Leesfragment: Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog

27 november 2015 , door Thomas Weber
| | |

Dit voorjaar verscheen Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog van Thomas Weber (Hitler's First War), in de vertaling van Margreet de Boer en Nico Groen. Deze Nacht kunt u er een uitgebreid fragment uit lezen.

Hij manipuleerde de feiten over zijn rol als strijder voor Duitsland en twijfelde tot eind 1919 over zijn politieke oriëntatie. Met Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog wordt voor het eerst het volledige en demystificerende verhaal verteld van Adolf Hitler als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Thomas Weber doet dat aan de hand van een beschrijving van het regiment waar Adolf Hitler deel van uitmaakte. Op basis van uniek bronnenmateriaal - onder meer de verhalen van soldaten en officieren - laat hij overtuigend zien hoe en waarom Hitler zijn imago van onverschrokken soldaat in stand hield, zoals hij ook in Mein Kampf deed.

1. Een menigte op de Odeonsplatz


  1 augustus – 20 oktober 1914

Op een dag na scheelden ze precies tien jaar. Ze groeiden allebei op in een provinciestadje, beiden waren middelmatige leerlingen en ze wilden alle twee kunstenaar worden. Allebei vertrokken ze op jonge leeftijd naar München, het Duitse mekka voor kunstenaars. Nadat de oorlog was uitgebroken, werden ze bij hetzelfde gloednieuwe regiment ingedeeld. Ze hielden allebei van hun eenheid: het 16e Beierse Reserve-infanterieregiment (rir nr. 16), beter bekend als het List-regiment, naar de eerste commandant, Julius von List. Alle twee gaven ze zich helemaal aan de oorlog. Maar daar houden de overeenkomsten tussen Albert Weisgerber en Adolf Hitler op – en het verschil is niet alleen dat de eerste, anders dan de laatste, tot de kunstacademie werd toegelaten en een van de meest succesvolle Duitse schilders werd, noch dat Weisgerber in de officiële geschiedenis van het List-regiment als een held wordt bejubeld en Hitler vooral schittert door afwezigheid.
Hitlers vooroorlogse vrienden waren aanhangers van de nationalistische, groot-Duitse gedachte, Weisgerber was onder anderen bevriend met Theodor Heuss, de vooraanstaande Duitse liberaal die na de val van de nazi’s de eerste president van West-Duitsland zou worden. Hitlers vrienden zouden zich verdienstelijk maken voor zijn regime, terwijl een van de beste vrienden en collega’s van Weisgerber, Rudolf Levi (een oorlogsvrijwilliger), in 1944 slachtoffer van de Holocaust werd. Hitler had een problematische relatie met vrouwen, Weisgerber was getrouwd en zijn vrouw zou onder de wetten van Neurenberg als ‘half Joods’ worden bestempeld. Hitler had nooit een voet buiten het Duitssprekende deel van Oostenrijk en Zuid-Beieren gezet, Weisgerber had een jaar in Parijs gewoond, waar hij Matisse had ontmoet. Hitler had in München derderangs ansichtkaarten geschilderd, Weisgerber was er tot voorzitter gekozen van de Neue Sezession, de meest avant-gardistische groep onder de expressionisten, waarvan de schilderijen onder Hitler als ‘ontaarde kunst’ werden gebrandmerkt. Om te zien dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het vrijwillig in dienst treden van het List-regiment en de ontwikkelingen in nazi-Duitsland, hoef je dus alleen maar naar hun beider biografieën te kijken.
Voordat we Adolf Hitler en Albert Weisgerber naar het westelijk front volgen, zullen we hen en hun toekomstige kameraden tegenkomen in München op het moment dat bekend werd dat hun land in oorlog was. Daarna zullen we het regiment en de sociale achtergrond van de leden ervan beschrijven en laten zien dat die tijdens hun haastige training onbedoeld werden klaargestoomd om oorlogsmisdadigers te worden zodra ze bij het front aankwamen.

Toen de oorlog in de zomer van 1914 uitbrak, gaven Hitler en Weisgerber beiden bereidwillig gehoor aan de oproep om ten strijde te trekken. Op zondag 2 augustus, de dag na de Duitse oorlogsverklaring, begaf Hitler zich naar de patriottische manifestatie op de Odeonsplatz in het centrum van München. Daar verzamelden zich voor de Feldherrnhalle, die ooit als eerbetoon aan de Beierse bevelhebbers was gebouwd, een massa mannen van wie velen net als hij in de Eerste Wereldoorlog zouden dienen. Op de beroemde foto van de bijeenkomst (zie afbeelding 1) – een foto die een van de iconen van de twintigste eeuw zou worden – zien we Hitler midden in een zee van juichende mensen staan. De foto, zo hebben we keer op keer kunnen lezen, zou twee dingen aantonen: München was door het oorlogsvirus aangestoken en Hitler was representatief voor de doorsnee- Münchenaar. Jarenlang was het idee dat heel Duitsland reikhalzend naar de oorlog had uitgekeken.
Een van de mannen op het Odeonsplatz die samen met Hitler aan het front zouden dienen, was Fridolin Solleder, stagiair bij het Beierse Staatsarchief. In het begin van de jaren dertig zou hij over de bijeenkomst vertellen dat ‘alle nobele passies die in de mens huizen vrij leken te komen. De muziek, de soldatenliederen en de geestdriftige woorden die de lucht vulden, klonken als een hooglied van Duitse kracht, van Duits vertrouwen. Het was een feest van verbroedering en voor velen een laatste afscheid. Ik schudde menigeen de hand die een jaar later in vreemde aarde zou rusten.’
Ook Hitler schreef, toen hij in de jaren twintig in de gevangenis van Landsberg zat, met nostalgie over het weekend dat de oorlog begon. Het was het mooiste weekend in zijn leven geweest. ‘Ik schaam me niet om vandaag toe te geven dat ik me door het enthousiasme van het moment liet meeslepen en op mijn knieën zonk om de hemel uit de volheid van mijn hart te danken dat ik in deze tijd mocht leven,’ schreef hij in Mein Kampf. Net als miljoenen Duitsers had hij uitgekeken naar de oorlog, zo vervolgt hij. ‘De oorlog van 1914 werd de massa’s waarlijk niet opgedrongen, maar was iets waarnaar het gehele volk verlangde.’ Op dat moment van ‘overlopend enthousiasme’ hadden de Duitsers verlangd ‘naar een volledige vereffening van de rekening. Ook ik behoorde tot de miljoenen die dat wilden.’ In Mein Kampf omschrijft Hitler de oorlog als een ‘genadeloze test’ waaraan de godin der voorzienigheid volkeren onderwerpt om te zien hoe ‘loyaal en oprecht’ ze zijn. ‘Net als miljoenen anderen was ik trots en blij dat ik me aan die test mocht onderwerpen.’

Als we hem mogen geloven meldde Hitler, die het jaar daarvoor vrijwel zeker van Wenen naar München was verhuisd om niet in Oostenrijk in dienst te hoeven, zich al de dag na de manifestatie op de Odeonsplatz vrijwillig bij het Beierse leger. Het was ongebruikelijk dat een Oostenrijks staatsburger in Beierse dienst trad. Naar eigen zeggen had hij een petitie bij de Beierse koning ingediend om in Duitse krijgsdienst te mogen treden en een dag later al een brief van het kabinet van de koning ontvangen. ‘Ik opende het document met trillende handen, en nog steeds schieten de woorden mij tekort om mijn vreugde te beschrijven toen ik de instructie las om me bij een Beiers regiment te melden […] Net als voor alle Duitsers begon ook voor mij daarmee de meest gedenkwaardige periode in mijn leven.’ Zijn dankbaarheid en blijdschap kenden geen grenzen, aldus Mein Kampf.
Half augustus werd Hitler, die in april 25 jaar was geworden, als rekruut aangenomen door het zesde rekruteringsbureau van het 2e Beierse Infanterieregiment. Vervolgens werd hij op 1 september 1914 overgeplaatst naar de 1e Compagnie van het diezelfde dag opgerichte List-regiment.
Dat hij zich uit eigen beweging meldde was volgens hem de gewoonste zaak van de wereld. Hij was slechts een van de ‘meer dan twee miljoen Duitse mannen en jongens die zich vrijwillig onder het vaandel schaarden, bereid om hun laatste druppel bloed voor de goede zaak te geven’.
Hetzelfde beeld werd in 1932 door Solleder geschilderd. Na de patriottische manifestatie op de Odeonsplatz die Hitler en hij hadden bezocht, waren mannen volgens hem groepsgewijs naar de rekruteringsbureaus getrokken, waar de meesten bij hetzelfde regiment waren ingedeeld als Hitler en hij:

De toegestroomde oorlogsvrijwilligers verdrongen zich voor het bureau van de militaire dienst. De locoburgemeester van München, dr. Merkt, liep het balkon op en hield een toespraak. De vrijwilligers beantwoordden die spontaan met het uitdagende Duitse lied Die Wacht am Rhein. De meesten van deze vrijwilligers zouden een paar weken later met het Listregiment naar het slagveld gaan.

Een van de vrijwilligers die Solleder voor het rekruteringsbureau kan hebben gezien, was Arthur Rödl. Deze leerling-smid uit München – die 31 jaar later zelfmoord pleegde vanwege zijn betrokkenheid bij de nazimisdaden – zou een van de jongste vrijwilligers van Hitlers regiment worden. Omdat hij in mei pas zestien was geworden, moest hij zich twee jaar ouder voordoen dan hij was toen hij zich op de dag van de patriottische manifestatie in München vrijwillig voor het leger meldde.
Het List-regiment was een van de gloednieuwe vrijwilligersregimenten – dat is althans wat zowel alle Hitler-biografieën als de officiële geschiedenis van het regiment van 1932 en talloze andere publicaties ons vertellen. Het was ‘het eerste Beierse vrijwilligersregiment dat in de oktoberdagen van 1914 aan het westelijk front aankwam’, zo schreef bijvoorbeeld Adolf Meyer in 1934 in zijn vleiende memoires over de dienstjaren van Hitler en hemzelf. Met deze voorstelling van zaken wordt onmiddellijk al geïmpliceerd dat alle leden van Hitlers eenheid, en daarmee ook alle Beieren en Duitsers in het algemeen, net zo enthousiast waren als hijzelf.
Ansichtkaarten die de soldaten van het List-regiment ter beschikking werden gesteld, bekrachtigden het idee dat het om een vrijwilligersregiment ging. Op een van die kaarten was het gedicht afgedrukt dat de vader van Karl Naundorf, een 24-jarige oorlogsvrijwilliger in het regiment, voor hem had geschreven vlak nadat hij zich had gemeld:

Nu, gord om je zwaard, mijn zoon Vrijwillig trek je ten strijde! Moge God je als overwinnaar doen terugkeren, Zo niet, sterf dan als held Voor het beste, dierbare vaderland En ik zeg je als loon: Je was, bent en zult zijn Een dappere, Duitse zoon.

Ook Valentin Witt, een rekruteringsofficier die later in het rir nr. 16 diende, schreef eind 1915 in een pamflet over de wapenfeiten van het Listregiment dat zijn kantoor in augustus door vrijwilligers was bestormd. ‘Ik laat het plakkaat inschrijving vrijwilligers ophangen op de deur van de school die voortaan als de thuisbasis van het bataljon zal dienen, en een uur later al zit het inschrijflokaal barstensvol […] Ze verdringen zich om me als ik naar hun papieren vraag. Iedereen wil de eerste zijn, iedereen is bang dat hij niet meer aan de beurt komt.’ Witt wil de lezer doen geloven dat heel München, de jongeren voorop, niets liever wilde dan vrijwilliger worden:

Ze liepen weg uit de schoolbanken, uit het kantoor, uit de werkplaats om het vaderland te helpen. Alle beroepen waren vertegenwoordigd. In het bijzonder de mannen van de kunsten en wetenschappen, waaraan München hoofdzakelijk zijn klinkende naam en betekenis te danken heeft, melden zich in groten getale. De zonen van de beste families van onze stad laten zich inschrijven, namen die iedereen hier kent. Arm en rijk, zonder onderscheid. Ze geven allemaal gehoor aan de oproep. De liefde voor het vaderland wijst de mannen de weg: te wapen.

Net als Witt zouden ook vele nazipropagandisten beweren dat het regiment vol zat met studenten, kunstenaars en academici. Volgens een gerenommeerde historicus was het grote aantal studenten en academici in de eenheid zelfs een beslissende factor in de vorming van Hitler. Bovendien stelt Witt in zijn pamflet dat de Beierse legerleiding het plan om het List-regiment met ervaren militairen te versterken liet varen toen ze zag dat de vrijwilligers het uitstekend deden. ‘De manschappen van het nieuwe regiment moesten met [reservisten] worden gemengd; men wilde hun ervaren soldaten, die hun verplichte militaire training erop hadden zitten, meegeven.’ Maar toen de superieuren de ‘Listers’ bij de oefeningen zagen, werden zij beoordeeld als volwaardige soldaten, die je met een gerust hart zonder ‘kinderjuffrouw’ op pad kon sturen.

Hoe overtuigend de verhalen van Hitler, Solleder en Witt ook klinken, ze zijn grotendeels fictie. Hitlers verhaal dat hij dankzij het kabinet van de koning als Oostenrijks staatsburger door het Beierse leger werd aangenomen, is vooral ongeloofwaardig omdat deze instantie helemaal niet de bevoegdheid had om speciale dispensatie te verlenen voor de krijgsdienst. En zelfs als het kabinet het verzoek van buitenlanders die zich vrijwillig wilden melden had kunnen inwilligen, dan nog zal het op de tweede dag van de oorlog wel iets anders te doen hebben gehad dan de petitie behandelen van een 25-jarige Oostenrijkse ansichtkaartenschilder. Vaststaat in elk geval dat Hitlers geval niet zo uitzonderlijk was als vaak wordt aangenomen: hij was niet de enige Oostenrijkse soldaat in het List-regiment. Waarschijnlijker is dat hij werd geaccepteerd óf omdat de rekruteringsdienst gewoon niet naar zijn nationaliteit vroeg toen hij zich kwam melden óf omdat de autoriteiten zo blij waren met iedere vrijwilliger dat het ze niet kon schelen dat het een buitenlander was. Een derde mogelijkheid is dat Hitler de Beierse autoriteiten vertelde dat hij de Duitse nationaliteit zou aanvragen. We kunnen het niet meer achterhalen.
Veel belangrijker dan de vraag hoe Hitler precies in Beierse krijgsdienst kon treden, is de bewering dat zijn reactie representatief was voor zijn regiment en Duitsland. Met andere woorden: de massa van de bevolking reageerde net zo op het uitbreken van de oorlog als hij.
Het is waar dat in de dagen voorafgaand aan de oorlogsverklaring fanfarekorpsen in München op straat en in cafés vaderlandslievende liederen hadden gespeeld. Ook hadden studenten en een stelletje herrieschoppers een café kort en klein geslagen waarvan ze de uitbater niet patriottisch genoeg vonden. Maar omdat de meest luidruchtige en zichtbare reacties op de oorlog nog niet de meest gangbare hoeven te zijn, zegt dat niets over de mate waarin deze uitbarstingen van vaderlandsliefde representatief waren voor de hele bevolking. De feiten wijzen erop dat aanvankelijk slechts een minderheid van de Duitsers oprecht stond te juichen over de komst van de oorlog. In het begin heersten er bezorgdheid, angst en verdriet. Zo klaagde de jonge Heinrich Himmler, die op dat moment in het Zuid-Beierse Landshut woonde, op 27 augustus over het gebrek aan enthousiasme over de oorlogsverklaring. In heel Landshut was gesnikt en gehuild, schreef hij op minachtende toon in zijn dagboek. Er blijkt kortom een grote discrepantie te bestaan tussen de eerste reacties zoals door Himmler beschreven en de verhalen die later werden gepubliceerd om de oorlog achteraf zin te geven. De naoorlogse verhalen over augustus 1914 moeten dan ook met een flinke korrel zout worden genomen. Dat geldt eveneens voor de foto van Hitler tussen de mensenmenigte op de Odeonsplatz van 2 augustus (afbeelding 1).
De foto staaft op geen enkele manier Hitlers bewering dat hij representatief was voor de Münchenaren en zegt evenmin iets over de stemming van de toekomstige leden van het List-regiment of van alle Duitsers. Het enige wat de foto feitelijk duidelijk maakt is waarom de maker ervan, Heinrich Hoffmann, later Hitlers hoffotograaf zou worden. In nazi-Duitsland zouden zijn meesterlijke foto’s en de even meesterlijke propagandafilms van Leni Riefenstahl het officiële beeld van Hitler en het jonge, energieke en toekomstgerichte Duitsland creëren.
Op 2 augustus kwam slechts een fractie van de bijna zeshonderdduizend inwoners van München naar de door Hoffmann gefotografeerde manifestatie. Op zijn foto lijkt het alsof het hele plein vol juichende mensen stond. Maar de bewaard gebleven filmbeelden die van dezelfde bijeenkomst werden gemaakt en die niet op de menigte vlak voor de Feldherrnhalle inzoomden zoals Hoffmann dat wel deed, geven een heel ander beeld. Het plein staat lang niet vol. Er is zelfs nog zoveel ruimte dat een tram er in normaal tempo overheen kan rijden. Als het filmpje begint, zien we rusteloze mensen. Pas als ze zien dat ze gefilmd worden, beginnen ze te juichen en met hun hoed te zwaaien. Op dat moment neemt Heinrich Hoffmann, die vlak bij de filmploeg staat, zijn foto. En zo werd de mythe geboren dat het centrum van München door een jubelende, oorlogszuchtige massa werd overspoeld. Aangezien Hitler in het filmpje een minder centrale positie inneemt dan op de foto, kun je je zelfs afvragen of de maker niet met de afdruk heeft geknoeid. Een vermoeden dat wordt versterkt doordat er in het filmpje veel minder mensen voor de Theatiner-kirche staan, die op de achtergrond te zien is, dan op de foto.

Zelfs als het List-regiment een vrijwilligerseenheid in de strikte zin van het woord was geweest, wil dat nog niet zeggen dat iedereen die erin diende op dezelfde manier tegen de oorlog aankeek. Het geval van Eduard Abtmayr, een verstokte misdadiger die zich zo goed als zeker vrijwillig meldde om celstraf te ontlopen, toont aan dat niet alle vrijwilligers ultranationalisten waren die uit pure vaderlandsliefde naar het front wilden. Dat bewijst ook Georg Ferchl. Deze negentienjarige technicus en oorlogsvrijwilliger ging er, toen het regiment nog in München was, bijna twee weken vandoor omdat hij vond dat zijn superieuren niet genoeg aandacht voor hem hadden (een gevoel dat heel veel recruten hadden).
Hoe dan ook, anders dan de gangbare mening wil, was Hitlers regiment geen vrijwilligerseenheid. Het is niet bekend hoeveel van degenen die samen met Solleder voor het grootste rekruteringsbureau in München stonden uiteindelijk bij het List-regiment terechtkwamen. Maar we weten wel dat ze niet representatief waren voor het hele regiment. In het boek over de regimentsgeschiedenis is een schilderij opgenomen van de massa vrijwilligers over wie Solleder vertelde. De schilder had evenwel niet eens de handigheid van Hoffmann nodig om de werkelijkheid te verdraaien. Hij kon gewoon zijn naoorlogse wensdroom over het elan en de eensgezindheid die in het Duitsland van augustus 1914 zouden hebben bestaan, op het doek kwasten.
Van meet af aan vormden de vrijwilligers slechts een minderheid binnen het List-regiment. Van degenen die voor eind 1914 bij de eenheid werden ingedeeld, was dertig procent vrijwilliger. In Hitlers compagnie lag dat getal nog lager: ruim 85 procent van de manschappen was, in tegenstelling tot hemzelf, dienstplichtig.
De groep die het meest het door de nazi’s verspreide beeld – dat Hitler in een vrijwilligersregiment had gediend – benaderde, werd ironisch genoeg gevormd door de Joden. Leo Guggenheim bijvoorbeeld, die koud terug was van een half jaar Italië om er de taal te leren, meldde zich onmiddellijk na de oorlogsverklaring vrijwillig. In 1914 waren drie van de in totaal zes Joden in het rir nr. 16 niet dienstplichtig. Dat hoge percentage werd echter veroorzaakt doordat ze als groep veel hoger dan gemiddeld waren opgeleid en ook uit een beter milieu kwamen. Vergeleken met hun protestantse en katholieke regimentsgenoten uit dezelfde sociale laag was het percentage vrijwilligers onder de Joden niet ongewoon. Een andere afwijking van het gangbare beeld was dat er onder de vrijwilligers maar heel weinig studenten en middelbare scholieren waren (nog geen vijf procent). Opmerkelijk is echter dat van alle studenten in de eenheid maar liefst 72 procent zich vrijwillig had gemeld, ongeacht hun godsdienstige achtergrond.
Het onderzoek wijst tevens uit dat de overgrote meerderheid van de manschappen van het regiment (ruim zeventig procent), anders dan Albert Weisgerber maar net als Adolf Hitler, niet in dienst was geweest. Maar dat betekende nog niet dat ze vrijwilligers waren. Ze hadden bij de zogeheten Ersatzreserve gezeten. Officieel bestond in het Duitse Keizerrijk de algemene dienstplicht. Maar door gebrek aan faciliteiten en geld kon de krijgsmacht jaarlijks maximaal 55 procent van de nieuwe lichting in dienst nemen. Degenen die niet in dienst hoefden, kregen in de meeste gevallen geen oproep. Er waren echter ook jongemannen die wel een oproep ontvingen, maar die rechtstreeks in de Ersatzreserve werden gedumpt. Deze ‘extra reserve’ bestond uit rekruten die ongeschikt werden geacht voor de militaire dienst in vredestijd, maar die wel zo’n goede conditie hadden dat ze ingeval van oorlog konden worden opgeroepen. Het List-regiment werd dus niet met vrolijke vrijwilligers bemand, maar met eerder afgekeurde mannen die door het Duitse leger bij elkaar waren geraapt in een laatste poging om voldoende troepen te krijgen om Frankrijk te verslaan voordat de strijd met Rusland echt zou beginnen.

Half augustus begon de training van Hitler en de andere soldaten van het rir nr. 16 op verschillende plekken in München. Ze hadden nog geen twee maanden om zich voor te bereiden op hun vuurdoop, die zich zou voltrekken in de eerste slag bij Ieper. Op 8 september sprak kolonel Julius von List, die als 49-jarige beroepsmilitair zojuist het bevel over het regiment had gekregen, de volgende welkomstwoorden uit:

Kameraden! Ik […] heet alle officieren, artsen en beambten, alle Offiziersstellvertreter (‘plaatsvervangend officieren’), onderofficieren en manschappen hartelijk en vol vertrouwen welkom. Het regiment, waarvan de manschappen grotendeels onopgeleid zijn, moet over een paar weken klaar zijn voor mobiele inzet. Dit is een moeilijke, maar gezien de voortreffelijke stemming waarin alle leden van het regiment verkeren geen onuitvoerbare taak. […] Met Gods zege, aan het werk voor keizer, koning en vaderland!

Dat de oorlog ook invloed had op het leven in München ondervonden Hitler en zijn kameraden al snel. Zelfs het beroemde Münchense Oktoberfest werd door de Beierse autoriteiten afgeblazen.
Het List-regiment mocht dan geen vrijwilligerseenheid zijn, de dienstplichtigen waren even slecht voorbereid op en getraind voor het oorlogsbedrijf als degenen die zich uit vrije wil hadden gemeld. Omdat de kazernes in de stad te klein waren voor alle rekruten en vrijwilligers, waren soldaten als Hitler, Solleder en Weisgerber in inderhaast omgebouwde scholen ondergebracht. Hitler droeg voor het eerst van zijn leven een uniform – een simpel groengrijs uniform met op de naad van de broek een rode streep en op de epauletten ook in het rood ‘rir 16’ genaaid. Volgens de instructies mocht hij onder geen beding een plooi in zijn broek persen, moest hij die in zijn nieuwe laarzen stoppen en een dikke riem over het jasje dragen. Omdat er geen helmen en legerrugzakken meer waren, kregen Hitler en zijn kameraden een gewone rugzak en een hoofddeksel van oliegoed dat met grijs katoen was overtrokken om het meer op een helm te laten lijken. Ze zouden het slagveld dus worden opgestuurd met nephelmen, die nauwelijks tot geen bescherming boden en die, zoals ze zouden ontdekken, door andere schietgrage Duitse militairen vanuit de verte werden aangezien voor Britse helmen. Uit de slechte uitrusting kan worden opgemaakt dat Weisgerber en Hitler bij een regiment dienden dat laag in de pikorde van het Beierse leger stond, een situatie die de hele oorlog zou voortduren.
Tijdens de opleiding in München leerden de nog niet getrainde soldaten als Hitler hoe hun regiment functioneerde en welke plaats het in de Duitse krijgsmacht innam. Het List-regiment was een van de ruim vierhonderd Duitse infanterieregimenten en maakte deel uit van de net opgerichte 6e Beierse Reservedivisie (de rd nr. 6). De divisie bestond uit in totaal vier reserve-infanterieregimenten en cavalerie- en artillerie-eenheden (het 6e Beierse Reserve-cavalerieregiment en het 6e Beierse Reserveartillerieregiment), waaraan later nog een genie-eenheid (de 6e Beierse Reserve-geniecompagnie) werd toegevoegd. Het Beierse leger genoot onder het in 1871 uitgeroepen Duitse Keizerrijk een semi-autonome status binnen de Duitse strijdkrachten en viel zo ook niet onder het opperbevel van de keizer. Alleen dat laatste veranderde in oorlogstijd. Terwijl de legers van de kleinere Duitse landen allang in de Pruisische krijgsmacht waren geïntegreerd, hadden de grotere staten hun eigen leger behouden. Met als gevolg dat de Duitse strijdkrachten uit vier afzonderlijke legers bestonden: het Pruisische, Beierse, Saksische en Württembergse. De drie zusterinfanterieregimenten van het List-regiment waren het rir nr. 17, rir nr. 20 en rir nr. 21. Ze hadden dezelfde sociale samenstelling als dat van Hitler, maar waren in een van de drie andere militaire districten van Beieren gevormd. Maar doordat al deze eenheden ook een aanzienlijk aantal rekruten van buiten het eigen district hadden gekregen, hadden ze alle vier een algemeen Beiers karakter. Zoals Hitler en zijn strijdmakkers algauw zouden merken, vormden twee reserve-infanterieregimenten een brigade. Het rir nr. 16 en rir nr. 17 – beide uit Zuid-Beieren – vormden de 12e Beierse Reservebrigade (de rib nr. 12), en het rir 20 en rir 21 uit Frankenland en Noord-Beieren de 14e Beierse Reservebrigade.
Op het moment dat het regiment gevechtsklaar was, bestond het uit drie bataljons, die elk waren onderverdeeld in vier compagnieën. Een bataljon telde duizend man. Toch dienden er in de oorlog veel meer dan drieduizend mannen bij het List-regiment. Blijkens het personeelsbestand maakten op enig moment tussen 1914 en 1918 16.000 man deel uit van het regiment. Omdat veel namen in de bestanden van meerdere compagnieën voorkomen, was het werkelijke aantal kleiner. Zo wordt Hitler twee keer genoemd: als lid van de 1e compagnie, waarbij hij het eerste jaar diende, en als lid van de 3e compagnie, waarbij hij de rest van de oorlog was ingedeeld. De bataljons en compagnieën werden door ervaren officieren aangevoerd. Dat gold ook voor de bevelhebber van Hitlers bataljon, Julius Graf von Zech auf Neuhofen, een voormalig gouverneur van Duits-Togo die voor het eerst sinds zeventien jaar weer commandant van een militaire eenheid was.
Tot begin oktober kregen Hitler en zijn kameraden een militaire spoedcursus. Ze leerden schieten, tenten opzetten en hoe ze aan het front drinkwater moesten koken. Dat de middelen schaars waren en het rir nr. 16 niet hoog in de hiërarchie van het Beierse leger stond, wordt bevestigd doordat ze oefenden met een oud model geweer, dat anders werkte dan het geweer dat ze aan het front zouden krijgen. Voor de meeste soldaten, onder wie vrijwel zeker ook Hitler, zal dit de eerste keer zijn geweest dat ze zo’n wapen in handen hadden.

 

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum