Leesfragment: Het snoephuis

04 april 2022 , door Jennifer Egan
|

Vanaf vandaag in onze boekhandels: de nieuwe roman van Jennifer Egan, Het snoephuis (The Candy House), vertaald door Arjaan & Thijs van Nimwegen. Lees bij ons een fragment!

Het is 2010. De succesvolle, maar rusteloze ondernemer Bix Bouton spreekt een professor van Columbia University, die experimenteert met het menselijk geheugen. Tien jaar later geeft Bix’ nieuwe technologische programma Greep op uw Onbewuste toegang tot al je herinneringen, die je bovendien met anderen kunt uitwisselen. Het systeem verleidt velen – hoewel niet iedereen.

Egan weeft de verregaande gevolgen van het programma door de levens van verschillende personages, wier paden zich meermaals kruisen. In haar spectaculaire verbeeldingswereld bestaan er tellers die menselijke verlangens opsporen en uitpluizen, en ontduikers, die het collectief bewustzijn ontduiken omdat ze inzien wat de prijs is van ‘een hapje van het snoephuis’.

Jennifer Egan (1962) woont in Brooklyn, New York. Voor Bezoek van de knokploeg ontving ze onder meer de Pulitzer Prize en de National Book Critics Circle Award. Ook haar laatste roman Manhattan Beach werd een internationale bestseller.

N.B. Lees op onze site ook Jesse Keffs enthousiaste woorden over de roman, en fragmenten uit Bezoek van de knokploeg en Manhattan Beach. Lees ook de toelichting van Arjaan van Nimwegen en Thijs van Nimwegen op die laatste roman.

 

Build

De Genegenheidsfactor

1

‘Ik heb zo’n zin,’ zei Bix. Hij stond naast het bed zijn schouders en ruggengraat te rekken, een avondritueel voor hij ging liggen. ‘Om gewoon te praten.’
Lizzie ving zijn blik op boven de donkere krullen van Gregory, hun jongste, die ze aan de borst had. ‘Ik luister,’ fluisterde ze.
‘Het is...’ Hij haalde diep adem. ‘Ik weet niet. Moeilijk.’
Lizzie ging rechtop zitten en Bix zag dat hij haar had laten schrikken. Gregory was zijn houvast kwijt en gilde ‘Mama, ik kan er niet bij’. Hij was net drie geworden.
‘Dat kind moet van de borst af,’ mopperde Bix.
‘Nee,’ protesteerde Gregory scherp met een misprijzende blik op Bix. ‘Ik wil niet.’
Lizzie gaf toe aan het geruk van Gregory en ging weer liggen. Bix vroeg zich af of dit kind, het laatste van de vier, met medeplichtigheid van zijn vrouw zijn kindertijd zou rekken tot in zijn volwassenheid. Hij ging languit naast hen liggen en keek haar bezorgd in de ogen.
‘Wat is er, lieverd?’ fluisterde Lizzie.
‘Niks,’ loog hij, want zijn zorgen waren te alomvattend, te vormeloos om uit te leggen. Hij verjoeg ze met een waarheid: ‘Ik moet steeds denken aan East Seventh Street. Die gesprekken.’
‘Alweer,’ zei ze zacht.
‘Alweer.’
‘Maar waarom?’
Bix wist niet waarom, vooral omdat hij maar half geluisterd had, toen in East Seventh Street, waar Lizzie en haar vrienden tegen elkaar zaten te schreeuwen door stapelwolken van wietrook heen als verdwaalde trekkers in een mistig dal: Is liefde dan iets anders dan lust? Bestaat het kwaad? Bix was al halverwege zijn promotieonderzoek toen Lizzie bij hem introk, en zulke gesprekken had hij al gehad op de middelbare school en in zijn eerste jaren op Penn. Nu had hij heimwee naar wat voor hem leek op afluisteren van Lizzie en haar vrienden, vanaf zijn plek aan zijn SPARCstation-computer, met een modem aangesloten op het Viola World Wide Web: een verholen, opwindend besef dat de wereld die die jonge studenten in 1992 zo naarstig aan het ontdekken waren, binnenkort achterhaald zou zijn. Gregory zoog. Lizzie dommelde. ‘Kan dat?’ drong Bix aan.
‘Zo’n gesprek?’
‘Nú?’ Ze leek uitgeput; wérd uitgeput onder zijn ogen! Bix wist dat ze om zes uur op zou staan om voor de kinderen te zorgen terwijl hij mediteerde en dan aan zijn telefoontjes naar Azië begon. Hij voelde een golf van wanhoop. Met wie kon hij praten op die terloopse, open, studentikoze manier waarop ze vroeger op de universiteit met elkaar praatten? Iedereen die bij Mandala werkte zou hoe dan ook proberen het hem naar de zin te maken. Iedereen die niet bij Mandala werkte veronderstelde een bijbedoeling, misschien wel een test, een test die bij gunstige uitslag een betrekking bij Mandala betekende! Zijn ouders, zijn zussen? Nooit praatte hij zo met ze, hoeveel hij ook van ze hield.
Toen Lizzie en Gregory vast in slaap waren, droeg Bix zijn zoon de gang door naar zijn kleuterbedje. Hij besloot zich weer aan te kleden en naar buiten te gaan. Het was na elven. Dat was tegen de veiligheidsvoorschriften van de directie, die verboden om alleen door de straten van New York te lopen op welk uur dan ook, en zeker in het donker, en dus waagde hij zich niet aan zijn vaste postmoderne zoot suit (in navolging van de ska-groepen waar hij op school mee wegliep) dat hij net had uitgetrokken en de kleine leren panamahoed die hij al droeg sinds hij vijftien jaar geleden van de NYU kwam, omdat hij zich zo merkwaardig naakt voelde toen hij zijn dreadlocks had afgeknipt. Uit zijn klerenkast diepte hij een militair camouflagejack en een paar gehavende laarzen op, en hij stapte blootshoofds de nacht van Chelsea in, geteisterd door de kille wind tegen zijn schedel met zijn onmiskenbaar kalende kruin. Hij stond op het punt om naar de bewakingscamera te wuiven, zodat ze hem weer binnen zouden laten en hij zijn hoed kon pakken, toen hij op de hoek van Seventh Avenue een straatverkoper zag staan. Hij liep Twenty-first Street in naar het kraampje, probeerde een zwarte wollen muts en keek hoe die stond in het ronde spiegeltje aan de zijkant van het kraampje. Hij zag er volstrekt normaal uit met die muts, ook voor hemzelf. De verkoper nam zijn briefje van vijf aan zoals hij bij iedereen zou doen, en de transactie vervulde Bix’ hart met schelms plezier. Hij verwachtte inmiddels overal waar hij kwam herkenning. Anoniem zijn leek iets nieuws.
Het was begin oktober, een messcherpe koude bries. Bix liep over Seventh Avenue richting centrum, met de bedoeling na een paar zijstraten weer terug te gaan. Maar het was prettig om in het donker te lopen. Het voerde hem terug naar de jaren in East Seventh Street, die paar avonden in het begin toen Lizzies ouders vanuit San Antonio op bezoek waren. Ze dachten dat ze een flat deelde met haar vriendin Sasha, ook tweedejaars aan de NYU, een list die Sasha ondersteunde door de was te doen in de badkamer op de dag dat Lizzies ouders de flat kwamen bekijken, aan het begin van het eerste semester. Lizzie was opgegroeid in een wereld waarin geen Zwarte mensen bestonden, behalve de obers en caddy’s van de countryclub van haar ouders. Ze was zo bang voor hun veronderstelde afschuw van het feit dat ze met een Zwarte vriend samenwoonde, dat Bix uit haar bed werd verbannen tijdens die eerste bezoeken van haar ouders, ook al logeerden die in een hotel in het centrum! Dat maakte niet uit; ze zouden het gewoon wéten. Dus Bix liep dan rond, en ging soms pitten in het technisch lab, onder het mom van een nacht doorhalen. Hij had een lichamelijke herinnering aan die wandelingen, een koppige aandrang om te blijven lopen, ondanks zijn weerzin en uitputting. Hij werd misselijk als hij eraan dacht dat hij dat verdragen had, hoewel hij het op een soort kosmische schaal gerechtvaardigd vond: het feit dat Lizzie nu elk facet van hun huiselijk leven zo inrichtte dat hij kon werken en reizen zoals hij wilde. De overvloed aan goeds dat hem sindsdien overkomen was kon je beschouwen als een beloning voor die wandelingen. En toch, waaróm? Was de seks nou echt zo goed? (Eh, ja.) Had hij zo’n laag zelfbeeld dat hij het magische denken van zijn witte vriendin zonder protest accepteerde? Had hij het prettig gevonden om haar ongeoorloofde geheim te zijn?
Niets van dat alles. Brandstof van Bix’ gelatenheid, zijn uithoudingsvermogen, was het betoverende Visioen dat hem met hypnotiserende helderheid voor ogen straalde in de nachten van ploeteren in ballingschap. Lizzie en haar vrienden wisten in 1992 nog nauwelijks wat het internet was, maar Bix voelde de vibraties van een onzichtbaar verbindingsnet, dat zich een weg baande door de vertrouwde wereld, als barsten in een voorruit. Het leven zoals ze het kenden zou weldra ineenstorten en weggevaagd worden, waarna iedereen gezamenlijk opgeheven zou worden naar een nieuwe metafysische hemelsfeer. Bix had zich er voorstellingen bij gemaakt als de reproducties van schilderijen van het Laatste Oordeel die hij had verzameld, maar dan zonder hel. Integendeel: eenmaal onstoffelijk, zo geloofde hij, zouden Zwarte mensen bevrijd zijn van de haat die hen in de fysieke wereld blokkeerde en verstikte. Eindelijk zouden ze zich vrijelijk kunnen bewegen en ongehinderd bijeenkomen, zonder de druk van lieden als Lizzies ouders, gezichtsloze Texanen die zich tegen Bix keerden zonder dat ze wisten dat hij bestond. Het zou nog bijna een decennium duren voordat de term ‘social media’ gebruikt zou worden voor wat Mandala deed, maar lang voordat hij die zou invoeren had Bix er al een voorstelling van.
Die utopistische fantasie had hij godzijdank voor zich gehouden – vanuit 2010 bekeken leek ze komisch naïef. Maar de grondstructuur van het Visioen, wereldwijd en persoonlijk, bleek te kloppen. Lizzies ouders woonden (stijfjes) in 1996 hun bruiloft in Tompkins Square Park bij, maar niet meer stijfjes dan Bix’ eigen ouders, voor wie een echte bruiloft niet opgesierd hoefde te worden met een goochelaar, jongleurs of countryfiddles. Toen er kinderen kwamen, ontspande iedereen een beetje. Sinds Lizzies vader vorig jaar overleden was, was haar moeder hém ’s avonds laat gaan bellen, als Lizzie al sliep, om over de familie te praten: zou Richard, de oudste, het leuk vinden om te leren paardrijden? Zouden de meisjes graag naar een Broadway-musical willen? In het echt knarste de Texaanse nasale stem van zijn schoonmoeder in Bix’ oren, maar het viel niet te ontkennen dat het enthousiasme dat die stem ’s avonds verklankte hem beviel. Elk woord dat ze door de ether wisselden bevestigde hem dat hij gelijk had gehad.
Op een zekere morgen was het afgelopen met de gesprekken in East Seventh Street. Na een avond feesten waren twee van Lizzies beste vrienden gaan zwemmen in de East River, één van hen werd door de stroom meegesleept en verdronk. Lizzies ouders logeerden toen net bij haar, waardoor Bix de tragedie toevallig van nabij meemaakte. In de kleine uurtjes was hij Rob en Drew tegengekomen in East Village, hij had ecstasy met ze gebruikt en bij zonsopgang waren ze samen naar de rivier gegaan. De impulsieve zwempartij vond verderop langs de rivier plaats, toen Bix al naar huis was. Hoewel hij voor het politieonderzoek elk detail van die ochtend was nagegaan, stond het hem nu nog maar vaag bij. Er waren zeventien jaar verstreken. Hij kon zich de jongens nauwelijks voor de geest halen.
Hij sloeg linksaf, Broadway op, en liep helemaal door tot 110th Street; voor het eerst sinds hij meer dan tien jaar geleden beroemd werd maakte hij zo’n uitstapje. Hij kwam niet vaak in de buurt rond Columbia University, en iets in de hellende straten en vooroorlogse gebouwen trok hem aan. Als Bix omhoogkeek naar een van die verlichte ramen, meende hij de krachtige ideeën erachter bijna te horen knetteren.
Op weg naar de metro (ook voor het eerst in een decennium) bleef hij even staan bij een lantaarnpaal gedecoreerd met flyers over weggelopen huisdieren en gebruikte meubels. Een gedrukte poster trof zijn blik: een aankondiging van een lezing op de campus door Miranda Kline, de antropologe. Bix was zeer vertrouwd met Miranda Kline en zij met hem. Hij was haar boek Genegenheidspatronen tegengekomen een jaar nadat hij Mandala had opgezet, en de ideeën erin waren in zijn hoofd geëxplodeerd als inkt van een inktvis, en hadden hem schatrijk gemaakt. Het feit dat MK (zoals Kline liefkozend werd aangeduid in zijn wereld) het gebruik dat types als Bix van haar theorie maakten betreurde, vergrootte zijn fascinatie voor haar alleen maar.
Naast de poster was een handgeschreven vel papier geniet: ‘Kom praten! Grote interdisciplinaire vragen in klare taal.’ Er was een oriëntatiebijeenkomst gepland na Klines lezing over drie weken. Bix leefde op bij de toevalligheid. Hij nam een foto van de poster en scheurde toen, voor de lol, een van de strookjes onder aan ‘Kom praten’ af en stopte het in zijn zak, terwijl hij zich erover verwonderde dat zelfs in de nieuwe wereld die hij mede had geschapen mensen nog steeds papiertjes op lantaarnpalen plakten.

 

Copyright by Jennifer Egan © 2022
Copyright Nederlandse vertaling © 2022 Arjaan & Thijs van Nimwegen/bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum