De eerste zinnen van Molina's De nacht der tijden, vertaald door Frieda Kleinjan en Tineke Hillegers

07 april 2012
| | | | | |

Eind 1936 stapt de Spaanse architect Ignacio Abel op Pennsylvania Station in de trein voor de laatste etappe van een lange reis. Hij is Spanje ontvlucht omdat de politieke toestand in zijn thuisland steeds grimmiger werd. Zijn vrouw en kinderen heeft hij achtergelaten. Tijdens de rit denkt hij aan zijn buitenechtelijke liefdesrelatie en de sociale spanningen en verwarring die voorafgingen aan de uitbraak van de Spaanse Burgeroorlog. Frieda Kleinjan en Tineke Hillegers vertaalden Antonio Muñoz Molina's Nacht der tijden (La noche de los tiempos) en lichtten de eerste zinnen voor ons toe.

N.B. we publiceerden eerder voor uit Muñoz Molina's Zonder Blanca.

En medio del tumulto de la estación de Pennsylvania Ignacio Abel se ha detenido al oír que alguien lo llamaba por su nombre. Lo veo primero de lejos, entre la multitud de la hora punta, una figura masculina idéntica a las otras, como en una fotografía de entonces, empequeñecidas por la escala inmensa de la architectura: abrigos ligeros, gabardinas, sombreros; sombreros de mujer con la visera ladeada y pequeñas plumas laterales: gorras de visera rojas de cargadores de equipajes y empleados del ferrocarril; caras borrosas en la distancia; abrigos abiertos con faldones echados hacia atrás por la energía de las caminatas; corrientes humanas que se entrecruzan sin chocar nunca entre sí, cada hombre y cada mujer una figura muy semejante a las otras y sin embargo dotada de una identidad tan indudable como la trayectoria única que sigue en busca de un destino preciso: flechas de dirección, pizarras con nombres de lugares y horas de salida y llegada, escaleras metálicas que resuenan y tiemblan bajo un galope de pisadas, relojes colgadas de los arcos de hierro o coronando indicadores verticales con grandes hojas de calendario que permiten ver desde lejos la fecha del día.
Midden in de drukte van Pennsylvania Station is Ignacio Abel blijven staan toen hij hoorde dat iemand zijn naam riep. Ik zie hem eerst vanuit de verte, tussen de mensen in de overvolle hal, een mannenfiguur die lijkt op alle andere, als op een foto van toen, nietig door de gigantische afmetingen van het gebouw: mantels, regenjassen, herenhoeden; dameshoedjes schuin op het hoofd en met veertjes opzij; rode petten met klep van kruiers en spoorwegpersoneel; wazige gezichten ver weg; openhangende jassen die tijdens het haastige rennen naar achteren fladderen; mensenstromen die elkaar kruisen maar nooit in botsing komen, elke man en elke vrouw een figuurtje dat precies lijkt op het andere en toch met een eigen identiteit even uniek als het traject dat een ieder volgt op weg naar een bepaald doel: pijlen die een richting aangeven, borden met plaatsnamen en aankomst- en vertrektijden, metalen trappen die resoneren en trillen onder hollende voetstappen, klokken die aan ijzeren bogen hangen of boven verticale borden met grote kalenderbladen waarop al van veraf is te zien welke dag het is.

Muñoz Molina wordt als schrijver wereldwijd geroemd om zijn stilistische kwaliteiten. Hij maakt meeslepende volzinnen met opsommingen van soms bijna synonieme woorden die voor een vertaler een ware uitdaging vormen. Al snel worden we daarmee geconfronteerd.
In het eerste zinnetje wordt de hoofdpersoon, de Madrileense architect Ignacio Abel, ten tonele gevoerd die midden in de drukte van een buitenlands station zijn naam hoort roepen. Is het werkelijkheid of verbeelding? Een mooi begin dat nieuwsgierig maakt. Tot zover geen vertaalproblemen.

In de tweede echte Muñoz Molinazin verhaalt een ik-figuur - die als stem van de schrijver zo nu en dan opduikt in het boek - op beeldende wijze hoe hij de man eerst klein en wazig ziet vanuit de verte. Daarna, in de tweede alinea, ziet hij hem ‘steeds duidelijker’ als ‘opgedoken uit het niets…’, een fictief personage dus ‘dat lijkt op alle andere’. Deze stijlfiguur wordt ook op het einde van het boek opgevoerd om het verhaal door de verteller te laten afronden. Maar dat weten we dan nog niet. In het begin hebben we moeite met die ‘ik-figuur’. We hebben een krappe deadline voor deze lijvige roman van in het Spaans bijna duizend bladzijden, dus vooraf lezen zit er niet in, dat zullen we tussen de bedrijven door moeten doen. Weliswaar kennen we de stijl van Muñoz Molina uit eerdere romans, maar zelf vertalen is een ander verhaal.

We nemen het principebesluit de interpunctie te handhaven, geen zinnen in stukken te hakken, maar wel af en toe wat te schaven aan de soms wat overprecisering van de schrijver, het voor de Nederlandse lezer nu en dan wat luchtiger te maken. Voor deze zin houdt dat bijvoorbeeld in dat we de typisch Spaanse constructie: ‘abrigos abiertos con faldones echados hacia atrás por la energía de las caminatas’ vertaald hebben met: ‘openhangende jassen die tijdens het haastige rennen naar achteren fladderen’, omdat het wel duidelijk is dat de jaspanden fladderen en niet de kraag. Ook het stukje: ‘y sin embargo dotada de una identidad tan indudable como la trayectoria única que sigue en busca de un destino preciso’ hebben we voor de leesbaarheid wat rustiger gemaakt.

Daarnaast hebben we op woordniveau veel zitten wikken en wegen. ‘La hora punta’, spitsuur, doet dat niet te veel aan topdrukte in het verkeer denken? Uiteindelijk hebben we gekozen voor: overvolle hal. En voor ‘architectura’ leek ons de concrete term ‘gebouw’ in de context beter passen dan het abstracte ‘architectuur’.

En dat is nog maar een tipje van de sluier opgelicht van al onze eindeloze overwegingen.

Tineke Hillegers vertaalde eerder werk van Lucía Extebarría en Ana Tortajada. Frieda Kleinjan van Campos Reina. Hillegers en Kleinjan vertaalden samen werk van Ernesto Che Guevara en David Trueba.

Auteursportret © Ricardo Martin

pro-mbooks1 : athenaeum