Leesfragment: Donuteconomie

24 december 2017 , door Kate Raworth
|

8 januari komt Kate Raworth naar Pakhuis De Zwijger! Ze schetst  in Donuteconomie (Doughnut Economics: Seven Ways to Think Like a 21st-Century Economist, vertaald door Rob Hartmans) een nieuwe economische wereld. Lees bij ons een fragment!

De economische wetenschap ligt in duigen. De financiële crisis werd niet voorspeld, laat staan voorkomen. Achterhaalde economische theorieën hebben een wereld mogelijk gemaakt waarin nog steeds extreme armoede heerst, terwijl de allerrijksten elk jaar rijker worden. Economisch handelen tast de natuur zo sterk aan dat onze toekomst gevaar loopt.
In Donuteconomie laat econoom Kate Raworth zien hoe het mainstream economische denken ons op een dwaalweg heeft gezet. Ze tekent de routekaart die ons kan leiden naar het punt waarop in de behoefte van iedereen kan worden voorzien, zonder dat dit ten koste gaat van onze planeet. Dit alles resulteert in een alternatief en innovatief economisch model voor de 21ste eeuw.

 

Economie de rug toekeren – en weer terugkomen

In de jaren tachtig probeerde ik als tiener de wereld te begrijpen door ’s avonds naar het journaal te kijken. De tv-beelden die dagelijks onze woonkamer binnenkwamen voerden me ver weg van het leven van een Londens schoolmeisje, en die beelden bleven hangen. Rijen menselijke lichamen die als lucifers omver waren geblazen door de giframp in Bhopal. Een paars gekleurd gat in de ozonlaag. Een enorme olievlek die uit de Exxon Valdez stroomde en de ongerepte zee bij Alaska vervuilde. Tegen het einde van dat decennium wist ik gewoon dat ik voor een organisatie als Oxfam of Greenpeace wilde werken – en ik dacht dat de beste voorbereiding hierop een studie economie was, een studie die me de instrumenten zou leveren om me voor dergelijke zaken in te zetten.
Dus ging ik naar de University of Oxford om de vaardigheden te leren die ik voor die taak nodig had. De economische theorie die daar werd aangeboden leverde echter vooral frustraties op, omdat die uitging van knullige vooronderstellingen over hoe de wereld werkte, terwijl aan de onderwerpen die mij het meest ter harte gingen nauwelijks aandacht werd besteed. Ik had het geluk dat ik inspirerende en ruimdenkende docenten had, maar ook zij werden ingeperkt door de stof die ze moesten doceren en die wij ons eigen moesten maken. Zodoende besloot ik na vier jaar te stoppen met het vak economie en geneerde ik me zelfs om me ‘econoom’ te noemen. In plaats daarvan ging ik me bezighouden met de economische problemen in de echte wereld.
Drie jaar lang werkte ik met ongeschoeide ondernemers in de dorpen op Zanzibar, vol ontzag voor de vrouwen die hun eigen microhandeltjes dreven terwijl ze kinderen grootbrachten zonder stromend water, elektriciteit of scholen. Vervolgens verhuisde ik naar een volkomen ander eiland, Manhattan, waar ik vier jaar voor de Verenigde Naties werkte op de afdeling die jaarlijks het vermaarde Human Development Report schrijft, terwijl ik er getuige van was hoe tijdens internationale onderhandelingen onverhulde machtspolitieke spelletjes elke vooruitgang blokkeerden. Ik vertrok om een oude ambitie te verwezenlijken en werkte ruim tien jaar voor Oxfam. Daar zag ik hoe hachelijk het bestaan is van vrouwen die – van Bangladesh tot Birmingham – aan de verkeerde kant van de wereldwijde handelsketens werken. Ik onderzocht welke consequenties klimaatverandering heeft voor de mensenrechten en sprak van India tot Zambia met boeren wier akkers als gevolg van extreme droogte waren veranderd in een barre woestenij. Toen werd ik moeder – en meteen van een tweeling – en nam ik een jaar ouderschapsverlof, zodat ik volledig opging in de blotebillen-economie van de babyverzorging. Toen ik weer ging werken begreep ik beter dan voorheen aan welke druk ouders blootstaan die werk en zorg voor hun gezin combineren.
Door dit alles besefte ik geleidelijk wat in feite voor de hand lag: dat ik de economie niet eenvoudigweg de rug kon toekeren. Deze bepaalt immers de wereld waarin we leven en het denkkader ervan heeft, hoezeer ik het ook afwees, ook mij gevormd. Daarom besloot ik terug te keren naar de economische wetenschap en deze op haar kop te zetten. Wat als we in de economie nu eens niet begonnen met de gevestigde theorieën, maar met de langetermijndoelen van de mensheid, en van daaruit op zoek gingen naar het economische denken dat ons in staat zou stellen die doelen te verwezenlijken? Ik probeerde die doelstellingen in een tekening te vatten, en hoe belachelijk het ook klinkt, het resultaat leek op een donut – ja, zo’n Amerikaanse donut, met een gat in het midden. De volledige tekening wordt in het volgende hoofdstuk gepresenteerd, maar in wezen gaat het om twee concentrische cirkels. Binnen de binnenste cirkel – het sociale fundament – bevindt zich menselijke ellende zoals honger en analfabetisme. Buiten de buitenste ring – het ecologische plafond – bevindt zich de aantasting van de planeet, door bijvoorbeeld klimaatverandering en afnemende biodiversiteit. Tussen deze twee cirkels in bevindt zich de donut, de ruimte waarin we, binnen de mogelijkheden van de planeet, kunnen voorzien in de behoeften van iedereen. Suikerzoete, gefrituurde donuts lijken een weinig geschikte metafoor voor het streven van de mensheid, maar het beeld had iets dat mij en anderen raakte, en zodoende bleef het hangen. Bovendien wierp het een bijzonder uitdagende vraag op:
Als het in de eenentwintigste eeuw ons doel is om binnen de donut te komen, welke economische mentaliteit biedt ons dan de grootste kans om dat te bereiken?
Met de donut in mijn hand schoof ik mijn oude economieboeken terzijde en ging ik op zoek naar de beste nieuwe ideeën die er waren en onderzocht ik nieuwe economische denkbeelden, samen met onbevangen studenten, progressieve ondernemers, innovatieve academici en mensen uit de praktijk die hun nek durfden uit te steken. Dit boek presenteert de belangrijkste inzichten die ik onderweg heb opgedaan – voorbeelden van manieren van denken die ik graag was tegengekomen toen ik aan mijn studie economie begon, en die volgens mij deel uit horen te maken van de gereedschapskist van elke hedendaagse econoom. Deze denkbeelden zijn ontleend aan zeer uiteenlopende denkrichtingen, zoals de systeemtheorie en de takken van de economische wetenschap die zich bezighouden met ecologie, feminisme, instituties en gedrag. Al deze ‘scholen’ barsten van de ideeën, maar het gevaar bestaat nog altijd dat ze aparte silo’s blijven vormen, dat elke denkrichting blijft opgesloten in haar eigen tijdschriften, conferenties, blogs, handboeken en leerstoelen, waarbij vanuit zo’n specifieke niche kritiek wordt uitgeoefend op het economisch denken van de afgelopen eeuw. Uiteraard wordt een echte doorbraak pas gerealiseerd wanneer dat wat ze te bieden hebben wordt gecombineerd, wanneer duidelijk wordt wat er gebeurt als zij dansen op dezelfde bladzijde – en dat is precies wat dit boek wil doen.
De mensheid wordt geconfronteerd met geweldige problemen, en het is in niet geringe mate te danken aan de blinde vlekken en verkeerde metaforen van achterhaalde economische denkbeelden dat we in deze situatie terecht zijn gekomen. Voor degenen die bereid zijn om te rebelleren, om in andere richtingen te kijken, om vragen te stellen en alles opnieuw te overdenken, zijn dit echter opwindende tijden. ‘Studenten moeten leren hoe ze afstand kunnen nemen van oude ideeën, hoe en wanneer ze die kunnen vervangen [...] hoe ze moeten leren, afleren en opnieuw leren,’ schreef de futuroloog Alvin Toffler. Als dit ergens voor geldt, dan is het voor het vak economie: het is nu het aangewezen moment om dingen af te leren en de grondslagen van de economie opnieuw te leren.

 

© 2017 Kate Raworth
© 2017 Nederlandse vertaling Rob Hartmans / Nieuw Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum