Leesfragment: De zevende zus

29 april 2021 , door Lucinda Riley
|

6 mei verschijnt De zevende zus (vertaling Erica Disco, Dieuwke van der Veen, Irene Goes, Anne Jongeling), het slotdeel van Lucinda Rileys Zeven zussen-reeks, die ook bij de Athenaeum Boekhandels goed verkocht wordt. Waardoor? We stappen laat in - maar we publiceren voor.

De mysterieuze zevende zus was altijd onvindbaar, maar als Georg Hoff man onthult dat hij haar misschien op het spoor is, ontdekken Maia en Ally dat er twee aanwijzingen zijn: het adres van een wijngaard in Nieuw-Zeeland, en een tekening van een bijzondere, stervormige ring. CeCe, die in Australië woont, gaat op onderzoek uit.

Dat blijkt pas het begin van de zinderende zoektocht naar de zevende zus, want de vrouw met de bijzondere ring is net aan een grote reis begonnen. Het wordt een race tegen de klok die de zussen de hele wereld over voert. Ze proberen haar spoor te volgen in Nieuw-Zeeland, Canada, Engeland, Frankrijk en Ierland, maar ze lijken steeds een stap achter te lopen...

 

1

Ik weet nog precies wat ik deed en waar ik was toen ik mijn vader zag sterven. Ik stond op ongeveer dezelfde plek als waar ik nu sta en leunde over de balustrade van de houten veranda rondom ons huis. Ik stond te kijken naar de druivenplukkers die de strakke rijen wijnranken met hun overrijpe druiven, klaar voor de oogst, afwerkten. Ik wilde net de trap af gaan om naar hen toe te gaan, toen ik vanuit mijn ooghoek plotseling mijn vader, een beer van een vent, uit beeld zag verdwijnen. Heel even dacht ik dat hij zich bukte om een verdwaald trosje druiven op te rapen – mijn vader haatte elke vorm van verspilling, een eigenschap die hij toeschreef aan de presbyteriaanse instelling van zijn Schotse ouders – maar toen zag ik de plukkers vanaf de dichtstbijzijnde rijen naar hem toe rennen. Het was zeker honderd meter lopen vanaf de veranda, en toen ik bij hem kwam, had iemand zijn overhemd al opengescheurd en probeerde hem met pompbewegingen en mond-op-mondbeademing te reanimeren, terwijl iemand anders het alarmnummer belde. De ambulance deed er twintig minuten over.
Op het moment dat hij op de brancard werd getild en ik zijn wasbleke huid zag, wist ik dat ik nooit meer mijn vaders diepe, krachtige stem zou horen, een stem die plechtig kon klinken, maar van het ene op het andere moment kon overgaan in een schor gegrinnik. Terwijl de tranen over mijn wangen stroomden, drukte ik een tedere kus op zijn ruige, verweerde gezicht, zei dat ik van hem hield en nam afscheid van hem. Terugkijkend besef ik hoe surrealistisch die verschrikkelijke ervaring was, en dat het niet te bevatten was dat een mens zó vol leven veranderde in… niet meer dan een leeg, levenloos lichaam.
Toen mijn vader zich eindelijk had laten overhalen om naar een dokter te gaan, had hij al maandenlang pijn op zijn borst, maar hij weet dit aan indigestie. Hij kreeg te horen dat zijn cholesterolgehalte te hoog was en dat hij zich aan een streng dieet moest houden. Tot wanhoop van mijn moeder en mij bleef hij gewoon eten waar hij trek in had en dronk hij elke avond bij het eten een fles van zijn eigen rode wijn. Dus toen uiteindelijk het ergste gebeurde, had ons dit nauwelijks moeten verbazen. Misschien hadden we mijn vader als onverwoestbaar beschouwd, een illusie die mede te danken was aan zijn sterke persoonlijkheid en zijn minzame karakter. Maar, had mijn moeder nogal somber verklaard, als het erop aankomt zijn we allemaal gewoon mensen van vlees en bloed. In elk geval had hij tot op het einde geleefd zoals hij wilde leven. En hij was tenslotte drieënzeventig, iets wat ik me door zijn fysieke kracht en levenslust bijna niet kon voorstellen.
Eigenlijk voelde ik me nogal bedrogen. Ik was tenslotte pas tweeëntwintig, en hoewel ik wist dat ik pas vrij laat in het leven van mijn ouders was verschenen, besefte ik toen papa stierf pas écht wat dat betekende. Dat onrecht maakte me boos: waarom was ik niet eerder in hun leven gekomen? Mijn grote broer Jack, die tweeëndertig was, had hem tien volle jaren langer kunnen meemaken.
Mam voelde duidelijk aan dat ik boos was, hoewel ik dat nooit rechtstreeks had geuit. Maar tegelijkertijd voelde ik me schuldig, want zij kon er ook niets aan doen. En ik hield heel veel van haar, we hadden een sterke band en ik kon zien dat zij ook erg verdrietig was. We probeerden elkaar zo goed mogelijk te troosten en we zijn die moeilijke periode op de een of andere manier goed doorgekomen.
Jack was ook geweldig. Hij besteedde het grootste deel van zijn tijd aan het afhandelen van de nare bureaucratische naweeën van een sterfgeval. Bovendien moest hij in zijn eentje de leiding van The Vinery op zich nemen, het bedrijf dat papa en mama vanuit het niets hadden opgebouwd. Maar papa had hem in elk geval goed voorbereid op het runnen van de zaak.
Al vanaf dat hij een kleuter was, had mijn vader Jack meegenomen in de hele jaarlijkse cyclus van de zorg voor zijn kostbare wijnranken, die, afhankelijk van het weer, tussen februari en april druiven zouden produceren. Die werden dan geoogst en brachten uiteindelijk onze heerlijke pinot noir voort, die onlangs nog een prijs had gewonnen. De wijn lag in flessen opgeslagen in het magazijn, klaar om over heel Nieuw-Zeeland en Australië te worden verspreid. Papa had Jack meegevoerd langs elke stap van het proces, en tegen de tijd dat hij twaalf was, had papa hem zo veel bijgebracht dat hij waarschijnlijk zó de leiding over het personeel had kunnen overnemen.
Op zijn zestiende kondigde Jack officieel aan dat hij met papa wilde samenwerken en uiteindelijk de leiding over The Vinery wilde overnemen. Papa was daar enorm blij mee. Jack ging bedrijfskunde studeren en kwam daarna fulltime in de wijngaard werken.
‘Er gaat niets boven het achterlaten van een gezonde erfenis,’ had papa een paar jaar geleden tijdens een toost op mijn broer gezegd, nadat Jack een half jaar bij een wijngaard in de heuvels van Adelaide had gewerkt. Papa had verklaard dat Jack er klaar voor was.
‘Misschien kom jij op een dag ook bij het bedrijf, Mary-Kate. We toosten erop dat de McDougals nog eeuwenlang wijnbouwers op dit land mogen blijven!’
Terwijl Jack meeging in de droom van mijn vader, gebeurde met mij het tegenovergestelde. Misschien kwam dat juist doordat Jack zo volledig opging in het maken van mooie wijnen. Hij rook niet alleen een bedorven druif van een kilometer afstand, maar was ook nog eens een prima zakenman. Terwijl ik van een kind uitgroeide tot een jonge vrouw, had ik van dichtbij meegemaakt hoe papa en Jack de wijnranken inspecteerden en in Het Lab werkten, zoals dat liefkozend werd genoemd; een ‘lab’ dat bestond uit een grote keet met een zinken dak. Toch raakte ik in andere dingen geïnteresseerd en zag ik inmiddels geen relatie meer tussen The Vinery en mijn toekomst. Dat had me er niet van weerhouden om tijdens vakanties mee te werken in Het Lab of waar nodig bij te springen, maar wijn was gewoon mijn passie niet. Papa had teleurgesteld gekeken toen ik hem vertelde dat ik muziek wilde gaan studeren, maar hij was wel zo vriendelijk geweest om begrip te tonen.
‘Heel goed van je,’ zei hij, en hij knuffelde me. ‘Muziek is enorm belangrijk in het leven, Mary-Kate. En hoe zie je je toekomstige carrière voor je?’
Ik zei, enigszins verlegen, dat ik zangeres wilde worden en mijn eigen nummers wilde schrijven.
‘Dat is een fantastische droom, waar ik je alleen maar succes bij kan wensen. Zolang je maar weet dat je moeder en ik volledig achter je staan.’
‘Ik vind het echt geweldig, Mary-Kate,’ zei mam. ‘Jezelf uitdrukken in een lied heeft iets magisch.’
En dat was ik gaan doen, muziek studeren. Ik had gekozen voor de University of Wellington, die een diploma van wereldklasse bood, en ik genoot van elke seconde. Ik had de beschikking over een studio met de allernieuwste hightech en werd omringd door studenten die net als ik leefden voor hun passie. Ik startte een duo met Fletch, een goede vriend die ritmegitaar speelde en een zangstem had die prettig harmonieerde met die van mij. We hadden zelfs hier en daar een optreden in Wellington, met mij achter het toetsenbord, en we hadden het voorgaande jaar ook opgetreden tijdens het afstudeerconcert. Dat was de eerste keer dat mijn familie me op het podium zag.
‘Ik ben héél trots op je, MK,’ had papa gezegd en hij had me in zijn armen gesloten. Het was een van de mooiste momenten van mijn leven.
‘En daar sta je dan, een jaar later, klaar met je studie en nog steeds omringd door wijnstokken,’ mopperde ik. ‘Wees eerlijk, MK, dacht je nou echt dat Sony hier zou aankloppen en je om een platendeal zou smeken?’
Sinds ik een jaar geleden was afgestudeerd, werd ik steeds somberder over mijn toekomstige carrière. Bovendien had de dood van papa een enorme rem op mijn creativiteit gezet. Ik had het gevoel dat ik in één klap de twee liefdes van mijn leven was verloren, vooral nu die onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Het was papa’s liefde voor vrouwelijke singer-songwriters geweest die mijn passie voor muziek had gewekt. Ik was opgegroeid met Joni Mitchell, Joan Baez en Alanis Morissette.
Dankzij mijn tijd in Wellington was me ook duidelijk geworden hoe beschermd en idyllisch mijn jeugd in Gibbston Valley, die beeldschone hof van Eden, was geweest. De rondom ons oprijzende bergen vormden een geruststellende fysieke barrière, terwijl de vruchtbare grond op magische wijze een overvloed aan sappige vruchten voortbracht. Zo herinnerde ik me de keer dat Jack, toen nog een tiener, me overhaalde om de wilde kruisbessen van de stekelige struiken achter ons huis te eten. Ik zag nu nog voor me hoe hij stond te lachen toen ik de zure vruchten uitspuugde. Ik kon vrij rondzwerven zonder dat mijn ouders ongerust werden. Ze wisten dat me in dat heerlijke landschap niets kon overkomen. We speelden er in koele, heldere beekjes en renden door het ruige gras achter konijnen aan. Terwijl mijn ouders aan het ploeteren waren in de wijngaard, waar ze werkelijk álles zelf deden, van wijnstokken planten en ze beschermen tegen hongerig wild tot en met het plukken en persen van de druiven, leefde ik in mijn eigen wereld.
Plotseling werd de felle ochtendzon verduisterd door een wolk, die het dal diep grijsgroen kleurde. Het was een waarschuwing dat de winter op komst was, en ik vroeg me voor de zoveelste keer af of ik er goed aan had gedaan hier te blijven. Een paar maanden geleden had mam voor het eerst het idee geopperd van een ‘grand tour’, zoals ze het noemde. Ze wilde wereldwijd vrienden bezoeken die ze in geen jaren had gezien en vroeg of ik zin had om mee te gaan. Ik leefde toen nog in de hoop dat ik belangstellende reacties zou krijgen op de demo die ik samen met Fletch had gemaakt en naar platenmaatschappijen over de hele wereld had gestuurd. Maar de reacties met de mededeling dat onze muziek ‘niet was waar de producer op dit moment naar op zoek was’ stapelden zich op een kastplank in mijn slaapkamer op.
‘Lieverd, ik hoef jou toch niet te vertellen dat het bijna nergens zo moeilijk binnenkomen is als in de muziekbranche,’ had mam gezegd.
‘Volgens mij moet ik daarom juist hier blijven,’ had ik geantwoord. ‘Fletch en ik zijn met nieuwe dingen bezig. Ik kan niet zomaar het schip verlaten.’
‘Nee, natuurlijk niet. En als het allemaal misgaat, kun je altijd nog terugvallen op The Vinery,’ was haar reactie.
Ik wist dat ze dat alleen maar uit vriendelijkheid zei, en ik zou eigenlijk dankbaar moeten zijn omdat ik geld kon verdienen met werk in Het Lab en met het verwerken van bestellingen. Maar uitkijkend over mijn hof van Eden slaakte ik een diepe zucht, want het idee dat ik hier de rest van mijn leven zou moeten doorbrengen, was niet bepaald opbeurend, hoe veilig en mooi het hier ook was. Sinds ik was gaan studeren, was alles hier veranderd, vooral na de dood van papa. Het voelde alsof met zijn overlijden ook het hart van deze plek was opgehouden met kloppen. Wat ook niet hielp was dat Jack – die al vóórdat papa stierf had afgesproken de zomer op een wijngaard in het Rhônedal in Frankrijk door te brengen – in overleg met mama had besloten om zijn reis door te laten gaan.
‘De toekomst van het bedrijf ligt in Jacks handen, hij moet nu zo veel mogelijk leren,’ zei mam. ‘We hebben onze manager Doug om de wijngaard te runnen, en bovendien is dit stille seizoen een perfecte periode om op reis te gaan.’
Maar sinds mam de vorige dag op grand tour was gegaan en Jack weg was, viel het niet te ontkennen dat ik me zeer alleen voelde en nóg dieper in somberheid dreigde te verzinken.

[...]

© Lucinda Riley
Vertaling © Erica Disco, Dieuwke van der Veen, Irene Goes, Anne Jongeling

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum