Leesfragment: De prediker

31 januari 2023 , door Cor de Jong
|

Nu op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2023: Cor de Jongs tweede roman De prediker. Lees bij ons een fragment!

In Noord-Heijnen – een dorp met twee kerken, twee slagers en één kroeg, dat vooral uitnodigt tot dóórrijden – voltrekt zich een familiedrama. Als op een zondag na de kerkdienst de vier kinderen van het gezin Van Willigen met enkele vriendjes verstoppertje spelen, besluiten ze hun jongste broertje Nico in een kist met beddengoed op te sluiten. Wanneer de kist wordt geopend, leeft hij niet meer.

Nog dezelfde dag worden de familieleden bijgestaan in hun verdriet door de nieuwe predikant, een wat excentrieke man, die door de lokale bevolking ‘de prediker’ wordt genoemd. Dan geschiedt er een wonder: tijdens zijn gebed komt Nico weer tot leven.

Over Het Wonder wordt in huize Van Willigen niet gesproken. Maar langzamerhand wordt duidelijk dat niets ooit nog hetzelfde zal zijn. Iedereen staat voorgoed in het krijt. Maar bij wie?

Cor de Jong (1978) is schrijver en leraar Nederlands in Rotterdam. In 2015 debuteerde hij met de goed ontvangen maar te weinig opgemerkte voetbalroman De aanname bij Lebowski Publishers. De prediker is geschreven met oog voor detail dat de achtergrond van de auteur verraadt.

 

1

Misschien is dat wel wat me achteraf het meest verbaasde: hoe weinig er die dag eigenlijk veranderd was.

Net als op andere dagen zette mijn moeder Nico en mij die avond na Sesamstraat onder de douche. Gehoorzaam knepen we onze ogen dicht tegen de shampoo, waarna ze ons om beurten met een ruigharige handdoek droogwreef, hardhandiger dan nodig, zoals altijd. Dat ze bij het afdrogen even de handdoek om Nico heen sloeg, hem stevig knuffelde en een kus op zijn natte haar drukte was weliswaar ongewoon, maar direct daarna mopperde ze alweer op haar vertrouwde toon dat we nodig geknipt moesten worden. Met dezelfde woorden als anders (‘Ga je haar maar laten ruiken’) stuurde ze ons naar beneden en onstuimig denderden we in onze pyjama’s de trap af om in de woonkamer onze kruinen onder de neus van pa en onze zussen te duwen, die dan iets goedkeurends zeiden, waarna we met een gerust hart het stapelbed in konden klimmen, ik boven, Nico beneden.
Nadat ma met ons een gebed had opgezegd, het licht op onze kamer had uitgedaan en gewaarschuwd had dat we meteen moesten gaan slapen, hoorden we haar voetstappen op de trap, het knarsen van de voorkamerdeur en daarna het sonore geluid van mijn vaders stem, afgewisseld met de stem van mijn moeder en een enkele keer die van Martha en Maaike die, gedempt door het plafond, nagenoeg hetzelfde klonken. Nu en dan de geluiden van de televisie. Ik probeerde fluisterend nog wat te praten met Nico, maar ik hoorde aan zijn regelmatige ademhaling dat hij al in slaap gevallen was.
Mijn vader had de meubels teruggezet op hun oude plaats, met de zorgvuldigheid van een misdadiger die zijn sporen uitwist en vooral niets aan het toeval wil overlaten. De tafel stond weer waar hij hoorde, met de stoelen eromheen. De afdrukken van de wieltjes van het onderstel waarop de kist had gerust waren als voetafdrukken achtergebleven in het tapijt, maar een dag later zou daar ook niets meer van te zien zijn. Martha had het koffiekopje afgespoeld waar de prediker uit had gedronken, het meteen ook afgedroogd en terug in de kast gezet.
Aan tafel waren we, geloof ik, wat stiller geweest dan anders. Ma voorzag onze borden van snijbonen en aardappelen, restjes van de dag ervoor en ik stelde vast dat die precies dezelfde geur hadden en ook hetzelfde smaakten als een dag eerder. De vlek in het tafelkleed zat nog op de plek links van mijn bord, waar ik die een dag of drie eerder had achtergelaten toen ik appelmoes had gemorst. De stem van pa toen hij uit de Bijbel las (‘Looft de Here, want Hij is goed’) klonk even plechtig als op andere dagen, ook toen hij de Heer van harte dankte voor nooddruft en voor overvloed, waar menig mens eet brood der smarte.
De volgende ochtend had Nico meteen de ton met lego omvergegooid achter de bank en nog voor het tijd was om naar school te gaan hadden we ruzie over wie er met de rode steentjes mocht. De dagen die volgden zouden aan ons voorbijtrekken in hetzelfde sjokkende tempo waarin ze dat daarvoor hadden gedaan.
We zwegen over wat er die dag gebeurd was, pa en ma voorop, alsof het iets was om je voor te schamen. Misschien was dat ook wel zo, schaamden ze zich. Alles waarover gezwegen werd, was niet echt gebeurd en kon altijd ontkend of in twijfel getrokken worden. We hoefden niet naar woorden te zoeken voor wat we niet begrepen. Het dagelijkse leven kon desnoods nagespeeld worden tot we ons er zelf niet meer van bewust waren dat we acteerden en samenvielen met onze rol. Er was niets veranderd. Niets wezenlijks.

Het was die ochtend Nico zijn beurt geweest om mee te gaan naar de kerk. De ene week Nico de ochtenddienst en ik de middagdienst, de week daarna andersom, zo was de afspraak. Martha en Maaike pasten beurtelings op, zodat ook zij maar naar een van de twee diensten hoefden.
De ochtenddienst begon om tien uur en duurde als het meezat tot een uurtje of elf, maar dat hing nogal af van de dominee. Het gebeurde wel dat ma, vlak voor ze de deur achter zich dichttrok, waarschuwde dat het die dag weleens uit kon lopen, omdat de dominee van dienst erom bekendstond dat hij lang van stof was. De thuisblijvers moesten ervoor zorgen dat om klokslag elf uur de koffiepot klaarstond, het filter gevuld was met twee afgemeten scheppen koffie en de waterkoker genoeg water bevatte voor een paar kopjes. Vanaf dan was het wachten geblazen en keken we om beurten door het kleine raampje aan de zijkant van het huis, zodat we konden zien wanneer het witte busje in de verte de bocht doorkwam. Dat was het startsein om water op te gaan gieten, zodat, als pa en ma binnenstapten, de keuken al naar verse koffie geurde. Vandaag moesten er twee extra scheppen in het filter, want ome Wim en tante Gerrie zouden op de koffie komen.
Oom Wim en tante Gerrie waren kennissen, die een bank of wat achter ons in de kerk zaten en het meestal roerend met pa en ma eens waren over de preek van die dag. Die eensgezindheid vormde de basis voor een maandelijkse uitnodiging over en weer om na de dienst koffie te komen drinken en instemmend te knikken of afkeurend te brommen als de dominee van die dag werd besproken.

Door de gewoonte van mijn ouders om naast de toch al omvangrijke familie ook buren, kennissen, collega’s, ja zelfs de melkboer en zijn vrouw als ooms en tantes aan te duiden, was ik vroeger op verjaardagen soms onzeker wie ik wel en wie niet een nachtzoen behoorde te geven als we naar bed werden gestuurd. Gelukkig gaf ma daar instructies over in de keuken en al jaren geleden had ze gezegd dat het ook voldoende was om even op de drempel te verschijnen en de hele kamer welterusten te wensen.
Van ome Wim en tante Gerrie wist ik al heel lang dat ze geen familie waren en dat klopte ook wel, want ze zagen er heel anders uit dan pa en ma, vooral dankzij hun zwart omrande, dikke brillenglazen waarachter hun ogen vriendelijk, maar ook ontzagwekkend groot schenen, zoals bij stripfiguren. Als oom Wim zijn bril afzette, leek het of hij zijn hele gezicht afdeed. Regelmatig liet hij zijn mening vergezeld gaan van een nadrukkelijk ‘hè?’ waarmee hij naar bijval hengelde. Die kreeg hij in ruime mate van mijn ouders, al leek hij er ook niet erg onder gebukt te gaan als hij geen reactie kreeg. Tante Gerrie was de vriendelijkheid zelve, al had ze een wat zuinig mondje, waardoor ze heel bezorgd leek over iedere onbenulligheid. Doordat ze dezelfde voornaam had als Gerrie Knetemann noemde ik haar soms per ongeluk ‘oom Gerrie’, een vergissing waarvan ik moeilijk kon inschatten of ze me die kwalijk nam.
De vriendschap tussen mijn ouders en deze mensen was voor een belangrijk deel gestoeld op het gelukkige toeval dat ook zij vier kinderen hadden en dat die kinderen ook nog eens van exact dezelfde leeftijd waren als wij vieren. Tenminste, ongeveer exact. Martha was wat ouder dan Gert-Jan, maar ze zaten allebei al op de middelbare school. Maaike nog niet, maar ze zat wel een klas hoger dan Martin. Janine en ik waren allebei acht en Hannah was dan weer een jaartje ouder dan Nicolaas. Op de zondagen dat er koffiebezoekjes werden afgelegd, moesten wij met elkaar spelen, want dat was nou eenmaal leuk.

[…]

 

© 2022, Cor de Jong

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum