Over het vertalen van Adèle Rosenfelds Kwallen hebben geen oren door Carlijn Brouwer

12 juli 2023
| | | |

Carlijn Brouwer vertaalde Adèle Rosenfelds Les méduses n’ont pas d’oreilles als Kwallen hebben geen oren. Op ons verzoek lichtte ze haar vertaling toe. Lees over de eerste alinea, met al twee potentiële problemen, verwijzingen naar de Eerste Wereldoorlog, het rijmpaar ‘cv’ en ‘été’ en hoe deze roman op taal drijft.

‘Keel-neushoorn-kunde’

Eerste zinnen zijn notoir lastig. Ze jagen mij als vertaler soms angst aan; ik laat het eerste hoofdstuk dan ook meestal liggen tot het laatst. Zo voorkom ik, hoop ik dan maar, dat de lezer iets meekrijgt van mijn startproblemen die ik bij iedere vertaling tegenkom. Het duurt even voor je de stijl van een auteur in de vingers hebt en je wilt niet dat een eerste zin aanvoelt als probeersel.
In het geval van Kwallen hebben geen oren (Les méduses n’ont pas d’oreilles), de debuutroman van Adèle Rosenfeld, lagen in de eerste alinea al twee potentiële problemen op de loer.

C’était le bâtiment Castaigne, moi j’avais entendu Castagne. Avant de franchir les portes à double battant comme dans les vieux westerns, il y avait cette petite pancarte qui indiquait “Oto-rhino-laryngologie (ORL) et chirurgie cervico-faciale, service d’implantologie”. Seul oto-rhino-laryngologie m’était familier. Enfant, j’y voyais une sous-branche de l’étude de rhinocéros.
Het was het Castaigne-gebouw, en niet Kastanje, zoals ik had verstaan. Voor je de dubbele klapdeuren doorging, zoals in een ouderwetse western, kwam je langs een bordje met KEEL-NEUS-OORHEELKUNDE (KNO) EN HOOFD-HALSCHIRURGIE, IMPLANTAATCENTRUM. Alleen het keel-neus-oorgedeelte kwam me bekend voor. Als kind las ik het altijd als keel-neushoorn-kunde.

Aan het woord is Louise. Ze is al van kinds af aan slechthorend en wordt langzaam doof. Ze komt in aanmerking voor een implantaat, maar ze kan niet te lang meer wachten. De operatie is echter ingrijpend en Louise vindt het een akelig idee dat geluiden mechanisch tot haar zullen komen in plaats van op natuurlijke wijze. In deze eerste alinea is de spraakverwarring (of beter gezegd: gehoorsverwarring) nog vrij onschuldig: in plaats van Castaigne verstaat Louise Castagne. Dat is in vertaling eenvoudig op te lossen: het paar Castaigne-kastanje klinkt bijna hetzelfde, en Louises verwarring is dus begrijpelijk. Ook het grapje ‘rhino’ (neus) – ‘rhinocéros’ (neushoorn) krijg je in dit geval als vertaler bijna cadeau. Plak ‘neus’ en ‘oor’ aan elkaar, en je begrijpt waar de neushoorn vandaan komt. Soms vallen eerste alinea’s mee.

‘De granaatinslag van zijn navel’

Naarmate de roman vordert, wordt de verwarring en ontreddering van Louise echter steeds groter (en datzelfde overkwam de vertaler soms). Met het verlies van haar gehoor, raakt Louise ook de greep op de realiteit kwijt. Aan haar zijde verschijnen opeens een hond en een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog – die niemand kan zien behalve zij. Niet alleen vraagt Rosenfeld van haar lezer om te accepteren dat hij als vanzelfsprekend meeloopt in dit verhaal, ze doorspekt de roman ook met allerlei evidente en minder evidente verwijzingen naar de Eerste Wereldoorlog: ‘Maar toen ik mijn broek aan de pijp wilde oppakken, had ik de blauwe kapotjas van de soldaat in mijn handen, mijn trui lag op zijn pantalon en zijn beenwindsels lagen tot in de gang uitgerold, waar zijn kepie en kistjes slingerden.’
Lastiger wordt het wanneer de verwijzingen impliciet zijn (en hoe breng je die over naar de Nederlandse lezer?): een klaprozenveld (de bloemen die in de modder van de loopgraven nog groeiden) als symbool van hoop, of een zweetdruppeltje dat zijn weg vindt over de chemin des dames van de soldaat. Een verwijzing naar het streepje haar dat mannen soms hebben onder hun navel, maar óók naar een weg in Noord-Frankrijk, die grotendeels op een heuvel ligt en een strategische plek vormde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een letterlijke vertaling werkt hier niet, ook in het Nederlands wil je die betekenisvolle verwijzing overeind houden; na veel wikken en wegen werd dat ‘[…] een laatste zweetdruppeltje dat uit de granaatinslag van zijn navel naar beneden liep’.

De spraakverwarring contextueel omdenken

Hoewel de soldaat een fantastisch element is, komt Kwallen hebben geen oren nergens onwaarschijnlijk over. Adèle Rosenfeld baseerde de roman op haar eigen ervaringen: de ontreddering en schaamte waarmee Louise kampt, raken een gevoelige snaar omdat het échte ervaringen zijn. Als lezer ervaar je voor het eerst (mits je zelf horend bent) wat het is om niet te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Hoe het is om afhankelijk te zijn van lichtval om te kunnen horen. Hoe verwarrend iets ‘normaals’ als een sollicitatiegesprek is:

‘“Goed, u (ik wrong me in een andere positie op mijn stoel om haar lippen te kunnen lezen, maar haar bleke gezicht onttrok zich aan mijn zicht) thee.” Vroeg ze of ik iets wilde drinken, koffie of thee? Zou kunnen. Vroeg ze me al naar eventuele ATV-dagen? Niet waarschijnlijk. Of vroeg ze naar mijn afspraken met het UWV? Dat sloeg ook nergens op. Het kon ook ‘cv’ zijn in plaats van ‘thee’; in dat geval opende ze het gesprek door te refereren aan mijn cv. Op de gok antwoordde ik “ja”.’

In de dove chaos moet nog wel enige logica te ontdekken zijn – daarom moet je als vertaler elke scène en spraakverwarring contextueel omdenken naar het Nederlands. Het rijmpaar ‘cv’ en ‘été’ (zomer) blijft in vertaling namelijk niet overeind.

Afhankelijkheid van taal

Niet eerder vertaalde ik een roman die zo drijft op taal. Of beter gezegd: eigenlijk is het boek één en dezelfde falende poging om de wereld zonder taal te duiden. Taal is wat ons bindt, we zijn ervan afhankelijk – zoals alleen al blijkt uit het feit dat Kwallen hebben geen oren is opgebouwd uit taal. Woorden worden vaak op een goudschaaltje gewogen en als objecten van alle kanten bestudeerd, en elke zin lijkt een dubbele bodem te hebben. De vertaling vereiste oplettendheid en tijd; alle draadjes moesten ontward worden en weer tot een geheel geweven worden. Het is een ode aan de taal, een ode aan medemenselijkheid en een bezwerende reis langs alle ongemakken die een slechthorende ervaart.
Het was een feest om Les méduses n’ont pas d’oreilles om te zetten naar het Nederlands. Een uitdaging ook, maar ik zal me dit boek vooral herinneren als taalspeelplaats. En nu maar hopen dat de lezer niet afhaakt na de eerste alinea en zichzelf een ietwat vreemde reis gunt…

Carlijn Brouwer vertaalde Franse literatuur van David Foenkinos, Adrien Bosc en Thomas Gunzig. Daarnaast is ze redactielid van Filter en werkt ze voor verschillende uitgevers als persklaarmaker.

pro-mbooks1 : athenaeum