Recensie: Brengt de biografie ons dichter bij de poëzie?

12 oktober 2009 , door Lodewijk Brunt
| | | |

De poëzie van Vladimir Majakovski (1893 – 1930) is berucht; er is geen doorkomen aan. In zijn liefdesgedicht ‘Daarover’ lees je:

Dit thema is
nu
én gebed tot Boeddha
én ’t wet bij de negers het mes voor de baas.
En leeft er op Mars
maar één mens met gemoed, dan
krast
hij
eenzelfde
relaas.

Wie het weet, mag het zeggen. Zou het helpen als je meer over de dichter wist? Aan de hand van Een leven op scherp, de zojuist verschenen biografie van de Zweedse Majakovski-kenner Bengt Jangfeldt, kunnen we de proef op de som nemen.

Jangfeldt heeft niet alleen bibliotheken, briefwisselingen, dagboeken en niet eerder gepubliceerde documenten doorplozen, hij heeft ook uitvoerig gesproken met mensen die Majakovski persoonlijk, soms zelfs intiem hebben gekend. Dat geldt in het bijzonder voor Lili Brik, aan wie Majakovski zijn hart had verloren. Hij vormde met haar en haar echtgenoot een menage à trois en droeg zijn verzamelde werk, waarmee al vroeg een begin werd gemaakt, aan haar op. De relatie hield niet stand: de licht ontvlambare Lili pakte iedere man die haar beviel, wat de net zo ontvlambare Majakovski niet kon verdragen van ‘zijn’ Lili. Niettemin bleef de poëzie een sterke band vormen. Vrijwel iedere regel die hij ooit bedacht, hoorde zij als eerste. Ze was oprecht verzot op zijn gedichten, zeker als hij ze voordroeg: hij had gevoel voor drama en zijn stemgeluid was onweerstaanbaar.

Biograaf Jangfeldt is in zijn stortvloed aan gedetailleerde informatie, waarvan de herkomst soms onduidelijk is, niet altijd even gemakkelijk te volgen. Desondanks laat Majakovski’s levensloop zich redelijk goed te traceren: een tragische figuur, arrogant, zelfingenomen als een gebraden haan, een vleesgeworden opportunist, maar toch verkeerd begrepen en verketterd. Hij deed geweldig zijn best in het gevlij te komen bij het establishment van de Russische revolutie, de boeren en arbeiders (het ‘uitverkoren volk’) en de gevestigde literatoren, maar veel succes had hij niet. Zijn poëzie – die hij ‘futuristisch’ noemde zolang dat profijtelijk was – moest een uitdrukking zijn van de revolutionaire geestesgesteldheid. Hij was op zoek naar een nieuwe taal en nieuwe uitdrukkingsvormen. Zelfs zijn reclameslogans voor de sovjetwinkels (‘Mosselprom, kom er ’es om’) en de propagandistische affiches uit de Eerste Wereldoorlog, waren volgens hem ‘kwaliteitspoëzie’. Zijn gedichten waren niet gebaseerd op burgerlijke fantasieën, maar op droge, harde feiten – revolutionaire gebruikspoëzie.

Ondanks zijn dienstbaarheid aan het grillige schrikbewind van het communisme – hij leefde onder Lenin en Stalin – was Majakovski wereldvreemd. Toen hij in Berlijn was, zijn eerste buitenlandse ervaring, weigerde hij de stad te bekijken. Hij zat de hele dag op zijn hotelkamer te zuipen en te gokken. Zijn felbewogen seksleven kan geen onverdeeld genoegen zijn geweest: hij leed aan smetvrees en was dodelijk bevreesd voor syfilis. De groeiende terreur en de schijnprocessen tegen politieke tegenstanders schenen hem grotendeels te ontgaan – hoewel hij niet te beroerd was om de slachtoffers soms nog een geniepige trap na te geven met een gelegenheidsgedichtje.

Aan de claustrofobische sfeer van het communistische regime heeft hij zich niet al te veel gelegen laten liggen. Net als Lili Brik, wier echtgenoot bij de geheime dienst werkte, kon hij vrij reizen. Hij is op toernee geweest in Mexico, de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland en had dan geld genoeg om dure cadeaus als mantelpakjes, lingerie en zijden kousen mee te nemen voor zijn geliefden. Op verzoek van Lili kocht hij voor zichzelf in Parijs een luxe personenauto. Daar reed hij mee door Moskou: volstrekt uniek in die dagen.

In 1930 pleegde Majakovski de zelfmoord die hij in vele gedichten en brieven al had aangekondigd. Zijn liefdesleven was een puinhoop en met zijn poëzie zat hij op dood spoor. Na zijn overlijden schreef Lili Brik een vurige brief over het grote belang van Majakovski’s werk aan Stalin, die vervolgens verklaarde dat het misdaad tegen de staat zou zijn als deze poëzie in de vergetelheid zou raken. Boris Pasternak merkte later op dat dit de tweede dood van Majakovski was. Zijn werk werd plotseling in enorme aantallen gedrukt en generaties communistische schoolkinderen hebben diep gezucht onder het juk van de verplichte Majakosvki-poëzie. Jangfeldt schrijft dat Majakovski na de val van het communisme nog een derde keer is gestorven, want in korte tijd zijn al zijn standbeelden neergehaald en is zijn werk op de mestvaalt van de geschiedenis terechtgekomen.

Een leven op scherp is spannende lectuur over het leven van Majakovski; de aandacht voor de inhoud van de poëzie is echter te fragmentarisch om bij te dragen aan de waardering voor Majakovski’s werk. Voor een keuze uit Majakovski’s gedichten en prozastukken verwijs ik graag naar De Russische Bibliotheek van uitgeverij G.A. van Oorschot. In 1993 verscheen in die reeks Majakovski, Werken, briljant vertaald door Marko Fondse.

Lodewijk Brunt is emeritus hoogleraar stadssociologie.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum