Leesfragment: Antifragiel

27 november 2015 , door Nassim Nicholas Taleb

Antifragiel leert ons hoe we moeten handelen en leven in een wereld vol chaos, hoe we moeten omgaan met wat we niet begrijpen.  Antifragiel is het laatste deel van Nassim Nicholas Taleb's vierdelige Inverto studie, en volgens hemzelf tevens het belangrijkste deel. 'Dit boek is een samensmelting van mijn verleden als professional en "volatiliteitsdeskundige", gecombineerd met mijn intellectuele en filosofische interessen in toevallige variatie en onzekerheid, die ik eerder los van elkaar heb verkend.' Wij publiceren voor.

Antifragiliteit is meer dan veerkracht of bestand zijn tegen Zwarte Zwanen. Wie antifragiel is, is dol op chaos en wordt er beter van, zoals het veelkoppige monster Hydra uit de Griekse mythologie: elke keer als een van zijn koppen werd afgehakt, groeiden er twee voor terug. Antifragiliteit schuilt in alles wat met de tijd verandert: evolutie, ideeën, politieke systemen, cultureel of economisch succes, recepten, geruchten, onlusten, opkomende steden, rechtssystemen, bacteriële weerstand, de menselijke soort... Incerto is de studie van Nassim Nicholas Taleb naar onzekerheid, risico en menselijk falen in de vorm van een persoonlijk essay met autobiografische secties, verhalen, parabels, en filosofische, historische en wetenschappelijke discussies. Antifragiel is het slotdeel van Incerto. De andere delen zijn: Misleid door Toeval, De Zwarte Zwaan en Het Bed van Procrustes. Nassim Nicholas Taleb is literator, belegger en hoogleraar aan het Polytechnic Institute van New York University. Hij wijdt zijn leven aan de studie van toeval, waarschijnlijkheid, denkfouten en kennisfilosofie.

Proloog
I – Hoe te houden van de wind

Wind dooft kaarsen en wakkert vuur aan.
Iets dergelijks geldt voor toeval, onzekerheid, chaos: je wilt ze benutten, je er niet voor verstoppen. Je wilt het vuur zijn en naar wind verlangen. Dit vat de niet-meegaande instelling van de auteur ten opzichte van toeval en onzekerheid samen.
We willen méér dan onzekerheid overleven, méér dan het maar nét redden. We willen onzekerheid overleven en bovendien het laatste woord hebben, als een bepaald slag fanatieke, Romeinse stoïcijnen. Het doel is het onzichtbare, het opake en het onverklaarbare temmen, domineren en zelfs overwinnen.
Maar hoe?

I I – Het antifragiele

Sommige dingen zijn gebaat bij schokken; ze groeien en bloeien bij veranderlijkheid, toevallige variatie, wanorde en stressoren, en houden van avontuur, risico en onzekerheid. Maar ondanks de alomtegenwoordigheid van dit fenomeen bestaat er nog geen woord voor dit exacte tegendeel van fragiel. Laten we het antifragiel noemen.
Antifragiliteit is méér dan veerkracht of robuustheid. Het veerkrachtige absorbeert schokken en blijft onveranderd; het antifragiele wordt er beter van. Deze eigenschap ligt ten grondslag aan alles wat in de loop van de tijd is veranderd: evolutie, cultuur, ideeën,revoluties, politieke systemen, technologische innovatie, culturele en economische successen, het overleven van bedrijven, lekkere recepten (kippensoep, of steak tartare met een klein scheutje cognac), de groei van steden, culturen, rechtsstelsels, regenwouden, bacteriële resistentie… zelfs het bestaan van onze eigen soort op deze planeet. Antifragiliteit bepaalt de grens tussen wat leeft en organisch (of complex) is, zoals het menselijk lichaam, en wat inert, zoals een tastbaar voorwerp (bijvoorbeeld de nietmachine op je bureau).
Het antifragiele houdt van toevallige variatie en onzekerheid, wat ook – en dit is belangrijk – een voorliefde voor fouten inhoudt, een bepaald soort fouten. Antifragiliteit heeft de bijzondere eigenschap dat ze ons in staat stelt met het onbekende om te gaan, dingen te doen die we niet begrijpen – en ze goed te doen. Laat me het stelliger formuleren: dankzij antifragiliteit zijn we over het algemeen beter in doen dan in denken. Ik ben liever dom en antifragiel dan zeer slim en fragiel.
Het is niet zo moeilijk om dingen aan te wijzen die van een zekere hoeveelheid stressoren en veranderlijkheid houden: economische systemen, ons lichaam, voeding (diabetes en alzheimer zijn vooral te wijten aan te weinig variatie in voeding en de afwezigheid van stressoren als een incidentele hongersnood), onze psyche. Er zijn zelfs financiële contracten die antifragiel zijn, expliciet bedoeld om voordeel te halen uit volatiliteit in de markt.
Door antifragiliteit kunnen we fragiliteit beter begrijpen. Net zoals we onze gezondheid niet kunnen verbeteren zonder ziektes te bestrijden, of onze welvaart zonder eerst verliezen te beperken, zijn fragiliteit en antifragiliteit onderdeel van een spectrum.

Het niet-voorspellen

Door de werking van antifragiliteit te doorgronden kunnen we systematische en algemene richtlijnen opstellen voor niet-voorspellende besluitvorming in onzekere omstandigheden, in het zakenleven, de politiek, de geneeskunde en het leven in het algemeen – overal waar het onbekende de boventoon voert, in elke situatie waarin toeval, onvoorspelbaarheid, opaciteit of gebrekkige kennis heerst.
Nagaan of iets fragiel is, is veel gemakkelijker dan een schadelijke gebeurtenis voorspellen. Fragiliteit kan worden gemeten; risico is niet meetbaar (behalve in casino’s of in de hoofden van mensen die zichzelf ‘risico-expert’ noemen). Dit vormt een oplossing voor wat ik het Zwarte-Zwaanprobleem heb genoemd: de onmogelijkheid om de risico’s van ingrijpende, zeldzame gebeurtenissen in te schatten en het plaatsvinden ervan te voorspellen. Het is gemakkelijker om te bepalen of iets gevoelig is voor schade als gevolg van volatiliteit dan om de gebeurtenis die de schade veroorzaakt, te voorspellen. Ik stel dus voor onze huidige visie op voorspellen, prognosticeren en risicomanagement radicaal te veranderen.
Voor elk domein of toepassingsgebied stel ik regels voor om van het fragiele naar het antifragiele te gaan, door fragiliteit te verminderen of antifragiliteit toe te voegen. Antifragiliteit (en fragiliteit)kan bijna altijd worden opgespoord met een eenvoudige asymmetrietest: alles wat meer voordeel dan nadeel ondervindt van toevallige gebeurtenissen (of bepaalde schokken) is antifragiel; voor het fragiele geldt het tegenovergestelde.

Verlies van antifragiliteit

Als antifragiliteit de eigenschap is van alle natuurlijke (en complexe)systemen die hebben overleefd, zal het wegnemen van veranderlijkheid, toevallige variatie en stressoren ze schaden. Ze zullen wegkwijnen, sterven of uiteenvallen. We hebben onze economie, onze gezondheid, het politieke leven, het onderwijs, enzovoort, gefragiliseerd door toevallige variatie en volatiliteit te onderdrukken. Net zoals een maand in bed blijven liggen (bij voorkeur met de onverkorte Oorlog en vrede of alle 86 afleveringen van The Sopranos) tot spieratrofie leidt, worden complexe systemen zwakker als we stressoren wegnemen. Veel in onze moderne, gestructureerde wereld schaadt ons vanwege top-down-beleid en verzinsels (in dit boek ‘Sovjet-Harvard-misleidingen’ genoemd) die exact dat doen: een belediging voor de antifragiliteit van systemen.
Het is de tragiek van de moderne tijd: net als neurotische, overbeschermende ouders, brengen degenen die ons proberen te helpen juist de meeste schade toe.
Alles wat top-down is, maakt zwakker en blokkeert antifragiliteit en groei; alles wat bottom-up is, gedijt onder de juiste mate van stress en wanorde. Het ontdekkingsproces zelf (innovatie, technologische vooruitgang) is afhankelijk van antifragiel geknutsel – eerder van het dragen van excessieve risico’s dan van een officiële opleiding.

Voordelen ten koste van anderen

Dit brengt ons bij de grootste fragilisator in de samenleving en de grootste veroorzaker van crises: de afwezigheid van ‘skin in the game’, persoonlijk financieel risico bij het werk. Sommigen worden antifragiel ten koste van anderen door voordeel (of winst) uit veranderlijkheid, variatie en wanorde te halen en anderen bloot te stellen aan de risico’s van verlies of schade. Dergelijke antifragiliteit-ten-van-fragiliteit-voor-anderen is verborgen. Door de blindheid van de Sovjet-Harvard-intelligentsia voor antifragiliteit wordt deze asymmetrie zelden gezien en is ze (tot dusver) nooit onderwezen. En zoals we tijdens de in 2008 begonnen financiële crisis hebben gemerkt,maakt de groeiende complexiteit van moderne instellingen en de politiek het gemakkelijk deze explosieve risico’s voor anderen te verbergen. Terwijl in het verleden alleen mensen met status en positie risico’s namen en de nadelen van hun handelen droegen – en degenen die dat zelfde voor anderen deden tot held werden uitgeroepen – is tegenwoordig precies het tegenovergestelde het geval. We zijn getuige van de opkomst van een nieuwe klasse omgekeerde helden: bureaucraten, bankiers, Davos-bezoekende leden van de IAN (Internationale Associatie van Namedroppers) en academici met te veel macht en te weinig tegenslag of verantwoordelijkheidsgevoel. Zij misbruiken het systeem terwijl de burgers de prijs betalen.
Nog nooit hebben zo veel niet-risiconemers, dat wil zeggen mensen die zichzelf niet persoonlijk aan risico blootstellen, zo veel controle uitgeoefend.
De voornaamste ethische stelregel is deze: gij zult geen antifragiliteit nastreven ten koste van de fragiliteit van anderen.

I I I – Het tegengif voor de Zwarte Zwaan

Ik wil gelukkig leven in een wereld die ik niet begrijp.
Zwarte Zwanen (met hoofdletters) zijn grootschalige, onvoorspelbare en chaotische gebeurtenissen met ingrijpende gevolgen – gebeurtenissen die niet voorspeld zijn door een waarnemer, die vaak de ‘kalkoen’ wordt genoemd wanneer hij zowel verrast als geschaad wordt door deze gebeurtenissen. Ik heb eerder beweerd dat de geschiedenis vooral door Zwarte-Zwaangebeurtenissen wordt gemaakt, terwijl wij ons bezighouden met het verdiepen van onze kennis over het gewone, en modellen en theorieën opstellen die totaal ongeschikt zijn om ingrijpende gebeurtenissen in kaart te brengen of te voorspellen.
Zwarte Zwanen gijzelen ons brein en geven ons het gevoel dat we ze ‘tot op zekere hoogte’ of ‘bijna’ hebben voorspeld, omdat ze achteraf bezien verklaarbaar zijn. Door deze illusie van voorspelbaarheid zijn we ons niet bewust van de rol van deze Zwarte Zwanen in ons leven. Het leven is veel ingewikkelder dan ons geheugen ons doet geloven. Ons brein maakt de geschiedenis rimpelloos en lineair, waardoor we geneigd zijn de toevallige variatie te onderschatten. Maar als we die onderkennen, zijn we er bang voor en reageren we er overdreven op. Vanwege deze angst en hang naar orde kunnen sommige menselijke systemen – door verstoring van de onzichtbare of minder goed zichtbare logica achter bepaalde zaken – door Zwarte Zwanen worden geschaad en er bijna nooit voordeel uit halen. Als je op zoek gaat naar orde, krijg je schijnorde; je krijgt slechts een bepaalde mate van orde en controle als je toevallige variatie omarmt.
Complexe systemen bestaan uit talloze onderlinge afhankelijkheden – lastig te detecteren – en niet-lineaire reacties. ‘Niet-lineair’ betekent dat als je bijvoorbeeld de dosis van een bepaald geneesmiddel verdubbelt, je niet tweemaal het beoogde eff ect krijgt, maar veel meer of veel minder. Twee weekendjes in Philadelphia zijn niet twee keer zo leuk als een enkel weekendje – mijn persoonlijke ervaring. Als de respons grafi sch wordt weergegeven, verschijnt er geen rechte lijn (‘lineair’), maar eerder een curve. In een dergelijke omgeving zijn eenvoudige oorzakelijke verbanden ongeschikt. Het is moeilijk om te zien hoe iets werkt als je naar losse onderdelen kijkt.
Door de mens ontworpen complexe systemen worden over het algemeen gekenmerkt door cascades en wilde reactieketens die de voorspelbaarheid verminderen of zelfs elimineren en buitensporige gebeurtenissen veroorzaken. De technologische kennis neemt dus misschien wel toe in de moderne wereld, maar de paradox is dat de dingen daardoor veel onvoorspelbaarder worden. Vanwege redenen die samenhangen met de toename van het kunstmatige, het afzweren van voorouderlijke en natuurlijke modellen en het verlies van robuustheid door overdreven ingewikkelde ontwerpen, gaan Zwarte Zwanen een belangrijkere rol spelen. Bovendien zijn we het slachtoff er van een nieuwe ziekte, in dit boek neomania genoemd,waardoor we systemen bouwen die kwetsbaar zijn voor Zwarte Zwanen – ‘vooruitgang’.
Een vervelend aspect van het Zwarte-Zwaanprobleem – en eigenlijk het belangrijkste, vaak onopgemerkte punt – is dat de kans op zeldzame gebeurtenissen domweg niet te berekenen is. We weten veel minder over overstromingen die eens in de honderd jaar plaatsvinden dan over overstromingen die eens in de vijf jaar plaatsvinden – de model fout neemt in het geval van kleine kansen toe. Hoe zeldzamer een gebeurtenis, hoe minder goed handelbaar, en hoe minder we weten over de frequentie waarmee die plaatsvindt. En toch, hoe zeldzamer de gebeurtenis, hoe groter het vertrouwen van die ‘wetenschappers’ die zich met voorspellingen en modellering bezighouden en op conferenties kleurrijke powerpoint-presentaties met talloze vergelijkingen laten zien.
Het helpt enorm dat de natuur, dankzij haar antifragiliteit, de grootste deskundige op het gebied van zeldzame gebeurtenissen is, en de beste manager van Zwarte Zwanen. Ze is in de loop van miljarden jaren zover gekomen, zonder veel bemoeienis van hoogopgeleide, door headhunters aangedragen managers. Antifragiliteit is niet alleen het tegengif voor de Zwarte Zwaan; door inzicht in antifragiliteit zullen we er minder tegen opzien om het belang te aanvaarden van dergelijke gebeurtenissen voor de geschiedenis, technologie, kennis en wat dan ook.

Robuust is niet robuust genoeg

Bedenk dat de natuur niet enkel ‘veilig’ is. Ze gaat zeer voortvarend te werk met vernietigen en vervangen, selecteren en herschikken. Wanneer het om toevallige gebeurtenissen gaat, is ‘robuust’ beslist niet goed genoeg. Op lange termijn zal alles wat ook maar enigszins kwetsbaar is door de meedogenloze tijd worden vernietigd. En toch bestaat onze planeet al vier miljard jaar. Robuustheid kan dus niet het enige zijn: we hebben absolute robuustheid nodig om te voorkomen dat een klein scheurtje het systeem platlegt. Gezien de onhaalbaarheid van absolute robuustheid hebben we een mechanisme nodig waarmee het systeem zichzelf continu kan herstellen, juist door gebruik te maken van willekeurige gebeurtenissen, onvoorspelbare schokken, stressoren en volatiliteit.
Het antifragiele heeft op lange termijn baat bij fouten in voorspellingen. Als we dit idee doortrekken, zouden veel dingen die baat hebben bij toevallige variatie tegenwoordig de wereld moeten domineren en zouden zaken die daar schade van ondervinden, verdwenen moeten zijn. Dat is nou net het geval. We hebben de indruk dat de wereld functioneert dankzij geprogrammeerd ontwerp, universitair onderzoek en bureaucratische budgetten, maar er is zéér overtuigend bewijs dat dit slechts een illusie is, de illusie die ik noem vogels doceren hoe ze moeten vliegen. Technologie is het resultaat van antifragiliteit, waarvan risiconemers gebruik maken in de vorm van knutselen en trial-and-error; door nerds bedachte ontwerpen spelen slechts een bijrol. Technici en knutselaars ontwikkelen dingen, geschiedenisboeken worden geschreven door academici. We moeten de historische interpretaties van groei, innovatie en veel andere zaken bijstellen.

Over de meetbaarheid van (bepaalde) zaken

Fragiliteit is goed meetbaar, risico een stuk minder – vooral risico dat hoort bij zeldzame gebeurtenissen.*
Ik zei dat we fragiliteit en antifragiliteit kunnen inschatten en zelfs meten, terwijl we risico’s en de kans op schokken en zeldzame gebeurtenissen niet kunnen inschatten, hoe verfi jnd we ook worden. Het risicomanagement zoals dat momenteel wordt bedreven, bestudeert gebeurtenissen die plaatsvinden in de toekomst, en alleen enkele economen en andere krankzinnigen zullen – hoewel de ervaring anders leert – beweren dat ze het in de toekomst plaatsvinden van zeldzame gebeurtenissen kunnen ‘meten’. Schlemielen laten zich hierdoor maar al te gemakkelijk overtuigen – tegen de ervaring en de uitkomst van eerdere voorspellingen in. Maar fragiliteit en antifragiliteit maken deel uit van de huidige eigenschappen van een object, of dat nu een koffietafel, een bedrijf, een marktsector, een land of een politiek systeem is. We kunnen fragiliteit detecteren, zien en in veel gevallen zelfs meten – zo niet absoluut, dan toch relatief, met een kleine foutmarge, terwijl risicovergelijkingen (tot nog toe) onbetrouwbaar zijn gebleken. Je kunt onmogelijk met enige mate van betrouwbaarheid zeggen dat een bepaalde gebeurtenis of schok in de toekomst waarschijnlijker is dan een andere (tenzij je jezelf graag voor de gek wilt houden); maar je kunt met veel meer overtuiging stellen dat een object of structuur fragieler is dan een ander object of een andere structuur, als er een zeker iets mee gebeurt. Je kunt er redelijk zeker van zijn dat je grootmoeder gevoeliger is voor plotselinge temperatuurschommelingen dan jij bent, dat een of ander militair bewind bij een politieke omwenteling fragieler is dan Zwitserland, dat de ene bank bij een crisis fragieler is dan de andere of dat een slecht gebouwd modern kantoor bij een aardbeving fragieler is dan de kathedraal van Chartres. En – cruciaal – je kunt zelfs voorspellen welke van de twee langer overeind blijft.
In plaats van over risico te spreken (een nogal laf begrip dat te maken heeft met voorspellen) pleit ik voor het begrip fragiliteit, dat helemaal niets te maken heeft met voorspellen, en dat, anders dan risico, een interessant woord heeft dat zijn functionele tegenhanger beschrijft: het beslist niet laffe begrip antifragiliteit.
Om antifragiliteit te meten, kunnen we een steen-der-wijzenachtig recept gebruiken, op basis van een korte en bondige regel waarmee we het concept kunnen identificeren in verschillende domeinen, van gezondheid tot de inrichting van samenlevingen.
In de praktijk passen we het concept onbewust al toe, en verwerpen we het bewust – met name in het intellectuele leven.

De fragilista

Ons idee is om niet te maken te krijgen met dingen die we niet begrijpen. Maar goed, er zijn mensen die juist het tegenovergestelde doen. De fragilista behoort tot die groep mensen die strak in pak zitten, ook op vrijdag. Hij ondergaat je grappen met ijzige ernst en ontwikkelt doorgaans al vroeg in zijn leven rugproblemen door achter het bureau, in het vliegtuig, en in kranten gedoken te zitten. Hij is vaak verwikkeld in een vreemd ritueel, dat over het algemeen ‘vergadering’ wordt genoemd. Behalve dat hij over deze kenmerken beschikt, denkt hij eigenlijk dat wat hij niet ziet niet bestaat, of dat wat hij niet begrijpt niet bestaat. In wezen verwart hij het onbekende met het niet-bestaande.
De fragilista is ontvankelijk voor de Sovjet-Harvard-illusie, het (op onwetenschappelijke gronden) overschatten van de reikwijdte van wetenschappelijke kennis. Vanwege die illusie is hij een zogenaamde naïeve rationalist, een rationaliserend iemand of gewoon een rationalist, in de zin dat hij meent dat de oorzaken van verschijnselen direct tot zijn beschikking staan. En laten we rationaliseren niet verwarren met rationaliteit – de twee zijn bijna elkaars tegengestelden. Buiten de natuurkunde, en over het algemeen in complexe domeinen, zijn de redenen voor bepaalde verschijnselen minder voor de hand liggend geworden, zeker voor de fragilista. Deze eigenschap van natuurlijke verschijnselen, dat ze niet overduidelijk in een gebruiksaanwijzing beschreven zijn, vormt helaas geen grote hindernis: sommige fragilista’s steken de koppen bij elkaar om zelf de gebruiksaanwijzing te schrijven, geïnspireerd door hun eigen definitie van ‘wetenschap’.
Dankzij de fragilista is er in de moderne cultuur een steeds grotere blinde vlek ontstaan voor het mysterieuze, het ondoordringbare, dat wat Nietzsche het ‘dionysische’ heeft genoemd.
Of, om Nietzsche te parafraseren in het iets minder poëtische, maar niet minder inzichtrijke taaltje uit Brooklyn: het is wat onze man Dikke Tony een ‘schlemielenspelletje’ noemt.
Kort gezegd is de fragilista (medisch, economisch, sociaal-beleid) iemand die maakt dat je meegaat in beleid en daden, alle kunstmatig, waarvan de voordelen klein en zichtbaar zijn, en de neveneffeecten mogelijk ingrijpend en onzichtbaar.
Zo heb je de medische fragilista, die te zwaar ingrijpt, het natuurlijk genezende vermogen van het lichaam onderschat en medicijnen met zware bijwerkingen voorschrijft; de beleidsfragilista (de interveniërende sociaal-beleidsmaker), die de economie verwart met een wasmachine die hij steeds maar weer moet repareren en vervolgens molt; de psychiatrische fragilista, die medicijnen aan kinderen voorschrijft om hun intellectuele en emotionele functioneren te ‘verbeteren’; de hockeymoederfragilista; de financiële fragilista, die mensen ‘risicomodellen’ laat gebruiken waarmee het bancaire stelsel de das wordt omgedaan (en daar mee doorgaat); de militaire fragilista, die complexe systemen verstoort; de voorspellende fragilista, die ons meer risico’s laat nemen; en nog vele anderen.**
Zeker, het politieke debat mist nog een concept. Politici richten zich in hun speeches, beleid en beloften op de vage begrippen van ‘veerkracht’ en ‘soliditeit’, niet op antifragiliteit. Tegelijkertijd verstikken ze de mechanismen van groei en ontwikkeling. Wat we hebben bereikt, hebben we niet bereikt dankzij het laff e begrip veerkracht. Sterker nog, wat we hebben bereikt, hebben we niet bereikt door beleidsmakers – maar door de bereidheid van een bepaalde groep mensen om risico’s te nemen en fouten te maken, en die mensen moeten we aanmoedigen, beschermen en respecteren.

Eenvoud als beste oplossing

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, vereist een complex systeem geen ingewikkelde regels en principes. Hoe eenvoudiger, hoe beter. Complexiteit leidt tot vermenigvuldigbare ketens van onverwachte gevolgen. Vanwege de opaciteit leidt een ingreep tot onvoorziene consequenties, die worden gevolgd door verontschuldigingen voor het ‘onverwachte’ ervan, en door een volgende interventie, om de bijkomende gevolgen recht te zetten. Een en ander resulteert in een woud van zich vertakkende, ‘onverwachte’ reacties, de ene nog erger dan de andere.
Toch is het lastig gebleken om eenvoud in het moderne leven te brengen, omdat dit indruist tegen de instelling van een bepaalde groep mensen – mensen die complexiteit juist opzoeken om hun werk te kunnen rechtvaardigen.
Minder is méér en doorgaans een stuk effectiever. Ik zal dan ook een klein aantal trucjes, richtlijnen en verboden presenteren: hoe te leven in een wereld die we niet begrijpen of, beter gezegd, hoe we niet bang hoeven te zijn om te werken met dingen die we gewoonweg niet begrijpen, en, principiëler, hoe we dat moeten aanpakken. Of nog beter, hoe we onze onwetendheid kunnen accepteren en ons niet hoeven te schamen voor onze menselijkheid – hoe we er uitgesproken trots op kunnen zijn. Dat kan echter enige structurele veranderingen vergen.
Wat ik voorstel, is een routekaart om door de mens ontwikkelde systemen zo aan te passen dat het eenvoudige en natuurlijke zijn gang kan gaan.
Maar eenvoud is niet eenvoudig te bereiken. Steve Jobs had dit al begrepen: ‘Je moet hard werken om zo helder te denken dat eenvoud mogelijk wordt.’ Arabieren hebben een uitdrukking voor scherpzinnig proza: gemakkelijk te begrijpen, moeilijk te schrijven.
Heuristiek houdt eenvoudige vuistregels in die de zaken simpel houden, en gemakkelijk uitvoerbaar. Het grootste voordeel ervan is dat de gebruiker weet dat ze niet perfect zijn, maar gewoon handig; hij of zij zal zich dus minder snel voor de gek laten houden. Ze worden pas gevaarlijk als we dat vergeten.

IV – Over dit boek

De reis naar deze opvatting van antifragiliteit was in ieder geval niet-lineair.
Op een dag besefte ik ineens dat fragiliteit – een concept waarvoor nog geen technische definitie was bedacht – omschreven kon worden als dat wat niet houdt van volatiliteit, en dat wat niet houdt van volatiliteit, niet houdt van toevallige variatie, onzekerheid, wanorde, fouten, stressoren, enzovoort. Denk aan iets fragiels, iets in je woonkamer, zoals de glazen salontafel, de televisie of, beter nog, het porselein in de kast. Als je denkt dat deze objecten ‘fragiel’ zijn, wil je ze waarschijnlijk met rust laten – onbeweeglijk, ordentelijk, voorspelbaar. Een fragiel object is zeker niet gebaat bij een aardbeving of een bezoek van een hyperactief neefje. Alles wat niet houdt van volatiliteit, houdt ook niet van stressoren, schade, chaos, gebeurtenissen, wanorde, ‘onvoorziene’ consequenties, onzekerheid en, cruciaal, tijd.
Uit deze expliciete definitie van fragiliteit vloeit – min of meer – antifragiliteit voort. Antifragiliteit houdt van volatiliteit en dergelijke. Antifragiliteit houdt ook van tijd. Bovendien is er een sterk en veelzeggend verband met niet-lineariteit: alles wat niet-lineair is en aan toeval wordt blootgesteld, blijkt fragiel of antifragiel.
Het gekke is dat dit voor de hand liggende kenmerk dat al het fragiele volatiliteit haat, en vice versa, geen enkele rol speelt in het wetenschappelijke en filosofi sche debat. Geen enkele. En het bestuderen van gevoeligheid voor volatiliteit is nu juist het vreemde bedrijfskundige specialisme waarmee ik mij al bijna mijn hele volwassen leven, twee decennia lang, bezighoud – ik weet dat dit een vreemd specialisme is; dit zal ik later nog uitleggen. Mijn focus in deze professie was het identifi ceren van zaken die ‘houden van volatiliteit’, of ‘volatiliteit haten’. Het enige wat ik hoefde te doen was het doortrekken van ideeën uit het fi nanciële domein waarin ik werkzaam was naar het algemenere concept van besluitvorming bij onzekerheid in verschillende domeinen – van politicologie en geneeskunde tot het organiseren van een etentje.***
Die vreemde beroepsgroep waarin mensen professioneel met volatiliteit omgaan, kent twee typen professional. De eerste categorie bestaat uit universitaire wetenschappers, rapportenschrijvers en commentatoren die toekomstige gebeurtenissen bestuderen en boeken en artikelen schrijven. In de tweede categorie vinden we mensen uit de praktijk, die geen toekomstige gebeurtenissen bestuderen, maar proberen te begrijpen hoe zaken op volatiliteit reageren (maar praktijkmensen hebben het meestal te druk met de praktijk om boeken, artikelen, verslagen, lezingen, vergelijkingen, en theorieën te schrijven en onderscheiden te worden door Zeer Geconstipeerde en Achtenswaardige Leden van Academies). Het verschil tussen deze twee categorieën is essentieel. Zoals we hebben gezien, is het veel gemakkelijker om te zien dat iets door volatiliteit wordt geschaad (en dus fragiel is) dan om schadelijke gebeurtenissen te voorspellen, zoals bovenmaatse Zwarte Zwanen. Maar alleen mensen uit de praktijk (of mensen die dingen doen) lijken dit spontaan te begrijpen.

De (redelijk gelukkige) familie Wanorde

Een enkele technische opmerking. We blijven maar zeggen dat fragiliteit en antifragiliteit betekent: mogelijk schade of baat door blootstelling aan iets wat te maken heeft met volatiliteit. Wat is dat iets? Eenvoudig gezegd: lid zijn van de familie Wanorde.
De hele familie (of het cluster) Wanorde: (i) onzekerheid, (ii) variabiliteit, (iii) gebrekkige, onvolledige kennis, (iv) kans, (v) chaos, (vi) volatiliteit, (vii) wanorde, (viii) entropie, (ix) tijd, (x) het onbekende, (xi) toevallige variatie, (xii) opschudding, (xiii) stressoren, (xiv) fouten, (xv) spreiding van uitkomsten, (xvi) onkennis.
Nu blijkt dat onzekerheid, wanorde en het onbekende geheel identieke eff ecten hebben: antifragiele systemen profi teren (tot op zekere hoogte) van, en het fragiele wordt benadeeld door, bijna al deze verschijnselen – ook al moet je ze soms in verschillende faculteiten van de universiteit zoeken, en al willen sommige fi losofasters, die zelf nog nooit echte risico’s in het leven hebben genomen of, erger nog, niet weten wat echt leven inhoudt, je wijsmaken dat ‘dit overduidelijk verschillende dingen zijn’.
En waarom item (ix), tijd? Tijd lijkt in functioneel opzicht op volatiliteit: hoe meer tijd, hoe meer gebeurtenissen, hoe meer wanorde. Als we beperkt schade kunnen lijden, en antifragiel zijn voor kleine fouten, zal tijd de fouten of omgekeerde fouten genereren die ons voordeel bieden. Dit is eenvoudigweg wat onze grootmoeders ervaring zouden noemen. Het fragiele breekt mettertijd.

Slechts één boek

Dit maakt van dit boek mijn hoofdwerk. Ik heb slechts één kernidee ontwikkeld dat ik stap voor stap heb uitgebreid, hoewel de laatste stap – dit boek – eerder een grote sprong is. Ik ben weer verbonden met mijn ‘praktische ik’, met de ziel van de praktijkmens. Dit boek is een samensmelting van mijn verleden als professional en ‘volaliteitsdeskundige’, gecombineerd met mijn intellectuele en filosofische interessen in toevallige variatie en onzekerheid, die ik eerder los van elkaar heb verkend.
Mijn teksten zijn geen opzichzelfstaande essays over specifieke onderwerpen, met een begin, een einde en een uiterste houdbaarheidsdatum. Het zijn niet-overlappende hoofdstukken over dat ene kernidee, een oeuvre over onzekerheid, toevallige variatie, waarschijnlijkheid, wanorde, en wat te doen in een wereld die we niet begrijpen, een wereld met onzichtbare elementen en kenmerken, het willekeurige en complexe, met andere woorden, besluitvorming in geval van opaciteit. Het corpus heet Incerto en bestaat (tot dusver) uit een trilogie plus filosofische en technische addenda. De vuistregel is dat de afstand tussen een specifi ek hoofdstuk uit het ene boek – bijvoorbeeld Antifragiliteit – en een specifiek hoofdstuk uit een ander boek – bijvoorbeeld Misleid door toeval – gelijk moet zijn aan de afstand tussen verschillende hoofdstukken van een omvangrijk boek. Zo kan ik verschillende domeinen betreden (wetenschap, filosofie, het bedrijfsleven, psychologie, literatuur en autobiografi sche secties) zonder onsamenhangend te worden.
De relatie tussen dit boek en De Zwarte Zwaan is dus als volgt: ondanks de chronologie (en het gegeven dat dit boek het idee van de Zwarte Zwaan een natuurlijke en normatieve afronding bezorgt), is Antifragiliteit het belangrijkste boek en De Zwarte Zwaan een soort van back-up, de theoretische achtergrond, misschien zelfs een bijlage. Waarom? Omdat De Zwarte Zwaan (evenals zijn voorganger, Misleid door toeval) geschreven is om ons te overtuigen van een kritieke situatie, en ook niet meer dan dat. Dit boek begint met de gedachte dat de lezer niet overtuigd hoeft te worden van het feit dat (a) Zwarte Zwanen de maatschappij en de geschiedenis domineren (en mensen denken, door rationalisering achteraf, dat ze Zwarte Zwanen kunnen begrijpen) en (b) we hierdoor niet precies weten wat er gaande is, met name in het geval van hevige niet-lineariteiten. We kunnen dus meteen ter zake komen.


* Behalve in casino’s en enkele nauw gedefinieerde gebieden zoals door de mens gecreëerde situaties en constructies.
** Hayek betrok zijn idee over organische prijsvorming niet op risico en fragiliteit. Hij vond bureaucraten ineffi ciënt, maar geen fragilista’s. Deze verhandeling begint met fragiliteit en antifragiliteit, en brengt ons in een terzijde bij organische prijsvorming.
*** De technische term die ik heb gebruikt voor ‘haat volatiliteit’ was ‘short vega’ of ‘short gamma’, oftewel ‘geschaad in geval van toenemende volatiliteit’. Met ‘long vega’ of ‘long gamma’ verwees ik naar zaken die juist baat hebben bij volatiliteit. In de rest van het boek gebruik ik ‘short’ en ‘long’ om respectievelijk negatieve en positieve blootstelling te beschrijven. Cruciaal is dat ik nooit heb geloofd in ons vermogen om volatiliteit te voorspellen; ik keek uitsluitend naar de manier waarop dingen erop reageerden.


Copyright © 2013, Nassim Nicholas Taleb
Nederlandse vertaling © 2013, Vertaling: Jonas de Vries, Uitgeverij Nieuwezijds

Uitgeverij Nieuwezijds

pro-mbooks1 : athenaeum