Recensie: Ook voor de literatuur gelden de mediawetten

14 maart 2019 , door Maarten Dessing
| | |

De mediacultuur heeft ook gevolgen voor de literatuur. Voor de opstelling van schrijvers om aandacht te krijgen, maar ook voor hun werk zelf. Sander Bax laat in zijn interessante studie De literatuur draait door zien hoe.

De media hebben het graag over zichzelf. Kijk maar hoe massaal er bericht werd over het stoppen van Twan Huys’ Late Night op RTL 4. Deze ‘mediawet’ staat niet in De literatuur draait door. De schrijver in het mediatijdperk, maar het zou me verbazen als Sander Bax zich hiervan niet bewust is. Het zal hem daarom niet verwonderen dat hij direct bij verschijning mocht opdraven in programma’s als Kunststof en VPRO Boeken om over zijn boek te praten, dat een onderwerp behandelt dat voor de media een hoog sex appeal heeft. Ook Trouw interviewde hem al.

En dat terwijl Bax mikt op een doorgeleerd publiek met zijn studie naar de veranderende rol van de schrijver in een cultuur die steeds meer bepaald wordt door mediawetten. De neerlandicus – in het dagelijks leven universitair hoofddocent aan Tilburg University – deinst niet terug voor termen als ‘focaliseren’. Hij hanteert liever wollige, maar preciezere formuleringen als ‘hij verbindt daaraan de conclusie’ in plaats van simpelweg ‘hij concludeert’. Zouden de consumenten van Kunststof, VPRO Boeken en Trouw niet terugschrikken voor zulk wetenschappelijk taalgebruik?

Laat ik hopen van niet. De literatuur draait door is een fascinerend boek dat een betrekkelijk nieuw terrein ontgint en door de heldere, onbevooroordeelde manier van analyseren op een fundamentele manier aan het nadenken zet over de toekomst van de literatuur. Laat ik daarom eerder hopen dat de aandacht voor het boek in de mainstream media zich vertaalt in een relatief groot lezerspubliek. Het is ondanks de academische toon wel degelijk soepel geschreven. Dus waarom zou het voor de uitgeverij niet mogelijk zijn om er een paar duizend exemplaren van weg te zetten?

Romans als non-fictie

Uitgangspunt voor Bax’ studie zijn drie andere mediawetten. Radio en tv, maar net zo goed de geschreven pers hechten veel waarde aan succes, zeker als dat kan worden uitgedrukt in cijfers (‘vertaald in 32 landen’, ‘250.000 stuks verkocht in een half jaar’). De media hengelen naar persoonlijke, intieme, echte verhalen (‘gebaseerd op een waargebeurde geschiedenis’). En ze wensen polarisatie. Onderwerpen kunnen alleen worden aangesneden als er een glashelder onderscheid gemaakt kan worden (‘Discussie! Een klimaatalarmist versus een klimaatveranderingontkenner.’).

Schrijvers die een rol willen spelen in de publieke ruimte, moeten zich hiernaar voegen. Oók auteurs met een uiterst literair imago. Als Herman Koch in de media komt, wordt zijn succes in binnen- en buitenland aangehaald als rechtvaardiging daarvoor. Als  A.F.Th. van der Heijden mag vertellen over Tonio, gaat het uitsluitend om het leed dat hem trof – niet om hoe hij als schrijver het persoonlijk drama heeft verwerkt tot kunst. En als Tom Lanoye aan het woord wordt gelaten over bankiers, dankt hij dat aan het populistisch beeld dat hij van hen schetst in zijn roman Gelukkige slaven [fragment].

Bax laat aan de hand van zeer uiteenlopende casestudies zien hoe dit werkt. Een mooi voorbeeld is dat van Abdelkader Benali en Kristien Hemmerechts die een controversiële bekendheid tot hoofdpersoon van een roman maakten. De eerste kickbokser Badr Hari in Bad Boy [fragment], de tweede Dutroux-handlangster Michelle Martin in De vrouw die de honden eten gaf. Beiden gebruikten literatuur om iets te doen wat de journalistiek per definitie nooit kan: in de ziel van de personages kruipen, onverbloemd hun motieven en diepste gevoelens blootleggen, om zo een bepaald type mens te tonen.

Dat had een aantal gevolgen. Benali en Hemmerechts kregen dankzij hun keuze alle ruimte in de media. In het geval van Hemmerechts stak zelfs een ware mediastorm op. Maar hun roman werd vervolgens gereduceerd tot een één op één weergave van de werkelijkheid. Hun boeken werden gelezen alsof het non-fictie was. En daar hadden beide schrijvers niet altijd afdoende weerwoord tegen. Mede omdat het hun plaats in de publieke ruimte zou kunnen kosten, lieten ze zich aanleunen dat ze eerder Badr Hari- respectievelijk Michelle Martin-kenners waren dan kunstenaars.

Het vereist voor schrijvers daarom een zekere behendigheid, zo kun je uit deze studie afleiden, om het eigen werk zó in de media te positioneren dat er aandacht voor is zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan het literaire karakter ervan. Een auteur die dat volgens Bax goed kan, is Ilja Leonard Pfeijffer. Onder de veelzeggende titel ‘Genua als marketingconcept’ [fragment uit La Superba] laat hij zien hoe de momenteel bestverkopende onder de literaire auteurs zijn exotische woonplaats voortdurend inzet, ook ín zijn werk, om er aandacht voor te krijgen. En hoe hij die aandacht weer gebruikt om zijn punt te maken over migratie.

Handvatten voor nieuwe vragen

Bax verbindt aan deze analyse de conclusie (sorry, ik kon het niet laten) dat de literatuur zelf wordt veranderd door de almaar groeiende dominantie van de mediacultuur. Romans zullen bijvoorbeeld vaker het wereldbeeld van de lezer bevestigen dan bevragen. Literatuur neemt daarbij kenmerken van genrefictie over – ten koste van het experiment, waar immers steeds minder aandacht voor is. Schrijvers zullen ook nog vaker kiezen voor hun eigen autobiografische verhaal, om vervolgens op tv te vertellen over bijvoorbeeld hun rouw (Connie Palmen) of transitie tot man (Maxim Februari).

Is dit waar? Wat ik mis in De literatuur draait door is de historische dimensie. Bax verwijst wel naar de generatie naoorlogse schrijvers als Gerard Reve en Hella Haasse die als eerste massamedia inzetten om een positie te verwerven als publiek figuur. Bax schreef zelf vier jaar geleden De Mulisch mythe, waarin hij uiteenzet hoe deze schrijver dat deed. Maar verschilt hun literatuur fundamenteel van dat van de eerder genoemde Tom Lanoye en A.F.Th. van der Heijden? Gebruiken de laatste twee vaker elementen van genrefictie? Is hun werk autobiografischer?

Ook verlang ik naar statistisch bewijsmateriaal. Waarom besloot de Volkskrant in de jaren vijftig om een auteur te interviewen? Wat nu? Waarover gingen die schrijversinterviews? Hoe werd er destijds over boeken gesproken op televisie en hoe nu? En is het type boeken dat een bestseller werd veranderd? Hoeveel van de honderd bestverkochte boeken van 1958 boden een inkijk in iemands persoonlijke leven? En hoeveel in 2018 – het jaar waarin het autobiografische Wees onzichtbaar [fragment] van Murat Isik de bestverkochte oorspronkelijk Nederlandstalige roman was?

Dat is echter niet bedoeld als kritiek. Integendeel. Het verlangen om meer te weten dan wat Bax kan bieden, bewijst alleen maar dat de onderzoeker vruchtbare grond heeft aangeboord, waarin nog heel veel om te spitten is. Bovendien heeft hij mij nu al nieuwe handvatten gegeven om toekomstige literaire bestsellers, zoals het kakelverse Otmars zonen [fragment] van Peter Buwalda, te beoordelen, waardoor ik nog nieuwsgieriger naar deze romans ben dan ik toch al was. Dat is me ook wat waard. Hoeveel wetenschappelijke letterkundige studies zijn daar immers toe in staat?

Maarten Dessing is freelance journalist voor onder meer Knack, De Standaard, Boekblad, Bibliotheekblad en Schrijven Magazine. Zie ook zijn blog maartendessing.blogspot.com.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum