Leesfragment: Vaderskind

24 april 2022 , door Hans Goedkoop
| | |

28 april verschijnt Hans Goedkoops nieuwe boek Vaderskind. De oorlog van Renate Rubinstein. Lees bij ons een fragment.

Vaderskind ontrafelt de geschiedenis van een immigrantenmeisje met een joodse vader. Tomeloos slim en onheil-spellend gevoelig. Angstig zonder dat ze weet waarvoor. Haar wordt niet veel verteld over de wereld, kinderjaren horen onbezorgd te zijn, maar gaandeweg dwingt ze zichzelf te leren kijken. Ook naar wat geen mens wil zien. Met zeldzame precisie en nabijheid tekent Vaderskind een meisje dat in een verwoestende tijd het fundament legt van een schrijverschap.

Als eerste columnist van Nederland, nooit overtroffen, schreef Renate Rubinstein over alles wat de tijd haar aandroeg, van het zelfbedrog der ideologieën tot de zang van de wielewaal. Wie zat het heden ooit zo op de huid? Maar soms breekt daar in losse zinnen een verleden doorheen. Kinderjaren in Berlijn. Een vlucht naar Amsterdam, nee Londen, toch weer Amsterdam. Dan op een ochtend uniformen op de trap en een belofte die een leven lang naklinkt. ‘Der Vati kommt bald wieder.’

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De Gouden Eeuw, dat Goedkoop met Kees Zandvliet schreef. En uit De laatste man. Van Renate Rubinstein publiceerden we het Privé-domeindeel Bange mensen stellen geen vragen en we spraken samensteller Ronit Palache erover voor onze podcast.

 

I
Vormende ervaring

(1919-1934)

In de herfst van 1979, ze naderde de vijftig, werd Renate Rubinstein door een telefoontje teruggevoerd naar haar geboorte. Of ze wilde meedoen aan een televisieprogramma over astrologie. Ze hoefde haar geboortegegevens maar te overleggen en dan zou een astroloog haar horoscoop trekken en karakter analyseren. Mocht zij voor de camera vertellen of het klopte.
Dan kan het al niet doorgaan, zei Renate opgelucht. Ze zag niets in de sterren en was blij dat haar een praktisch argument te binnen schoot om nee te zeggen. Haar geboortedatum kon ze best verstrekken, zestien elf 1929, maar een horoscoop vereist ook het uur, en dat had ze niet. ‘Ik geloof dat mijn moeder me gezegd heeft vijf uur, maar ik weet niet of ik dat wel goed onthouden heb.’
De andere kant van de lijn zag geen bezwaar, dat konden ze laten natrekken. ‘Maar ik ben in Berlijn geboren!’ riep Renate met verhoogde inzet. ‘Dat is toch allemaal gebombardeerd en in vlammen opgegaan!’
Ook dat wuifde de andere kant van de lijn weg, dat viel uit te zoeken, en Renate wilde niet doorzeuren. ‘Je moet, vind ik, niet lullig zijn. Laat ze m’n doopceel maar lichten, noblesse oblige, maar ongeloof ook.’ Vervolgens bleek dat haar geboortebewijs wel degelijk in een Berlijns archief te vinden was en dat ze inderdaad om vijf uur in de namiddag geboren was, dus daar gingen haar argumenten.
Bij de opname van het programma, een paar weken later, viel de astroloog in kwestie bovendien geweldig mee. Het was ‘een rustig, zelfverzekerd, door en door betrouwbaar mens’ van 83, wat zou die je nog bedriegen op zo’n leeftijd, die zou binnenkort al voor haar Schepper staan. De vrouw viel dan ook met de deur in huis. Wat zij kon lezen uit de sterren van dat specifieke uur was dat de man of vrouw die toen geboren werd behoudend was en wispelturig, altijd in de oppositie, avant-garde, met een neiging om haar wil over te brengen op de ander en daarbij zeer agressief. En waar moest die agressie heen? ‘Zo iemand kan alleen schrijven,’ rondde de vrouw af, ‘en schrijven op de korte baan, geen dikke boeken, alleen korte stukjes. En niet in een boulevardblad.’
Chapeau, dacht Renate. Blij dat ze die leuke vrouw niet voor het oog van de camera hoefde tegen te spreken, maar toch ook verrast dat ze geen zoetigheid verkocht kreeg en dat het echt over haar ging. Het behoudende waar ze de laatste jaren veel van hoorde, dat ze ‘rechts’ geworden was terwijl ze voor het linkse Vrij Nederland schreef. Het provocerende en onberekenbare, dat haar grote voordeel was als schrijver in een genre dat de lezer elke week weer hoopte te verrassen, en dan de omschrijving van dat genre zelf. Geef toe, dat was toch wonderlijk precies, die ‘korte stukjes’! Puur op basis van de sterren, zonder dat de vrouw kon weten over wie het ging. Renate had het nagevraagd bij de redactie, maar ‘gegarandeerd niet’, er was niets aan de vrouw doorverteld.
Na thuiskomst sloeg alsnog de twijfel toe. Was die karakteranalyse werkelijk zo scherp? De neiging om je wil op een ander over te brengen, had niet iedereen die? En dat van die stukjes, ze was er ‘kapot van’ dat dat ook al in de sterren stond, maar hoe konden die daarvan weten? Die bestonden al miljarden jaren en het alfabet pas een paar duizend. Korte stukjes nog veel korter. Dus hoe zag zo’n ster of iemand haar agressie in een conjunctie van Ariës en Mars had omgezet in een column?
Even overwoog ze toch hoe het zou zijn als zij zich op grond van de feiten, van de ware spirit of scientific investigation, tot de astrologie zou kunnen bekeren. Ze begon zich te verheugen op de ergernis die dat zou wekken bij rationalistische vrienden en keek nog eens goed naar de geboortehoroscoop, die had ze meegekregen op papier. Maar wat stond daar nou in de rechterbovenhoek? ‘3u met.’ Midden Europese Tijd, dat klopte, want Berlijn. Maar stond daar nou drie uur?
Een paar telefoontjes later was er geen redden meer aan. Een fout, helaas. (‘“Misschien heeft mijn vader zich wel twee uur vergist toen hij mij opgaf, ik was zijn eerste kind, dus hij had nog geen ervaring,” bood ik royaal aan.’) Haar horoscoop, hoe mooi ook, was van iemand anders, en dat liet Renate achter met een wens die meer over haar zei dan welke ster ook:

Er loopt op deze aarde een vrouw rond die op 16 november 1929 in Berlijn geboren werd des namiddags om drie uur. Die vrouw is heel individualistisch en agressief en schrijft korte stukjes in een blad dat geen boulevardblad is. Die vrouw zou ik willen ontmoeten, daar zou ik de korte stukjes van willen lezen.

WAT ZEGT HET uur van je geboorte over je? Veel biografen doen hun best om er een levensechte scène van te maken en verzamelen de sprekende details. De aanstaande vader drentelend. Geluiden uit het kraambed. Eventueel valt op te zoeken wat voor weer het die dag was, ook dat geeft kleur, want dit is een moment waar je de lezer tot het uiterste van wilt doordringen – hier gebeurt het, u bent bij de oerknal van dit leven. Als het even kan vind je daar ook nog iets symbolisch in, een teken voor de toekomst van de baby, dat geeft al een lading aan je boek. Maar als je eerlijk bent, geboren worden, we hebben het allemaal gedaan. Wat zegt het nog zodra je het hebt overleefd? Wat zegt het over iemand die ooit zo uitzonderlijk wordt dat ze een biografie verdient?
Je kunt je dat zelfs afvragen over de kindertijd die volgt. Ouders, opvoeding en school. De eerste kwetsuren. Hier wordt het al specifieker, je gaat zien in wat voor kring dit meisje opgroeit, wat voor welstand en geloof. Maar dat zijn niet meer dan omgevingsfactoren. Ze verraden hoe de wereld haar begint te vormen, niet hoe zij de wereld vormt, wat toch de crux is voor haast iedereen die een biografie verdient. Die strevende held, die komt pas later – en de kindertijd, hoe je als biograaf je best ook doet, laten we daar eerlijk over zijn, vaak is het iets waar je doorheen moet voordat er eens iets op gang komt.
Voor Renate komt daar bij dat ze zich later weinig van die tijd wist te herinneren. In interviews zegt ze het keer op keer – ‘Ik heb überhaupt weinig herinneringen aan mijn jeugd.’ Ze schreef er dan ook zelden over, in haar hele leven niet meer dan een column of tien, plus één lang stuk buiten de column om. Als het zich verder nog eens aandiende was het als aanleiding voor een betoog over iets anders, of als stap in een gedachtegang, en meestal bleef het dan bij een paar zinnen of alinea’s. Al schreef ze week aan week over zichzelf, haar kinderjaren moet je als een goudzoeker uit haar woorden zeven.
Dat betekende niet dat het haar niet interesseerde. Verre van dat, Renate vond het essentieel voor mensen dat ze nog ‘vertrouwd’ waren met hun jeugd, dan bleven ze het dichtst bij wie ze het meest waren. Opvoeding verdiende argwaan. Stout was goed. Volwassenen waren verbieders die niet willen dat je buiten speelt, die je steeds binnenroepen, en dat gaf een ergernis die ook in haar volwassen leven nooit meer overging. Het was haar vaste rol in het bestaan – ‘Ik ben meer een kind dan een moeder.’
Maar hoe ze dan was geweest als kind? Wat ze zich niet meer kon herinneren, probeerde ze zich voor te stellen. (‘Een paar seconden lang iets ervaren zoals je misschien wel alles, of driekwart van alles, ervoer toen je nog zo klein was en alles zo nieuw. […] hoe zou dat zijn?’) Ook maakte ze weleens iets mee wat haar zo onverhoeds en onbegrijpelijk ontroerde dat het, meende ze, wel aan een jeugdherinnering moest raken. Op een dag stond ze in het coulissenlandschap van de Achterhoek en zag voor haar ‘betoverde ogen’ uit het bos achter een korenveld een trein komen. Er ging een belletje aan vooraf, daar in het bos was kennelijk een spoorwegovergang, en ze was er ‘totaal verrukt van, zo opgewonden dat je niet weet wat je doen moet’. Ze hoorde achteraf dat ze stond te springen en te roepen ‘als een gek’, dus dat was kennelijk wat ze moest doen, en nu wilde ze er meer van weten. Viel ze terug in iets wat ze had meegemaakt? Wat was er zo gelukkig makend aan?
Een kennis wist het antwoord. ‘Een trein die uit een bos komt, dat is toch een bekend fallussymbool?’ Het freudiaanse denken vierde hoogtij, het was in de jaren zeventig, dus het klonk niet bij voorbaat onaannemelijk – zoals de astrologie toen hoogtij vierde en nog niet bij voorbaat onaannemelijk klonk. Maar wat zei het dan eigenlijk? Dat je gelukkig werd van een fallussymbool? Waarom was zij, levend in de Amsterdamse binnenstad met kerktorens aan de ene kant en seksshops aan de andere, dan niet de godganselijke dag himmelhoch jauchzend?
Die verklaring kon dus aan de kant, die voerde je alleen maar verder weg van het verleden dat je zocht. ‘De deur die toegang geeft tot hoe het werkelijk was, wordt nu door nieuwe sleutels afgesloten.’ Maar iets beters diende zich niet aan, het hele idee van een verklaring moest maar aan de kant, en zo keerde Renate terug tot de seconden van het voorval zelf. Een trein. Een belletje. Meer viel er niet te weten, of alleen dat er een vreemd geluk in school. Hoewel ook dat ‘nu al weer aan het verbleken is en een verhaal wordt dat ik mijzelf vertel’.
Deur in het slot, daar gaat de kindertijd. Als je voorbij de anekdotes komt die Renate nog weet te vertellen, een vast repertoire dat met de jaren hoogstens af en toe een nieuw accent krijgt, zie je dat ze inderdaad de sleutel niet meer heeft. Het is voorbij en nooit meer terug te halen – en des te verrassender wordt het dan om te lezen dat ze in één column alsnog een strategie noemt om een sleutel op te diepen. Wat je in je eerste jaren vormt, schrijft ze, zijn niet alleen je eigen lotgevallen maar ook die van je omgeving. ‘Je ouders, hun angsten en verhalen, zijn er de exponenten van, je prakt er je eerste aardappels mee en later lees je er je eerste schrijvers over.’ Wat je vormt zijn dus ook niet alleen je eigen eerste jaren – ‘ik geloof dat iemands vormende ervaring plaatsvindt in de tien jaar voor en de eerste jaren na zijn geboorte’.

[…]

 

Copyright © 2022 Hans Goedkoop en uitgeverij Augustus, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum