Leesfragment: Israël

08 april 2023 , door Coen Verbraak
| |

13 april verschijnt het nieuwe boek van Coen Verbraak: Israël. De zoektocht naar het beloofde land. Kijk ook de serie Het beloofde land vanaf 16 april op NPO2 en lees bij ons een fragment!

75 jaar geleden werd de staat Israël gesticht. Ter gelegenheid daarvan sprak Coen Verbraak met een breed palet aan mensen; van jong tot oud, bekend en onbekend. Maar allemaal hebben ze diezelfde liefde voor Israël. Waarom gingen ze er wonen? En waarom keerden sommigen toch weer terug? Sta je als Joodse Nederlander per definitie aan de kant van Israël, of is dat geen vanzelfsprekendheid? Verbraak tekent verhalen op over hoopvolle tijden en bange dagen. Hij spreekt getuigen van de Zesdaagse Oorlog, de aanslagen op de Olympische Spelen, het Eichmann-proces en de Intifada. Hij schrijft over Sabra en Shatila en de geheime dienst Mossad. Dit boek is niet alleen een portret van Israël door de ogen van Nederlandse Joden, maar ook een portret van de Joodse gemeenschap in Nederland.

N.B. Lees op onze site een fragment uit Verbraaks boeken Kijken in de ziel: Artsen en besprekingen van Christianne Vink over Psychiaters en Pepijn Corduwener over (onder andere) Politici.

 

Salomon Bouman

Salomon Bouman was jarenlang correspondent in Israël voor nrc Handelsblad en de radio. In 1962 kwam hij er voor het eerst. Toen hij vanaf de boot de kust zag opdoemen vervulde dat hem met opwinding en een diep geluksgevoel. ‘Ik voelde: dit is ons land. De bakermat van het Joodse volk. In feite kwam ik thuis op een plek waar ik nooit eerder geweest was. Het ontroerde me ook. Als jongetje dat de Duitse bezetting heeft meegemaakt was het een ongekend gevoel dat ik nu in een land aankwam waar ik als Jood echt vrij kon zijn. Dat gevoel kan ik zestig jaar later nog steeds terughalen.’

Salomon Bouman (1937) groeide op in Amersfoort, in een gezin met nog een oudere zus. Zijn vader Simon Bouman werkte in de textiel, zijn moeder Greta Bouman-De Jong was huisvrouw. Hij kan zich nog vaag herinneren dat de Duitse troepen Amersfoort kwamen binnenmarcheren. Hij heeft als klein jochie zelfs nog opgewonden met ze meegehold. ‘Ik herinner me die ietwat zoete Moezelachtige wijngeur die om die grote groep heen hing.’ De Joodse Raad riep Joden in Amersfoort in 1941 op om zich te verzamelen bij het station, om vervolgens in het Oosten te gaan werken. Vreemd genoeg kreeg de familie Bouman geen brief. Later hoorden ze dat kennissen die bij de Joodse Raad werkten wisten dat Simon in 1939 twee keer een zware longontsteking had gehad. ‘Daarom besloot de Joodse Raad dat mijn vader te zwak was om in het Oosten aan de slag te gaan.’ Die longontsteking redde in feite hun leven. Want zo kreeg het gezin de gelegenheid om onder te duiken. Zijn zusje, Salomon en zijn ouders vonden een onderduikadres, ieder op een andere plek. Hij belandde bij een boerengezin in ’t Zand, in Noord-Holland. Pas na de oorlog hoorde hij dat zowel zijn ouders als zijn zusje vlakbij hem gezeten hadden. Hij heeft daar in ’t Zand eigenlijk best een goede tijd gehad. Al werd het gevaarlijk toen er in de hongerwinter Duitse soldaten op de boerderij werden ingekwartierd. Hij stak als jongetje met donker haar nogal af bij zijn onderduikouders. Dat viel de Duitsers ook op. ‘Op een gegeven moment riep een van die Duitse soldaten me bij zich. Hij nam me op zijn schoot en zei: “Du bist ein Jude.” Ik besefte dat dat voor mij een soort doodvonnis was, want mijn moeder had me op het hart gedrukt om nooit te zeggen dat ik een Jood was. Ik heb me vervolgens verstopt in de boerderij. De volgende dag riep die soldaat me weer. Hij nam me opnieuw op schoot, haalde zijn portefeuille uit zijn zak en liet mij een foto zien van drie blonde meisjes. Hij zei, met zijn vinger wijzend: “Das ist meine Tochter, das ist meine Tochter und das ist meine Tochter. Gehe.” Toen begreep ik: hij is ook een vader en ik ben een kind. Voor de rest heb ik geen last meer van ze gehad. Dat was een heel bijzonder moment dat diepe indruk op me gemaakt heeft.’

Zijn ouders, zijn zusje en hij overleefden alle vier de oorlog. Het was zwaar om nadien de draad weer op te pakken. ‘Het moeilijkste was dat na de oorlog de brieven van het Rode Kruis binnenkwamen waarin stond dat een zuster, een oom, een tante en een grootvader van mijn ouders waren vermoord. Iedere keer dat er zo’n brief kwam was mijn moeder weer totaal overstuur. Pas toen begon de ramp van de vernietiging van de Joden goed tot ons door te dringen. We wisten het natuurlijk wel, maar als de dood keer op keer je brievenbus binnenkomt besef je het pas echt.’

‘De grote tragedie was dat mijn moeder een broer had die tijdens de oorlog ondergedoken zat in Brussel. Hij hoorde na de oorlog dat zijn hele familie was vermoord. Ook mijn moeder. Vervolgens heeft hij op het graf van zijn grootvader in Den Haag zelfmoord gepleegd. Dat is voor mijn moeder een ontzaglijke schok geweest.’

Na de oorlog was de ellende voor de meeste Joden die terugkeerden nog lang niet voorbij. Toen brak het tijdperk aan dat wordt getypeerd als ‘de kleine shoah’. Want de meeste Joden werden allerminst met open armen ontvangen. Dat gold ook voor het gezin van Salomon Bouman. ‘Toen wij terugkwamen uit de onderduik gingen we naar ons huis in Amersfoort, aan de Kalkoenstraat nummer 5. Daar bleek inmiddels een nsb-familie te wonen. Dat gezin mocht van de gemeente blijven waar het zat. Wij moesten maar onze intrek nemen op de bovenverdieping. Pas na een jaar is die familie vertrokken en konden we weer helemaal beschikken over ons eigen huis. Waar mijn vader vooral zwaar aan tilde was dat hij nog een tandartsrekening kreeg voor een behandeling die hij in 1939 had moeten ondergaan. Het kon blijkbaar niemand iets schelen dat we een afschuwelijke tijd hadden doorgemaakt.’ Het was niet eens zozeer kwade wil, denkt hij. Het had vooral te maken met onbegrip. ‘Nederlanders vonden dat ze zelf ook veel hadden meegemaakt. De omvang en de gruwelijkheid van de shoah drong gewoon niet tot hen door.’

Hij was elf jaar toen de staat Israël werd gesticht. Hij herinnert zich nog het diepe geluksgevoel dat hem op dat moment beving. ‘Het voelde als een bevrijding. Het besef: nu hebben we een land waar we veilig kunnen zijn.’ Hoe jong hij ook was, hij besloot op dat moment dat hij later naar Israël wilde. En hij wist zeker dat hij journalist wilde worden. Daarom vroeg hij zijn ouders voor zijn dertiende verjaardag een abonnement op de nrc. ‘Ik wilde de wereld leren kennen en de achtergrond van de holocaust proberen te snappen. Dat is later allemaal samengekomen in mijn journalistieke loopbaan.’

Toen Bouman in 1962 voor het eerst in Israël kwam was het nog echt een land in ontwikkeling. Er was nauwelijks hoogbouw, een hoge werkeloosheid en relatief veel armoede. ‘In die tijd heeft tien procent van de bevolking het land verlaten. Dat was overigens staatsgeheim, dus daar mocht van de censuur absoluut niet in de Israëlische media over gepubliceerd worden. Het was een heel eenvoudige maatschappij met een veel lagere levensstandaard dan in Nederland. Als je een auto had dan was dat al bijzonder. Ook toen waren er al grote politieke spanningen. En toch was “hoop” een grote factor. Veel Israëli’s’ waren optimistisch over de toekomst.’

In 1965 werd Bouman correspondent voor nrc. In die hoedanigheid interviewde hij onder meer David Ben-Goerion, Israëls eerste premier. Hij sprak Ben-Goerion aan na een verkiezingstoespraak; of hij misschien tijd zou hebben voor een interview. Bouman mocht direct de volgende dag langskomen. Pas daarna realiseerde hij zich dat het die volgende dag zaterdag zou zijn. Dat moest wel een vergissing van Ben-Goerion zijn, want die zou vast geen afspraak op sabbat voorstellen. Hij besloot die dag verstek te laten gaan. ‘Toen ik de dag erna belde kreeg ik zijn vrouw Paula aan de lijn die meteen vroeg: “Waar wás je gisteren?” Ik antwoordde dat ik niet gekomen was uit respect voor de sabbat. Toen zei ze: “Daar hebben we niks mee te maken. God bestaat niet.” Dat vond ik toch wel heel sterk. En zeer typerend voor de pioniers die de staat Israël hebben gesticht. Israël was toen een seculiere samenleving, bestuurd door atheïstische Joden uit Oost-Europa die een op marxistische principes gebaseerde staat nastreefden. Religie speelde voor hun geen enkele rol. De eerste kibboetsim (landbouwnederzettingen) waren gebaseerd op marxistische uitgangspunten. Mannen en vrouwen waren gelijk, en kinderen werden niet door hun ouders opgevoed maar gingen naar kindertehuizen waar ze opgroeiden met een levenssysteem dat geënt was op het marxisme. Dat is inmiddels totaal veranderd.’

[…]

Copyright © 2023 Coen Verbraak

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum