In de eindejaarslijstjes dringen romans en non-fictieboeken flink voor, maar naast Louise Glücks Averno en Lieke Marsmans In mijn mand houdt ook Sasja Janssens Virgula stand, een bundel met, zoals Alfred Schaffer zijn eindejaarskeuze beargumenteert, ‘gedichten waar je ondanks de thematiek vrolijk van wordt, gewoon omdat het allemaal zo goed opgeschreven is’. We mogen twee gedichten publiceren.
Virgula, Latijn voor komma, houdt de stilstand tegen, laat de gedachten en de taal voortgaan. ‘ik verlang naar een punt, maar dat mijn Virgula’s daar wel voor uitkijken die te zetten, ik dicht ze me toe, alsof de dood me op de hielen zit’
N.B. Eerder publiceerden we voor uit Happy en besprak Fleur Speet Ik trek mijn species aan. Bekijk ook de drie beste bundels volgens boekverkoper Romy Day Winkel.
Virgula, de nacht dat ik werd bezwangerd, zachtrood was hij, huilde ik van leven, maar vol van leegte moet ik bedrust houden en men klopt elke dag mijn kussens op kamt de pluizige dekens en met hagel wordt het onweer uit de lucht geschoten, niets mag mijn buik ontrieven, het enige wat is toegestaan is het schrijven van brieven, liever nog slapen, half zittend tegen de met groene stof beklede muur en gouden kringen om de duivel te misleiden ik schrijf je omdat je in mijn ooghoek bungelt ik schrijf omdat je nooit antwoordt ik schrijf je omdat je niet van stilstand houdt, net als ik de wind begint heidens te zuigen vanuit het middelpunt van de kamer, precies boven mijn bed, de luiken kraken de gordijnen wiegen hun zwaarte, tot een kleine tornado opstijgt vanuit mijn schoot en als een ballon bolt mijn buik in de groen en goud ringende bestofte nacht, men wast de lakens heet en ik ontvang de vroedvrouw die met spelende benen op het hoge bed komt zitten, men toont ons de bijbel en ik lach van leven de vroedvrouw klapt in haar handen om mijn ongewone statistisch onhaalbare status, op de Heilige Schrift na, noemt me een dochter van Lot en preekt over de ark van Noach tegen mijn staf maar prikt twee vale dagvlinders met spelden [...] Virgula, daar waar hij een leerling laat zingen, zijn rechterhand aristocratisch wuift als hij iemand op appèl roept naast het podium waarop hij zich blauw rookt, moederskindje dat niet wegkomt uit deze stinkende Peel, tiert het over de houten planken, daar oefen ik me in lachen, waar het ruikt naar verbrand ijzer en vlagen warme en koude lucht langs je strijken als onder water, het ijzeren kacheltje bij het raam schroeit je benen, je draagt mannenschoenen en je haar ruikt naar gier en moet gekamd, fluistert de jongen die op me is, hij aait mijn knie onder ons schooltafeltje, waar niemand het woord wellust kent, we denken aan de dood, maar ik word al geprezen, ik word al geprezen, daar begint het voorspel en in ons tussenuur drinken we bittere koffie met Cointreau, daar in zijn kale flat leeft hij in een boek, want zwart haar blauwe ogen, wijst hij naar zichzelf alsof ik die titel niet ken maar ik ben geen actrice en leef met een meisjeskut, in de kamers zonder gordijnen waar hij me op een sisalkleed opent, en waarom is er geen seks in je verhalen,Virgula, en later regent het en lopen we over het turfland, mijn rok sleept door het slijk en ik denk aan de meisjes die van thuis niet op zijn les mogen, maar mijn rok baadt al boven in bad, alles draait om jou suicide is painless, let op zwaait hij weer wuft bij de muziek, alleen voor jou, ik voel pijn in mijn kaken, alles draait als een gek om jou, alsof ik dat niet weet, maar ik houd mijn mond om zijn zoute pik en tel van honderd naar nul, en in zijn koele bad waaruit hij me verstoot, lach ik hoog om te koesteren wat ik in verlatenheid nog kan, ik heb haast, haast heb ik om mijn geest te doen opvliegen naar gouden vlinders.
de nacht dat ik werd bezwangerd, zachtrood was hij, huilde ik van leven, maar vol van leegte moet ik bedrust houden en men klopt elke dag mijn kussens op kamt de pluizige dekens en met hagel wordt het onweer uit de lucht geschoten, niets mag mijn buik ontrieven, het enige wat is toegestaan is het schrijven van brieven, liever nog slapen, half zittend tegen de met groene stof beklede muur en gouden kringen om de duivel te misleiden
ik schrijf je omdat je in mijn ooghoek bungelt ik schrijf omdat je nooit antwoordt ik schrijf je omdat je niet van stilstand houdt, net als ik
de wind begint heidens te zuigen vanuit het middelpunt van de kamer, precies boven mijn bed, de luiken kraken de gordijnen wiegen hun zwaarte, tot een kleine tornado opstijgt vanuit mijn schoot en als een ballon bolt mijn buik in de groen en goud ringende bestofte nacht, men wast de lakens heet en ik ontvang de vroedvrouw die met spelende benen op het hoge bed komt zitten, men toont ons de bijbel en ik lach van leven
de vroedvrouw klapt in haar handen om mijn ongewone statistisch onhaalbare status, op de Heilige Schrift na, noemt me een dochter van Lot en preekt over de ark van Noach tegen mijn staf maar prikt twee vale dagvlinders met spelden
[...]
daar waar hij een leerling laat zingen, zijn rechterhand aristocratisch wuift als hij iemand op appèl roept naast het podium waarop hij zich blauw rookt, moederskindje dat niet wegkomt uit deze stinkende Peel, tiert het over de houten planken, daar oefen ik me in lachen, waar het ruikt naar verbrand ijzer en vlagen warme en koude lucht langs je strijken als onder water, het ijzeren kacheltje bij het raam schroeit je benen, je draagt mannenschoenen en je haar ruikt naar gier en moet gekamd, fluistert de jongen die op me is, hij aait mijn knie onder ons schooltafeltje, waar niemand het woord wellust kent, we denken aan de dood, maar ik word al geprezen, ik word al geprezen, daar begint het voorspel
en in ons tussenuur drinken we bittere koffie met Cointreau, daar in zijn kale flat leeft hij in een boek, want zwart haar blauwe ogen, wijst hij naar zichzelf alsof ik die titel niet ken maar ik ben geen actrice en leef met een meisjeskut, in de kamers zonder gordijnen waar hij me op een sisalkleed opent, en waarom is er geen seks in je verhalen,Virgula, en later regent het en lopen we over het turfland, mijn rok sleept door het slijk en ik denk aan de meisjes die van thuis niet op zijn les mogen, maar mijn rok baadt al boven in bad, alles draait om jou
suicide is painless, let op zwaait hij weer wuft bij de muziek, alleen voor jou, ik voel pijn in mijn kaken, alles draait als een gek om jou, alsof ik dat niet weet, maar ik houd mijn mond om zijn zoute pik en tel van honderd naar nul, en in zijn koele bad waaruit hij me verstoot, lach ik hoog om te koesteren wat ik in verlatenheid nog kan, ik heb haast, haast heb ik om mijn geest te doen opvliegen naar gouden vlinders.
Copyright © 2021 Sasja Janssen