Leesfragment: Het einde van de liefdesroman

14 augustus 2020 , door Vivian Gornick
| |

25 augustus verschijnt Het einde van de liefdesroman van Vivian Gornick (The End of the Novel of Love, voorzien van een voorwoord door Marja Pruis en vertaald door Caroline Meijer). Lees bij ons nu alvast een deel van het eerste essay!

Het is onmogelijk om nog een roman te schrijven die draait om romantische liefde. Die conclusie trekt Vivian Gornick uit het werk en de levensloop van de schrijvers die ze bewondert. In een reeks kritische essays nadert ze haar gewaagde stelling: liefde, seksuele vervulling en het huwelijk zijn niet meer de metaforische uitdrukkingen van succes en geluk die ze vroeger waren. Gornick biedt een krachtig inzicht in liefde in het werk van Jean Rhys, Clover Adams, Christina Stead, Willa Cather, Grace Paley, Raymond Carver, Andre Dubus, en anderen. De intelligentie en eerlijkheid die haar memoires zo karakteristiek maken past ze in Het einde van de liefdesroman toe op literatuurkritiek.

 

Diana of the Crossways

In wel duizend westerse liefdesromans worden de ontluikende liefdesgevoelens tussen een intelligente vrouw en een wilskrachtige man voorgesteld als een strijd die pas is beslecht als de vrouw, smeltend van verlangen naar romantiek en uit de diepe behoefte een verbintenis aan te gaan, ten langen leste zwicht. Maar in een handjevol opmerkelijke romans van eind negentiende en begin twintigste eeuw – waaronder Daniel Deronda, The House of Mirth, Diana of the Crossways en Mrs. Dalloway – verhardt het hart van de vrouw zich plots, precies op het moment dat zij zou moeten zwichten. Juist daar waar meegaandheid verlangd wordt, lijkt een doffe, kille, innerlijke terughoudendheid bezit te nemen van de vrouwelijke hoofdpersoon. In de ogen van de wereld is ze onbegrijpelijk geworden (‘tegennatuurlijk’ wordt ze genoemd), terwijl wij, de geprivilegieerde lezers, weten wat er speelt. De vrouw heeft het pad van haar toekomst eens goed in ogenschouw genomen.Wat zij ziet wekt weerstand op. Ze kan zichzelf niet ‘voorstellen’ in de situatie die voor haar in het verschiet ligt. En omdat ze zich daar geen voorstelling van kan maken, meent ze dat die rol niet bij haar past. Ze is niet in staat de schijn nog langer op te houden. Het huwelijk zal een schertsvertoning zijn. In die ene flits van helder inzicht is de sentimentele liefde voor haar verleden tijd geworden. Wat niet wil zeggen dat het huwelijk niet zal worden voltrokken; de helft van de keren gaat het gewoon door. Het wil alleen zeggen dat dit het punt is waarop in deze romans het verhaal begint.
Deze intelligente fictieve vrouwen – Gwendolen Harleth, Lily Bart, Diana Warwick, Clarissa Dalloway – reageren tegendraads op het vooruitzicht van de echtelijke liefde.Tegendraads niet alleen omdat we allemaal weten dat liefde de meest vormende ervaring is die een mens kan hebben en het huwelijk, welk huwelijk dan ook, althans in het prille begin, ons aan die belofte herinnert, maar ook omdat het idee dat een vrouw, welke vrouw dan ook, werkelijk iets anders zou kunnen willen dan veilig in de wereld gesetteld te zijn met een echtgenoot aan haar zijde tot voor kort geheel ondenkbaar was.
Dus hoe zit dat dan met Gwendolen, Lily, Clarissa en Diana?
In Daniel Deronda speelt George Eliot de mooie Gwendolen Harleth (slim, ijdel, ambitieus en snakkend naar een plek in de wereld) uit tegen Henleigh Grandcourt, de aristocraat die met haar wil trouwen. Daarmee zet Eliot ogenschijnlijk de klassieke strijd in gang tussen een vrouw en een man die aan elkaar gewaagd zijn: in dit geval allebei koel, gevat en vastberaden. Daarnaast lijkt Gwendolen ook nogal malicieus: ze tergt en manipuleert de arrogante edelman met haar seksuele aantrekkingskracht dat het een lieve lust is. Langzaam maar zeker – Eliot heeft er tweehonderd bladzijden voor nodig hen met elkaar getrouwd te krijgen – komen we meer van Gwendolen te weten en begrijpen we dat haar gedrag bedoeld is om hem te ontmoedigen. Wanhopig probeert ze het spel tussen hen gaande te houden en het moment van beslissen uit te stellen. We beseffen dat ze tijd probeert te winnen. Ze ziet op tegen het huwelijk. ‘Niet dat ze mannen wilde krenken,’ zegt Eliot over haar,‘ze paste er alleen voor door hen gekrenkt te worden.’
Onder haar mooie uiterlijk en berekenende frivoliteit gaat een verbazingwekkende volwassenheid schuil. Achter haar jonge ogen wordt Gwendolen met de minuut ouder. Ze denkt aan haar aanstaande huwelijk en voelt de wil van haar toekomstige echtgenoot al op zich drukken. Daar is geen ontkomen aan, weet ze. Zelfs al wijst Grandcourts hofmakerij erop dat zijn gevoelens integer zijn, dat hij echt verliefd op haar is en van plan is zich aan zijn beloften te houden, ze weet dat ze haar vrijheid kwijt zal raken – voorgoed. Dat besef vliegt haar aan. Wat moet ze doen, wat moet ze doen. De vraagt dreunt door haar gedachten. Haar gedachten worden een kooi. Ze kan niet meer denken. Haar hart, dat al koud is, verhardt. Dan breekt haar weerstand. Ze wordt moe, zo moe. Eén laatste keer schreeuwt ze het uit. Het enige wat ze wil is vrij zijn! Ze zou er alles voor overhebben om niet te trouwen, helemaal nooit te trouwen. Maar Gwendolen zou er helemaal niets voor overhebben natuurlijk – ze kán er niets voor overhebben, want Eliot kan zich er geen voorstelling van maken wat ze ervoor over zou kunnen hebben. Het enige wat Eliot kan is Gwendolens angsten rechtvaardigen. Ze maakt van Grandcourt een monster dat Gwendolen gevangenhoudt in haar bevoorrechte leventje. Na vier jaar huwelijk staart Gwendolen in het gat van de eindeloze toekomst en verlangt ze alleen nog maar naar de dood – die van hem of haar, het maakt niet uit. Ze is dan tweeëntwintig.
Edith Whartons Lily Bart en Virginia Woolfs Clarissa Dalloway zijn varianten op de vrouw die het leven volgend op een bruiloft eens goed onder het vergrootglas legt en koude rillingen krijgt van wat ze ziet. Net als Gwendolen Harleth is Lily Bart een innerlijk verdeelde vrouw in een wereld van sociale starheden die niet onderhandelbaar zijn. Enerzijds durft ze de beslissing om dan maar met iemand uit de middenklasse te trouwen niet aan, anderzijds is uitsluiting uit de enige wereld die ze kent ondraaglijk voor haar. Ze houdt het spel langer gaande dan Gwendolen, zet zichzelf keer op keer de voet dwars, tot haar uiteindelijk niets anders rest dan een verstandshuwelijk met een joodse parvenu of zelfmoord. Ze kiest voor zelfmoord. Clarissa Dalloway daarentegen denkt zichzelf te kunnen redden door de man van wie ze houdt af te wijzen (omdat ze weet dat hij haar met zijn sterke persoonlijkheid zal overvleugelen) en in plaats daarvan te trouwen met een man die zo willoos en emotieloos is dat hij niets onderneemt als ze zich binnen het huwelijk verschanst in een kille witte seksloosheid: een andere vorm van dood bij leven en welzijn.
Alle drie deze romans zijn geschreven door een briljante vrouw met een smaak van ijzer in haar mond. Alle drie schetsen ze een ontnuchterend portret van hoe het voelt om iemand te zijn die in de val is gelopen, gevangen is, kort wordt gehouden. Toch weet geen van deze romans dieper door te dringen in dat verlangen van de hoofdpersoon om vrij te zijn, het enige dat wordt verbeeld is hoe weerstand eruitziet en voelt. Maar wát willen ze precies? Waar gaat de strijd over? Waar precies loopt de lijn van hun innerlijke verdeeldheid en wat houdt hun overgave precies in? De nodige afstand tot het onderwerp ontbreekt. Of de volheid van ervaring.

[...]

Copyright © 1997 Vivian Gornick, Beacon Press, Boston, MA. / Farrar, Straus and Giroux, New York

pro-mbooks1 : athenaeum