Leesfragment: Elizabeth Finch

08 april 2022 , door Julian Barnes
|

Vanaf vandaag in onze boekhandels: de nieuwe roman van Julian Barnes, Elizabeth Finch, vertaald door Ronald Vlek. Lees Ghizlan El Hachimi’s boekverkopersbespreking en lees een fragment.

In Julian Barnes’ nieuwe roman Elizabeth Finch is Neil op een kruispunt in zijn leven aanbeland wanneer hij besluit opnieuw plaats te nemen in de collegebanken. De gescheiden vader en gewezen acteur is toe aan een geestelijke opfrisser en schrijft zich in voor de cursus ‘Cultuur en beschaving’. Vanaf de eerste lesdag raakt hij in de ban van zijn iets oudere professor. Elizabeth Finch doceert in eloquente, rokerige volzinnen over Sint-Ursula, Goethe, Julianus de Afvallige, de Verlichting, en over de parallellen tussen verleden en heden. Ze is een toonbeeld van ruimdenkendheid, en verwacht hetzelfde van haar cursisten. Alle intellectuele openheid ten spijt blijkt Elizabeth Finch een gesloten figuur die haar privéleven hermetisch afschermt – en daardoor Neil en zijn medecursisten des te meer fascineert. Neils kalverliefde wordt pas echt een obsessie wanneer hij jaren later onverwacht de schriftelijke nalatenschap van zijn mentor erft: dozen vol aantekeningen die wijzen op haar eigen obsessie. Wat bewoog de mysterieuze Elizabeth Finch nou werkelijk? Wat beoogde ze met dit postume gebaar? Welke opdracht moet Neil voor zijn grote voorbeeld voltooien?

N.B. We schreven eerder recensies over Barnes' boeken In ogenschouwPolsslag en Het tumult van de tijd en Het enige verhaal. Ook publiceerden we voor uit De man in de rode mantel en Alsof het voorbij is

 

Een

Ze stond voor ons, zonder aantekeningen, boeken of zenuwen. De lessenaar was bezet door haar handtas. Ze keek even rond, glimlachte, bewoog zich niet en begon.
‘U heeft ongetwijfeld gezien dat dit curriculum “Cultuur en beschaving” als titel heeft. Schrik niet. Ik ga u niet met cirkeldiagrammen bestoken. Ik ga u niet proberen vol te proppen met feiten zoals ze een gans volproppen met mais. Dat zou maar tot leververvetting leiden, wat zeer ongezond is. Volgende week zal ik u een leeslijst doen toekomen die geheel vrijblijvend is. Het kost u geen studiepunten als u die links laat liggen, en het levert u ook geen punten op als u die naarstig afwerkt. Ik ga u lesgeven als de volwassenen die u zonder twijfel bent. Onderricht is het vruchtbaarst als het, zoals de Grieken al wisten, in gezamenlijkheid gebeurt. Maar ik ben geen Socrates en u bent geen stel Plato’s, als dat de correcte meervoudsvorm is. Maar we zullen de dialoog zeker niet uit de weg gaan. Tegelijkertijd zal ik u – want u zit niet meer op de lagere school – ook niet aan de hand nemen en ook niet met loftuitingen overstelpen. Voor sommigen zal ik misschien niet de beste docent zijn, in de zin van de meest geschikte wat uw gestel en uw gemoedstoestand aangaat. Ik richt me alvast tot degenen op wie dit straks van toepassing zal zijn. Natuurlijk hoop ik dat u het curriculum boeiend zult vinden, maar ook leuk, compromisloos leuk zelfs. Beide termen zijn niet onverenigbaar. En van uw kant verwacht ik ook een compromisloze benadering. Half werk volstaat niet. Mijn naam is Elizabeth Finch. Dank u.’
En ze glimlachte weer.
Niemand had iets opgeschreven. We keken naar haar, sommigen vol ontzag, enkelen in verwarring, geergerd bijna, anderen al half verliefd.
Ik herinner me niet meer waar het over ging in dat eerste college. Maar wel dat ik me er vaag van bewust was dat ik, voor een keer in mijn leven, op de juiste plek was beland.

Haar kleding. Laten we onderaan beginnen. Ze liep op brogues, ’s winters zwart, bruin suède in voor- en najaar. Kousen of panty’s —je zag Elizabeth Finch nooit met blote benen (en in badkleding kon je je haar al helemaal niet voorstellen). Rokken tot net onder de knie —ze verzette zich tegen de jaarlijkse tirannie van de roklengte. Ze leek zelfs al een tijd geleden te hebben bepaald hoe ze erbij wenste te lopen. Het kon nog steeds stijlvol worden genoemd, als iets uit een andere tijd, en het kon ook als ouderwets, of misschien wel vintage worden betiteld. ’s Zomers een plooirok, meestal een donkerblauwe, ’s winters een van tweed. Soms iets geruits of kiltachtigs met een grote zilveren veiligheidsspeld (daar bestaat ongetwijfeld een speciaal Schots woord voor). Op blouses werd bepaald niet beknibbeld, ze waren van zijde of eersteklas katoen, vaak gestreept, en zeker niet doorschijnend. Zo nu en dan een broche, altijd klein en, zoals dat heet, discreet, die toch op de een of andere manier flonkerde. Oorbellen droeg ze zelden (had ze eigenlijk wel gaatjes? Ook weer zo’n vraag). Om haar linkerpink een zilveren ring, eerder een erfstuk dan iets zelf gekochts of gekregens, leek ons. Haar haar had een kleur van grauw zand en was altijd goed verzorgd en van dezelfde lengte. Ik stelde me voor dat ze om de twee weken naar de kapper ging. Nou ja, ze geloofde in kunstmatigheid, zoals ze meer dan eens liet weten. En kunstmatigheid was, zoals ze tevens opmerkte, niet onverenigbaar met waarheid.
Hoewel wij, haar studenten, in leeftijd varieerden van eind twintig tot begin veertig, reageerden we in het begin op haar als kinderen vroeger op school. We waren benieuwd naar haar achtergrond en haar privéleven, we vroegen ons af waarom, en of, ze nooit – voor zover wij wisten – getrouwd was. Wat ze ’s avonds deed. Maakte ze voor zichzelf een perfecte omelet fines herbes klaar, nam ze één glas wijn (Elizabeth Finch teut? Pas als de wereld op zijn kop stond) en las ze intussen de laatste artikelenbundel van het Goethegenootschap? U begrijpt hoe makkelijk het was om ons in fantasieën te verliezen, in karikaturen zelfs.

Ze rookte in al die jaren dat ik haar kende. En ook nu weer rookte ze niet zoals een ander deed. Je hebt rokers die onmiskenbaar van elke stoot nicotine genieten; andere die met iets van zelfverachting inhaleren, sommige maken er een soort levensstijl van; weer andere beweren, hoogst irritant, er maar ‘een of twee per dag’ te roken, alsof ze hun verslaving in de hand hebben. En – aangezien alle rokers liegen – blijkt ‘een of twee’ altijd drie of vier, of zelfs een half pakje te betekenen. Maar EF maakte geen vertoning van haar roken. Het was iets wat ze deed en wat verder geen uitleg of goede sier behoefde. Ze hevelde haar sigaretten over in een schildpadleren koker, zodat wij maar naar het merk moesten raden. Ze rookte alsof het roken haar volmaakt onverschillig liet. Klinkt dat zinnig? En als je het haar had durven vragen, dan zou ze er niet omheen hebben gedraaid. Ja, zou ze gezegd hebben, natuurlijk was ze verslaafd. En ja, ze wist dat het slecht voor haar was, en ook asociaal. Maar nee, ze ging niet stoppen, of bijhouden hoeveel ze per dag rookte; die dingen stonden heel laag op haar prioriteitenlijstje. En omdat ze —dit was volledig mijn eigen conclusie, gok liever gezegd —niet bang was voor de dood, en het leven tegenwoordig lichtelijk overschat vond, was die kwestie voor haar niet echt van belang, en zou die het voor jou dus ook niet moeten zijn.
Natuurlijk leed ze aan migraine.

Voor mijn geestesoog —mijn geheugenoog, daar waar ik haar alleen nog kan zien —staat ze voor ons, vreemd onbeweeglijk. Ze had niet van die docententics en -trucs, die bedoeld waren om te bekoren, te verstrooien of blijk te geven van karakter. Ze zwaaide nooit met haar armen en legde nooit haar hand onder haar kin. Ze kon weleens een dia laten zien om een verhaal te verhelderen, maar meestal was dat overbodig. Ze dwong tot aandacht met haar onbeweeglijkheid en haar stem. Het was een rustige, heldere stem, gerijpt door tientallen doorrookte jaren. Ze was niet zo’n docent die haar studenten alleen zag als ze opkeek van haar aantekeningen, omdat ze, zoals ik al zei, geen college gaf aan de hand van aantekeningen. Het zat allemaal in haar hoofd, volledig uitgedacht, volledig verinnerlijkt. Ook dat dwong tot aandacht, wat de kloof tussen haar en ons verkleinde. Haar dictie was formeel, haar zinsbouw volstrekt grammaticaal — sterker nog, je kon de komma’s, de puntkomma’s en de punten bijna horen. Ze begon nooit een zin zonder te weten hoe en wanneer die zou eindigen. Toch leek wat ze zei nooit boekentaal. Voor haar woordkeuze putte ze uit hetzelfde vocabulaire dat ze zowel voor het geschrevene als het alledaagse gesprek gebruikte. Toch was het effect zeker niet archaïsch, haar taal was springlevend. En ze vond het leuk — misschien voor haar eigen plezier of om ons te verbazen — om er zo nu en dan iets uit een totaal ander register doorheen te gooien.

[…]

 

© 2022 Julian Barnes
© 2022 Nederlandse vertaling Ronald Vlek

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum