Er was niks te zien geweest. Dat wil zeggen: niet voor mij.

*

Er was één terugkerende droom, en daarin droeg ik altijd een blinddoek.

*

Waterman. Een groot deel van dit jaar word je in tegengestelde richtingen geduwd. Aan de ene kant is er Saturnus, die je vertelt niet weg te lopen van datgene waar je al veel tijd en energie aan hebt besteed. Tegenover hem staat Jupiter, die je ervan wil overtuigen alles te laten voor wat het is om aan iets nieuws en iets beters te kunnen beginnen.

*

De verf is droog, spullen staan nog onwennig op hun nieuwe plek. Tom zet de radio harder – ‘And She Was’, Talking Heads. Ik zing mee, op mijn hurken voor een aanrechtkastje, mijn handen verpakt in roze rubberen handschoenen. Met een ruwe doek en een emmer heet sop wis ik de resten uit van een bestaan dat het onze niet is. Vanuit het open keukenraam kijkt iemand naar me. Zoiets voel je. Ik kom overeind en wrijf de duizeling van het opstaan uit mijn ogen.
Mijn toeschouwer blijkt geen mens maar een vogel. Hij is klein, kleiner dan een mus, maar met langere poten. Zijn borst is zo blauw als de hemel op een ijskoude wolkeloze winterdag en beweegt snel op en neer, alsof hij buiten adem is, of gespannen. Een blauwborst. Hij zit rechtop, spreidt zijn staart als een waaier en kijkt me onderzoekend aan. Zijn blik glijdt naar mijn roze handschoenen, naar het vuil geworden overhemd uit Toms kast en naar mijn afgeknipte spijkerbroek. Hij knikt instemmend, bedachtzaam, alsof hij zichzelf zekerheid verschaft over de persoon die hij voor zich heeft.
Ik knijp in mijn poetsdoek. Een sliert vettig sop stroomt langs mijn linkerbeen mijn gympen in. Twee kleine koolzwarte ogen kijken me strak aan. De blauwborst opent zijn snavel en fluit een trage drieklank: truu-truu-truu. Hij schudt zijn lichtbruine bovenlijf, begint opnieuw, een paar heldere tonen afgewisseld met snelle, lagere octaven. Hij houdt zijn kopje schuin, inspecteert of ik hem volg, maar lijkt niet tevreden. Ik blijf hem aankijken. In het midden van zijn blauwe borst zit een witte vlek, waardoor hij er plechtig uitziet, alsof hij een priesterboord draagt, of een servet in een chic restaurant. Ik luister of ik zijn lied herken, maar er komt niets. De blauwborst zucht, herschikt zijn vleugels en vliegt weg.
Het geluid van de radio dringt opnieuw tot me door. Hetzelfde nummer is nog bezig.

 

© Vanessa Oostijen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum