Leesfragment: Mijn legendarische moeder overleeft alles

06 februari 2021 , door Marcel van Roosmalen
|

12 februari verschijnt het nieuwe boek van Marcel van Roosmalen: Mijn legendarische moeder overleeft alles. Corona, dementie, eenzame opsluiting en andere ellende. Wij publiceren voor!

Marcel van Roosmalen over zijn dementerende moeder in het verpleegtehuis ten tijde van de coronapandemie – ontroerend eerlijk, droogkomisch en actueel.

Wanneer de moeder van Marcel van Roosmalen na een val niet terug kan keren naar het ouderlijk huis, en onderdak vindt in een verpleegtehuis in Velp, lijkt een rustige periode voor haar en haar kinderen aan te breken. Totdat in maart 2020 de coronapandemie om zich heen grijpt. Het verpleegtehuis wordt ontruimd vanwege de vele positief geteste bewoners en moeder Van Roosmalen wordt getransporteerd naar de bossen bij Groesbeek. Het gevolg is dat ze niet meer weet waar ze is en wie ze is. Ze mag ook geen bezoek ontvangen, er is alleen nog ruimte voor een ‘zwaaimoment’ met familieleden. Al heeft ze geen idee meer wie er staan te zwaaien. En dat is nog maar het begin.

In Mijn legendarische moeder overleeft alles beschrijft Marcel van Roosmalen hoe zijn moeder tegen elke verwachting in de coronatijd doorstaat. Rauw, onthutsend, eerlijk en geestig.

N.B. Marieke van Eekeren besprak eerder Nederland onder het systeemplafond, dat Van Roosmalen maakte met Jan Dirk van der Burg.

 

Vanaf haar tachtigste begon ik over mijn moeder te schrijven.
Ze gleed langzaam af.
Ik schreef het op.
Zij onderging het lijdzaam.
Ik vond haar ook grappig, ze hield onbewust een vergrootglas boven haar onvolkomenheden. Het was onvoorstelbaar dat het ooit anders zou worden, alles zou altijd blijven zoals het was, zij zou zich in haar huis, het huis waarin ik opgroeide, ten onder rommelen.
In het beste geval zou ze er opeens niet meer zijn. Dan zouden we haar vinden in haar stoel bij de telefoon.
En tot die tijd zouden we doorsukkelen.
Met herhalingen, ergernissen, veel geritsel en weinig wol.

Er is altijd een kantelpunt, een moment waarvan je pas achteraf beseft: toen lachten we er voor het laatst om. Bij ons was dat Kerstmis 2018, daar kondigde de ramp die haar zou treffen zich aan. Er was voor het eerst niet gekookt, en we gingen ook niet uit eten. We haalden loempia’s.
Daarna volgden dementie, een val van de trap, gedwongen verhuizingen, corona, nog een keer corona en een vooral liggend bestaan in Mook, zestig kilometer van alle mooie herinneringen vandaan.
Kerstmis 2018 was de laatste normale Kerstmis, een herhaling van alle door mij zo vervloekte ‘verplichte familiebijeenkomsten’ die ik graag nog eens zou herbeleven, maar dat kan niet, daar heb ik me bij neergelegd.

Marcel van Roosmalen,
december 2020

[...]

 

VI
Woonlocatie Mookerhof, Mook
Juli 2020 – kerstmis 2020

[...]

Op1 belde; de redactie zag een tweede lockdown naderen en vroeg zich af of mijn moeder nog steeds, of weer, in dat verzorgingstehuis in Mook zat? Hoeveel doden waren er daar ook alweer gevallen? Ik wist het niet meer precies, ook niet hoe het met mijn moeder ging trouwens.
Ondertussen kwam opa Ben (66) achterom. De roze fiets van de oudste dochter in de hand. Mijn eerste gedachte: was mijn moeder nog maar zo jong.
‘Band geplakt, stuur weer recht,’ zoiets zei hij.
Ik knikte, stak mijn duim op, gebaarde dat ik niet kon praten. Gedrag dat je bewaart voor intimi.
‘Ik woon in een dorp,’ zei ik tegen Op1, ‘daar komen de mensen gewoon je leven binnenlopen.’
Mochten ze nog eens bellen over mijn moeder?
Ik hing op, ging voor het raam staan en zag opa Ben in zijn auto stappen. Wat ging hij de rest van de dag doen? Een boek van Peter Sloterdijk lezen? Trommelen in zijn geluidsdichte kamer? Als ik de kinderen op vrijdag naar ze toe bracht, zat hij altijd achter een bord pap, de Volkskrant ernaast. Gesprekken over de tweede golf, het nut van mondkapjes en dat hij gelukkig net voor ‘de grote drukte’ met pensioen was gegaan. Hij werkte zoals gezegd bij de ggd, was de asbestspecialist van Nederland. Hoogtepunt in zijn werkende leven: een korte toespraak over de vervanging van daken in de Eerste Kamer.
Nog geen twintig minuten later belde de vriendin, ze was toevallig bij haar moeder. Opa Ben was uit de auto gestapt, ze hadden in de keuken ‘hallo’ gezegd en daarna hadden ze hem gevonden in zijn stoel. Ze hadden 112 gebeld en ze had hem gereanimeerd. Ze had erbij geschreeuwd, maar hij had weer kleur in zijn gezicht en het huis stond vol met zorgverleners.
‘Ik weet niet hoe laat ik thuis ben.’
Ik haalde de kinderen van school.
De ambulance haalde ons in.
‘Daar gaat opa Ben,’ zei ik tegen de dochters.
Ze gingen direct tekeningen maken.
De oudste dochter zei dat ze hem beter ging tekenen, met wie moest ze anders zulke hoge kleurentorens bouwen?
Nog geen tien minuten later was opa Ben officieel dood.
Ik wist meteen wat ik ging missen, de onuitgesproken vertrouwdheid, het prettige gezelschap, het vanzelfsprekende.
De oudste dochter zei dat het niet eerlijk was.
‘Oma Velp was eerst.’
Daarna ging ze door met tekenen.

 

© 2021 Marcel van Roosmalen en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum