Leesfragment: Ex. Over een land dat zoek is

27 november 2015 , door Peter Vermeersch
| |

17 april wordt Ex. Over een land dat zoek is van Peter Vermeersch gepresenteerd bij Spui25. Wij publiceren voor.

'Zo kon een marktbezoek in Brussel verlopen. Je dronk champagne, je leerde iemand kennen die je jaren geleden al tegen het lijf had kunnen lopen, je praatte over moord en je kwam thuis met de lichtjes zilte smaak van eendenham in je mond. Je staarde door het raam alsof je buiten iets vergeten was, en hoe hard je ook nadacht, je wist niet meer wat.'

Een toevallige ontmoeting met een jonge vrouw in Brussel brengt Peter Vermeersch op het spoor van een troebele familiegeschiedenis in Kosovo. Daarmee begint een ontdekkingstocht die de schrijver naar alle delen van het voormalige Joegoslavië voert: van nachtelijk Belgrado naar Hotel Tuzla in Bosnië, van de Servische Gun Club naar een zieltogend Montenegrijns sanatorium, van de orthodoxe kloosters op Athos naar het Museum van Gebroken Relaties in Zagreb. Gaandeweg schetst Vermeersch een uniek en persoonlijk beeld van twee decennia recente geschiedenis op de Balkan, verteld met bijzondere aandacht voor het onverwachte detail. De helden zijn gewone mensen met ongewone verhalen: ze zijn dakwerker, dichteres, bokser of apotheker. Ze leven met de besognes van iedere dag: werk, geloof, oorlog en lust. In dit prachtige, maar versplinterde gebied groeit het verlangen naar een prille, nieuwe liefde.

De boekpresentatie van Ex zal op 17 april in Spui25 plaatsvinden. U kunt hierbij aanwezig zijn.

1
Weg
Naar Kosovo

Hij verscheen weleens vaker in haar dromen, maar dit was anders. Met een schok werd ze wakker uit een nachtmerrie die haar meteen ontglipte. Wat overbleef was angst . iemand had hem vermoord. Maar wie of hoe?
Drie dagen later gebeurde het.
De dag zelf herinnert ze zich goed: een bewolkte zondag, mild voor februari. Haar moeder was het huis uit gegaan om prei te kopen voor een ovenschotel en zij, een meisje van dertien, had de hele middag met een vriendinnetje rondgehangen in de buurt van het Moricharplein. Rond halfvijf hadden ze sirenes gehoord en het vriendinnetje had gevraagd of ze niet eens moesten gaan kijken wat er aan de hand was. Je m'en fous, had ze geantwoord. Sirenes hoorde je hier de hele tijd. Ze was naar huis gegaan.
Thuis rinkelde de telefoon. Ze nam op en was verrast om de moeder van datzelfde vriendinnetje aan de lijn te horen. Was dat het geluid van de televisie op de achtergrond?
'Teuta, je vader is op het journaal.'
Dat was nog gebeurd. Ze wist niet precies waarmee haar vader zich allemaal bezighield, maar wel dat zijn acties de laatste tijd dikwijls de nationale media haalden. Zijn strijdvaardige blik leek op die van Clint Eastwood, vond ze. Clint Eastwood met een baard.
'Wordt hij geinterviewd? Waarover praat hij?'
'Hij praat niet, Teuta. Ze praten óver hem.'
Zo had ze het dus vernomen.
Ze heeft hem nooit meer gezien.
Ze is zijn lijk niet gaan groeten. Ook na de uitvaart in Charleroi, waar veel mensen van overal naartoe waren gekomen - sommigen zeiden dat het leek op de staatsbegrafenis die hij had moeten krijgen - heeft ze altijd het gevoel gehad dat hij nog leefde, alleen niet hier, niet in Brussel. Pas twintig jaar later, toen ze het dossier mocht inkijken, zag ze de foto's van de lijkschouwing. Dat was hard. Je comprends votre tristesse, Mademoiselle Hadri, had de advocaat van de moordenaar afgemeten gezegd. Het ging niet over begrijpen, had ze gereageerd, maar over het sluiten van een juridisch dossier, een zaak die eindelijk afgehandeld moest worden, een gerechtelijke procedure, alleen zo konden alle vreselijke fouten uit het verleden een beetje worden rechtgezet, alleen zo zou er weer wat redelijkheid in deze kapotte wereld ontstaan. Iets van die strekking had ze gezegd, met grote koelheid. Geen tristesse. Maar die foto's zien in die map, dat was keihard. Alsof ze toen pas echt besefte dat hij niet alleen weg was, maar ook dood.
Dit vertelde Teuta me op een plein in de Brusselse gemeente Sint-Gillis, een paar honderd meter van de plaats waar de aanslag was gepleegd, om de hoek van waar ze woont. Ze streek door haar halflange zwarte haar. In haar gezicht school nog iets van haar speelsheid, de vrolijke blik waarmee ze me had begroet, maar haar ogen waren hard geworden toen ze praatte over vroeger. Lang geleden, dat wel, en toch ook niet. We zaten in de schaduw van het gemeentehuis . dat monumentale gebouw met die zuidelijk aandoende campanile . in de uitbundige wirwar van een zomerse donderdagmarkt. Het was juli. Er stonden plastic stoeltjes op de kasseien waar klanten zaten te borrelen naast hun tassen vol vleeswaren en kaas. Een boer met een gele bestelwagen verkocht eendenham en het stalletje ernaast serveerde champagne.
'Buiten de Albanese gemeenschap zijn weinig mensen op de hoogte van wie mijn vader was en wat er met hem is gebeurd.'
We nipten van ons glas. Ergens klonk een accordeon.
'Waarom kom je niet eens bij me langs? Dan toon ik je enkele foto's van hem.'
Zo kon een marktbezoek in Brussel verlopen. Je dronk champagne, je leerde iemand kennen die je jaren geleden al tegen het lijf had kunnen lopen, je praatte over moord en je kwam thuis met de lichtjes zilte smaak van eendenham in je mond. Je staarde door het raam alsof je buiten iets vergeten was, en hoe hard je ook nadacht, je wist niet meer wat.

Ik zocht in krantenarchieven. De Kosovaarse mensenrechtenactivist Enver Hadri was in 1972 uit Joegoslavië gevlucht, las ik, en kort daarna in Brussel komen wonen. Achttien jaar later, op 25 februari 1990, werd een aanslag op hem gepleegd bij het kruispunt van de Sint-Bernardusstraat en de Overwinningstraat in Sint-Gillis. Hij stopte voor de verkeerslichten toen een Volkswagen Golf hem inhaalde. Het raampje zakte. Had Hadri naar links gekeken, dan had hij in een flits misschien nog een 7.65 mm-pistool met geluiddemper gezien. Twee schoten. Ze troffen hem in het hoofd. Hij was 49 jaar.
Ik ben gaan kijken op de plaats waar het is gebeurd, een onopvallend kruispunt in een gewone Brusselse wijk die ik goed ken. Van 1997 tot 2005 heb ik hier in de buurt gewoond - jaren waaraan ik goede herinneringen heb overgehouden en waar ik vaak aan terugdenk nu ik in een ander deel van de stad woon. Ik nam mijn gsm en fotografeerde het kruispunt, de huizen waar ik in de loop der jaren talloze malen langs was gelopen, vaak in gedachten verzonken en blind voor de stad.
Weer thuis hoorde ik Hadri zelf spreken in een flard televisiejournaal uit 1989, een paar maanden voor zijn dood, nu op YouTube. De Albanezen in Joegoslavië werden al decennialang onrechtvaardig behandeld, verklaarde hij. Kosovaarse intellectuelen snoerde men systematisch de mond, of ze werden gearresteerd, of nog erger, en daar moest tegen gestreden worden, zeker nu Milosevic de grondwet van 1974 in de prullenmand had gegooid. Ooit was dat de omvangrijkste grondwet ter wereld, die van Kosovo een autonoom gebied maakte binnen een ingewikkeld federaal systeem. Die autonomie was nu weg. Actie was nodig.
Hadri sprak in naam van een diasporaorganisatie die hij jaren daarvoor had opgericht, het Comité voor de Rechten van de Mens in Kosovo. Hij benaderde internationale instellingen, publiceerde in eigen beheer La Voix du Kosovo en schreef vaderlandslievende poëzie. Hij kon fel zijn - hij was een nationalist met communistische sympathieen op wiens pamfletten steevast een Albanese adelaar prijkte - maar niet zo uitgesproken radicaal als sommige van zijn medestrijders die Enver Hoxha aanhingen en ijverden voor een Groot-Albanië. Er werd een debat gevoerd onder Kosovaarse activisten over strategie en doel, en Hadri neigde naar de pragmatische kant. Hij onderhield uitstekende contacten met Albanese diplomaten in Brussel, maar over afscheiding van Joegoslavië was hij voorzichtig, want onafhankelijkheid betekende ook zelfredzaamheid. De bevolking van Kosovo moest niet in nog grotere armoede wegzinken.
Het jaar 1989 was een doorbraak geweest: het comité verwierf enige bekendheid en Hadri kwam vaker in de media. In zekere zin hielp Milosevic hem, want diens obsessieve aandacht voor het lot van de Serviërs in de zuidelijke provincie lokte internationale reacties uit. Het werd een verhaal van twee onderdrukkingen. De Albanezen betichtten de overheid in Belgrado van mensenrechtenschendingen, terwijl Belgrado beweerde dat de Albanezen de Kosovaarse Serviërs wilden verjagen of uitmoorden. Nadat er in 1980 studentenbetogingen waren geweest heerste er in het gebied een soort permanente noodtoestand. In juni 1989 had Milosevic op de massaal bijgewoonde herdenking van de Slag op het Merelveld bij Kosovo Polje gezegd dat nu, zeshonderd jaar na de legendarische strijd tegen de Ottomaanse heersers, nieuwe gewapende gevechten niet meer uit te sluiten waren. De Albanese bevolking reageerde heftig: de mijnwerkers van Trepca protesteerden door zichzelf ondergronds op te sluiten, er waren rellen van gekomen, betogers die met stenen gooiden kregen het waterkanon tegen zich, er waren doden gevallen.
In Brussel kreeg Hadri gehoor. Amnesty International sloeg alarm en sommige journalisten die zich ter plaatse van de situatie waren gaan vergewissen, spraken over de Balkanversie van de intifada. Het Europees Parlement veroordeelde de mensenrechtenschendingen, er zou een resolutie komen, en Hadri voelde zich gesterkt. Zijn pamfletten werden gelezen, zijn teksten klonken urgenter dan ooit. Droomde hij ervan ooit naar huis terug te keren en een rol van betekenis te spelen in een nieuw land, misschien als minister of zelfs als president? Besefte hij dat meer aandacht ook meer gevaar betekende? Dat hij een doelwit was? Het Kosovaars activisme verliep via ondergrondse circuits en was internationaal vertakt, de strijd tegen dat activisme evenzeer. Eén tak reikte tot Brussel.
De aanslag was het werk van een team van drie huurmoordenaars, onder wie de man die schoot: een zekere Veselin Vukotic, bijnaam Vesko, een Servisch-Montenegrijnse ex-bokser, gangster en maffiabaas die zich had verrijkt door sigarettensmokkel. Ik zag zijn portretfoto op het internet: de papperige wangen, de lichtjes gezwollen oogleden - Tarantino had hem niet beter kunnen uitbeelden. In Novi Sad baatte Vukotic op de bovenste verdieping van hotel Putnik een tijdje een illegale tent uit die Casino Royal heette.
De opdracht kwam van de Servische afdeling van de Joegoslavische inlichtingen. en veiligheidsdienst, beter bekend als de UDBA. Die had al vaker aanslagen in het buitenland gepleegd - meer dan tweehonderd, zeggen sommige bronnen - maar volgens een getuigenis op het Joegoslaviëtribunaal was dit de eerste keer dat de Servische geleding opereerde zonder medeweten van de federale regering. Daarom leek deze moord een prelude op de totale ontmanteling van Joegoslavië: een geheime dienst viel uiteen in een land dat geen onderlinge samenhang meer kende. Met twee schoten in Brussel, zo waren de Balkanoorlogen van de jaren negentig begonnen.
Vukotic is jarenlang voortvluchtig geweest. Pas in 2006 kwam er een doorbraak in het onderzoek: het spoor leidde naar Spanje, waar men hem vond onder een schuilnaam en met valse documenten. De twee andere moordenaars waren tegen die tijd zelf vermoord. Vukotic werd aan België uitgeleverd en in voorarrest geplaatst in de gevangenis van Sint-Gillis, een paar honderd meter van de plek van de misdaad, en dus ook niet ver van het huis van Hadri. Dat hij eindelijk in de cel zat, was een opluchting voor Hadri's weduwe en kinderen. Maar zo dichtbij, dat voelde vreemd aan. Vreemd werd wrang toen ze merkten dat het proces op zich liet wachten, de samenwerking met de Servische overheden niet wilde vlotten en het onderzoek ten slotte vastliep. Iedereen wachtte af. Er gebeurde niets. Om precies te zijn: er gebeurde niets tot 19 december 2008. Die dag werd Vukotic in het kader van een uitleveringsverzoek van de Servische autoriteiten op borgtocht vrijgelaten en overgebracht naar Belgrado. De familie Hadri vernam het nieuws en was sprakeloos. Begreep niemand dan dat hij daar weleens connecties kon hebben? In Belgrado moest Vukotic een straf van twintig jaar uitzitten voor een andere moord - in 1997 had hij in een Montenegrijnse nachtclub een bezoeker neergeknald die een drankje op hem had gemorst. In 2010, nog geen twee jaar na de veroordeling, werd hij vrijgelaten. Medische gronden, zo luidde de officiële uitleg. Volgens Dejan Anastasijevic, een Servische onderzoeksjournalist die de zaak uitzocht, bezorgde Vukotic Servische speurders sleutelinformatie uit de Montenegrijnse misdaadwereld, informatie waarmee Servië het nieuwe buurland Montenegro diplomatiek in de tang kon houden, en in ruil daarvoor was hij in vrijheid gesteld. Kortom, Vukotic had zich een weg naar buiten geklikt, naar het nieuwe Servie, dat in bepaalde opzichten nog op het oude leek, naar het nachtmilieu van Novi Sad, dat hem omarmde.

[...]

Copyright © 2014 Peter Vermeersch
Copyright © Véronique Philips

Uitgeverij De Bezige Bij

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum