Leesfragment: Lege harten

01 september 2018 , door Juli Zeh
|

7 september verschijnt van Juli Zeh Lege harten, vertaald uit het Duits door Annemarie Vlaming. Lees bij ons een deel van het eerste hoofdstuk.

In Lege harten van de Duitse bestsellerauteur Juli Zeh runt Britta een kliniek voor mensen met suïcidale neigingen, maar de werkelijkheid ligt toch een tikje anders. Ze koppelt mensen die vastbesloten zijn hun leven te beëindigen aan terroristische organisaties. Een computerprogramma selecteert potentiële kandidaten, waarna zij aan een test worden onderworpen. Velen falen en keren vol levenslust terug naar hun eigen bestaan. Slechts een select gezelschap krijgt de kans een zinvolle dood te sterven. Met Lege harten schreef Juli Zeh een provocerende roman over een generatie die niet langer gelooft in de samenleving.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Ons soort mensen. Ook hebben we een laudatio online staan en twee recensies, een door Herm Pol, de ander door Leonhard de Paepe.

 

1

Knut en Janina komen om vijf uur.
Het weer is prachtig. Sinds een paar dagen bezit de zon een felle kracht waar je hem na een typische Braunschweigse winter en de verregende lenteweken nog amper toe in staat had geacht. Als lichtgeel chiffon rust het licht op de gladde vlakken van de meubels, laat de glazen op tafel fonkelen, dringt door tot in de achterste stofvrije hoekjes. Drie keer per week laat Britta het appartement grondig onder handen nemen door Henry, een jongeman uit Laos. Helaas zitten er op de panoramaramen altijd nog wel een paar strepen die Henry over het hoofd heeft gezien.
Door de kinderen is hun ritme veranderd. Vroeger zouden ze pas tegen de avond bij elkaar zijn gekomen voor een eerste borrel, niet op klaarlichte dag voor het avondeten. Maar dat is normaal, dat vergaat hun allen zo, dat hele leger van ouders met één kind. Er zijn tijden geweest dat Britta tot midden in de nacht werkte, een gat in de dag sliep en pas vroeg in de middag haar eerste vaste voedsel tot zich nam, meestal een sandwich die Babak, ook geen ochtendmens, voor haar meebracht naar de praktijk. Maar daar heeft kleine Vera zeven jaar geleden een eind aan gemaakt. Heel soms nog voelt Britta een lichte duizeling, haast alsof ze schrikt, symptomen van een existentiële jetlag.
‘Dat rotspul wil niet plakken!’ roept Richard vanuit de keuken tegen niemand in het bijzonder.
In de gang neemt Britta een fles rode wijn in ontvangst van Knut; een sympathiek gebaar, hoewel ze de hele kelder vol met Edwards hebben staan, een Chileense cabernet uit 2020 die ze lekker vinden en waaraan ze gewend zijn geraakt. De rioja met het strikje om de hals zullen ze wel weer een keer doorgeven.
Sticky fingers.’ Lachend steekt Richard zijn plakkerige handen omhoog en biedt zijn gasten ter begroeting zijn elleboog aan. ‘Ik doe alles precies zoals in het recept, maar nog steeds ziet dat spul eruit als bioafval.’
Voor hem liggen aan flarden gescheurd zeewier en hompen plakkerige rijst die ten prooi zijn gevallen aan zijn pogingen ze op te rollen. Richard heeft het zich in zijn hoofd gehaald om de sushi die avond zelf te maken, en Britta bemoeit zich niet met dat soort plannen. De keuken is Richards domein. Zij zal de gasten vermaken en zorgen dat de kinderen koste wat kost om zeven uur iets te eten krijgen, het maakt niet uit wat.
‘Ziet er fantastisch uit, ouwe, we lepelen het wel gewoon van je granieten werkblad,’ zegt Knut.
Het is gepolijst beton, maar Britta houdt haar mond. Knut is een lapzwans en waarschijnlijk ook niet de allerslimste, maar Britta is op hem gesteld vanwege zijn goede humeur en omdat zijn dochter Cora het zo goed met Vera kan vinden. Zeven jaar geleden hebben Janina en Britta elkaar bij babyzwemmen ontmoet, ieder met een krijsend bundeltje op de arm, en sindsdien brengen ze menige lange, stroperige middag met elkaar door, aanvankelijk om hun hart bij elkaar uit te storten, later om samen te genieten van twee uurtjes rust aan de rand van een speeltuin, terwijl de meisjes druk met elkaar aan het spelen zijn. Hun playdate-vriendschap overleeft zelfs het feit dat ze voor verschillende scholen hebben gekozen. Terwijl de dochter van Knut en Janina op een kunstzinnige school voor hoogbegaafden zit, waar pianospelen verplicht is en smartphones verboden zijn, doorloopt Vera op haar sloffen de gangbare Silicon Valley-pedagogie. Cora oefent ‘Vader Jakob’ op de xylofoon; Vera heeft net haar eerste programmaatje geschreven, dat een vis over het beeldscherm laat zwemmen en naar aas laat happen als je de hengel in het water laat zakken.
De meisjes zijn al naar de kinderkamer verdwenen, terwijl de volwassenen nog wat staan te lummelen – die fase die kennelijk bij iedere afspraak moet worden doorlopen. Ze staan in de deuropening of leunen met twee handen op de rugleuning van een stoel en lachen wat naar elkaar, tot iedereen ontspannen genoeg is om te gaan zitten. Britta’s huis beschikt over een royale woon- en eetkamer met glazen pui, maar ze zitten altijd liever met z’n allen op een kluitje aan de veel te kleine ontbijttafel. Ze heeft het opgegeven om daar iets tegen te willen doen.
Met een half oor luistert ze naar de kinderkamer aan de andere kant van de gang, tot ze de gebruikelijke Mega Melanie- geluiden hoort. De meisjes zijn helemaal verzot op Vera’s Mega Mall, een monstrueus plastic geval van een paar verdiepingen hoog, dat over wifi, diverse beeldschermen en een voorprogrammeerbare soundtrack beschikt. Als Cora op bezoek komt brengt ze altijd een paar van haar Glotzi’s mee, snoezige buitenaardse wezentjes met drie grote ogen, die momenteel nogal een hype zijn. Ze vormen de stuwende kracht achter een gecompliceerde aanval van marsmannetjes op de Mega Mall, die door Mega Melanie, Mega Martin en hun Mega-vrienden moet worden verhinderd. Meestal schiet het Mega-arrestatieteam na wat verwikkelingen woest in het rond, waarbij niet alleen de Glotzi’s, maar ook alle klanten van de Mega Mall gedood worden. Dan schallen dramatische muziek en een tweestemmige juichkreet ‘Collateral damage!’ uit de kinderkamer.
Terwijl de Edwards staat te ademen in de decanteerkaraf opent Britta de deur van de koelkast en geniet ze een moment lang van de aanblik van de volmaakt uitgestalde levensmiddelen. Een blok boter in een glazen botervloot. Vegetarische worstjes, twee aubergines, drie tomaten, een kan melk. Ze pakt twee verschillende flesjes bier uit de koelkast en geeft Richard en Knut beiden hun favoriete merk aan. Voor Janina en zichzelf trekt ze een fles prosecco open.
‘Hoe was de bezichtiging eigenlijk?’
‘Een droom.’
Janina proost zonder te drinken, zet het glas neer en verschikt wat aan haar opgestoken blonde haar. Met haar bloemetjesjurk en haar romantische kapsel belichaamt ze zo ongeveer het tegendeel van Britta, die haar steile lichte haar op kinlengte draagt en een voorkeur heeft voor eenvoudige broeken in grijs of middenblauw, gecombineerd met blouses of tops waaraan alleen een kenner kan zien wat ze gekost hebben. Toch kijkt ze graag naar Janina. Janina heeft haar dochter gekregen toen ze nog maar begin twintig was, zoals het de laatste tijd weer in zwang is, en soms heeft Britta de indruk dat haar jongere vriendin niet alleen afkomstig is uit een ander decennium, maar ook van een andere planeet. Janina weet hoe ze haar leven moet inrichten, wat haar kleding betreft, haar kapsel, haar piepkleine appartementje, haar gezin en haar meisjesdromen. Sinds een paar weken is ze samen met Knut op zoek naar een huis op het platteland, wat op Britta ietwat absurd overkomt. Zelf had ze vijftien jaar geleden al door dat de grote stad passé was en het platteland geen wondermiddel voor de sleetse grotestadswaan, aangezien het tegendeel van het kwaad nooit de remedie van datzelfde kwaad is. Bij de eenentwintigste eeuw horen middelgrote steden, van middelgroot belang en tot in detail gehoor gevend aan pragmatisme. Je hebt er alles, maar nergens te veel van, genoeg van wat schaars is en daartussenin woonruimte in overvloed, met brede straten en een architectuur die de mens met rust laat.
Jaren geleden al, terwijl haar kennissen nog druk bezig waren oude boerderijen in Brandenburg op te knappen en biologische tomaten te telen, heeft Britta van de eerste inkomsten van de Brug een huis in Braunschweig gekocht. Een blok beton met veel glas in een rustige woonwijk, praktisch, ruim, makkelijk schoon te houden, net als Braunschweig zelf: rechte lijnen, gladde vlakken, vrij van twijfels. Zo goed doordacht dat er voor elk meubelstuk maar één mogelijke plek bestaat. Dan nog kelder, kinder- en logeerkamer, voldoende toiletten en bergruimte, een onderhoudsarme tuin en ingebouwde huishoudelijke elektronica die de kamertemperatuur regelt, op gezette tijden koffiezet en waarschuwingssignalen geeft als de koelkast openstaat. In zekere zin houdt Britta van haar huis. Als je geen zin hebt om jezelf iets voor te spiegelen is gepolijst beton nu eenmaal iets waar je vandaag de dag nog van kunt houden.

[...]

© 2017 Juli Zeh
© 2018 Nederlandse vertaling Annemarie Vlaming

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum