Leesfragment: De schittering van woorden

04 december 2022 , door Zinaida Hippius
| |

6 december verschijnt Zinaida Hippius’ De schittering van woorden (Privé-domein 94), vertaald en bezorgd door Mieke en Mouring Lindenburg, met het voorwoord van Pieter Waterdrinker. Lees bij ons twee aantekeningen uit 1914.

Zinaida Hippius was een buitenbeen in de literaire wereld van haar tijd. De excentrieke schrijfster voelde zich een man, gevangen in een vrouwenlichaam. Ze onderhield nauwe betrekkingen met een sekte van flagellanten wier rituelen gepaard gingen met seksuele orgieën. Als zevenjarige schreef ze al publicabele gedichten en ze werd op zeer jonge leeftijd een van de invloedrijkste figuren van het symbolisme. Hippius bouwde een ontzaglijk oeuvre op aan romans, verhalen, gedichten, toneelstukken en reportages. Door haar (ongelukkige) huwelijk met de destijds beroemde Dmitri Mereskovski werd haar salon het centrum van het Sint-Petersburgse culturele leven. De schittering van woorden omvat een uitgebreide keuze uit haar autobiografische geschriften.

 

Voorwoord
Een mens van onze tijd

Pieter Waterdrinker

[…]

Met haar opmerking dat ‘iedere oorlog die met een volledige overwinning van de ene staat op de andere eindigt, de kiem van een nieuwe oorlog in zich draagt,’ heeft Hippius historisch gezien niet alleen de opkomst van Hitler-Duitsland aangekondigd, maar wellicht ook conflicten aangekondigd in de al dan niet nabije toekomst. Veel van Poetins wraak, van zijn ressentiment tegen het Westen, kwam voort uit – in wat hij ziet – de nederlaag die zijn moederland in de Koude Oorlog heeft geleden tegen het Westen, met als gevolg het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, die door Poetin werd gezien als ‘de grootste geopolitieke catastrofe’ van de vorige eeuw.

[…]

 

De schittering van woorden

2 augustus.

Het heeft alleen maar zin om kleinigheden op te tekenen. De belangrijke dingen worden toch wel vastgelegd.
En die kleinigheden spelen zich in stilte en in het verborgene af en zijn ook nog stuk voor stuk onbegrijpelijk. Omdat er zulke Gigantische Waanzin aan ten grondslag ligt.
‘Wij’ intellectuelen zijn allen het spoor bijster. Konden we er maar het zwijgen toedoen – maar de helft is al fysiek besmet met dat zinloze, oorlogszuchtige patriottisme, alsof wij ‘ook’ deel uitmaken van Europa, alsof wij met de hand op ons hart ronduit vaderlandslievend zouden kunnen zijn... Van Rusland houden en het echt menen: dat is toch niet mogelijk zoals een Engelsman van Engeland houdt. Een zware hamer is onze liefde... de echte dan.
Wat is een vaderland eigenlijk? Het volk of de staat? Allebei. Maar als ik de Russische staat nu haat? Als die staat in mijn eigen land nu tegenover mijn volk staat?
Maar nee, daarvoor is het nog te vroeg. Stil.
Er was nog bijna geen mens in het zomerse Petersburg. Maar al gauw begon men bijeen te stromen.
We komen nu eens hier, dan weer daar bij elkaar. De politici en in de politiek liefhebberende intellectuelen (bij ons doet iedereen immers aan politiek) waren voor het grootste gedeelte zo van de kook dat ze kinderachtige onzin stonden te verkopen. Het was duidelijk dat zij van alles en nog wat hadden verwacht, alleen geen oorlog. Op een avond kwamen wij bij Slavinskij bij elkaar. Er waren tamelijk veel mensen. Kartasjev met zijn slavofiele neigingen sprak in dezelfde geest als de gastheer.
We konden het overigens ook weer eens niet zonder ons ‘Russische’ probleem stellen: is de overwinning wel wenselijk... met het oog op de autocratie... Want bij ons is het eeuwig en altijd hetzelfde liedje (bovendien kunnen we niet anders, we moeten wel!). Een militaire overwinning versterkt de autocratie... Er werden voorbeelden aangehaald die heel geloofwaardig aandeden. Alleen... bestaat er wel een voorbeeld voor wat er nu gebeurt?
Iedereen sprak. Toen ik aan de beurt kwam zei ik heel voorzichtig dat ik een oorlog zoals deze principieel afwijs, dat iedere oorlog die met een volledige overwinning van de ene staat op de andere eindigt, de kiem van een nieuwe oorlog in zich draagt, daar zo’n overwinning een nationalistisch gezinde verbitterde stemming met zich meebrengt en iedere oorlog ons afhoudt van datgene waarheen wij op weg zijn, van de ‘universaliteit’. Maar dat ik met de realiteit van de oorlog voor ogen natuurlijk op een overwinning van de bondgenoten hoopte.
Kerenskij, die rechts van mij stond en direct na mij sprak nam dit thema van de ‘universaliteit’ over (hij had het hardnekkig over ‘universalisme’) en met zijn gebruikelijke nervositeit zei hij bijna hetzelfde en verklaarde zich tenslotte ook ‘voor de bondgenoten’. Maar het is duidelijk dat hij zijn positie ook nog niet definitief heeft bepaald. De oorlogsstemming heeft alleen al geen vat op hem omdat zo’n mentaliteit hem vreemd is, hij is veel te veel een revolutionair. Kerenskij is niet erg slim, maar op de een of andere manier heb ik hem altijd bijzonder goed kunnen begrijpen en hem, met al die jongensachtige branie van hem, ook steeds aardig gevonden. Maar goed, voorlopig moeten wij er nog het zwijgen toe doen... Wat jammer toch, dat Kartasjev zich al hals over kop op de oorlog heeft gestort, zich aan verwensingen aan het adres van de Duitsers te buiten gaat en alles op de Oostenrijkse Slaven zet...
Onze portier zegt tegen zijn vrouw: ‘Ach ja, wat zul je eraan doen, ’t is iets dat de hele maatschappij raakt, de vijand trekt tegen iedereen op en dan moet je iedereen verdedigen.’
Volodja, een student, liep over het verdriet van zijn moeder heen: ‘Ja, het is egoïstisch, maar ik ga toch, ik móét gaan.’ Gisteren is hij met het Preobrazjenskij regiment vertrokken.
Alle schrijvers zijn hun hoofd kwijtgeraakt. K. schrijft bij Soevorin over Duitsland: ‘Wij moeten dit zevenkoppige monster verdelgen.’ Allerlei andere ‘zevenkoppige monsters’ zijn nu verdwenen, zowel de ‘revolutie’ als de ‘jodenkliek’, en er is er nog maar één over: Duitsland. Sj. is een vurig vaderlander geworden, hij weet niets anders meer uit te brengen dan ‘hoera’ en ‘overwinningsdrang’. E., die naar zijn eigen zeggen iedere oorlog afwijst, aanvaardt deze toch in zoverre dat hij bij iedereen de deur platliep ‘om zich zelf eens in vaandrigsuniform te zien’. (Ze nemen hem niet aan – waarschijnlijk omdat hij zo dik is!) De duizenden die over Zweden uit hun Kurort zijn teruggekeerd hebben een aparte rubriek in de kranten weten te krijgen: ‘Duitse beestachtigheden’. De terugreis was zwaar geweest, onbeschrijflijk, maar... wie zal dat beoordelen? Joden komen met tienduizenden toestromen. Eén van hen liet zijn hand zien: hij miste een vinger. Die was er niet door de Duitsers, maar door de Russen afgerukt, tijdens een pogrom. Wat moet je daar nu van denken? Waren die joden soms niet ongewapend? En als wij ook beesten zijn... wie kan er zich dan tegenover wie op de borst slaan?
Overigens ziet nu ook Poerisjkjevitsj de joden weer staan en hij drukt Miljoekov de hand.
Wolven en schapen vormen één front: ze hebben een derde gevonden die ze samen kunnen opvreten.
Deze oorlog... Waarom is een oorlog, iedere oorlog, altijd uit den boze, maar alleen deze ene goed?
Geen mens die het weet. Ik geloof dat veel mensen het zo voelen. Ik niet. Bovendien laat het me koud wat ik voel. Dat wil zeggen: ik heb het recht niet om een woord over de oorlog te zeggen zolang ik alleen nog maar gevoelens heb. Ik geloof niet in gevoelens; men maakt er geen woorden aan vuil zolang ze niet door iets hogers worden gerechtvaardigd. En door de waarheid worden bevestigd.
Maar ik moet hier niet over praten. Het kan eenvoudiger. Er is een georganiseerde zelfvernietiging, een moordpartij aan de gang. ‘Of men mag altijd moorden, of het mag nooit.’ Ja, als er geen geschiedenis was, geen beweging, geen God, geen vrijheid. Maar als dat alles wél bestaat – dan mag je zo niet redeneren. Men moet tegen elk gegeven uur uit de geschiedenis ‘ja’ of ‘nee’ kunnen zeggen. En tegen dit uur zeg ik uit de grond van mijn hart en met mijn hele verstand ‘nee’. Of ik kan er het zwijgen toe doen. Het is zelfs beter om te zwijgen.
Maar als er een woord voor is dan kan dat alleen maar ‘nee’ luiden. Deze oorlog is een oorlog. En tegen een oorlog zeg ik: het mag nooit.

29 september.

Het is oorlog.
België is een en al ontreddering (gisteren is Antwerpen als laatste ingenomen), er vallen bommen op mijn geliefde Parijs en op de Notre Dame. Onze situatie is ondoorzichtig: Galicië veroverd, de Poolse steden al sinds tijden door de Duitsers ingenomen, morgen misschien Warschau... In Frankrijk wordt overal gevochten; het duurt nu al meer dan een maand. Het menselijke verstand weigert de lopende gebeurtenissen te vatten.
Dat de Duitsers ‘ingemaakt’ zullen worden, dat hun alles vernietigende razernij een halt zal worden toegeroepen, lijdt geen twijfel. Reims, Leuven... Maar wat heeft dat te betekenen naast het rode water in de rivieren, naast het bloed dat letterlijk van de treden van de kathedraal van Reims afstroomt?
Als een nevelgordijn hangt de leugen letterlijk voor ieders ogen en het spreekt vanzelf dat er een soort verdierlijking optreedt.
Hier in Rusland heerst een vreemde stemming. Rusland is nuchter als gevolg van een vlaag van verstandsverbijstering van de tsaar. Door diezelfde verstandsverbijstering van de tsaar is het Petersburg van Peter de Grote van de aardbodem weggevaagd, vernietigd. Een slecht teken! Men heeft een soort Nikolograd opgericht: bij decreet ‘Petrograd’ geheten. De dikke hoveling Winter heeft het de tsaar ter ondertekening onder de neus geduwd: ‘Daar verricht u een patriottische daad mee, wat moeten wij nou met dat Duitse “burg”’(!?!).
Het zijn kwade tijden voor Rusland. Onze gelukkige bondgenoten weten niets van de pijn die Rusland in deze voor iedereen moeilijke dagen tot in het diepst van zijn ziel verscheurt. Die kennen ze niet en lichtzinnig als ze zijn willen ze die ook niet leren kennen, willen ze die niet begrijpen. Dat kunnen ze ook niet. Daar in het westen schaamt noch de regering, noch het volk zich ervoor dat ze elkaar in die nu al onvermijdelijk geworden, algemene waanzin vinden. Maar hoe zouden wij dat ooit kunnen!
Wat dat betreft worden we door onze bondgenoten in de steek gelaten.
Heer! Red het volk uit de diepte van zijn dubbele rampspoed: de verborgene en de zichtbare! Ik ga bijna niet de straat op, op mij maken al die in het geniep georganiseerde ‘vaderlandslievende’ betogingen met kerkvaandels, vlaggen en ‘petretten’ een armzalige indruk.

 

Copyright © Zinaida Hippius Copyright Nederlandse vertaling © 1984, Mieke en Mouring Lindenburg/ bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam
Copyright voorwoord © 2022, Pieter Waterdrinker

pro-mbooks1 : athenaeum