Recensie: ‘De heeren vinden hun taaltje veel te mooi zoo’

21 juni 2021 , door Maarten Dessing
| | | |

Onder het pseudoniem Nescio schreef J.H.F. Grönloh enkele van de geliefdste novelles van de Nederlandse literatuur. Zelf bleef de schrijver altijd iets mysterieus houden, waardoor iedereen zijn eigen gedachten over hem kon koesteren. Nu is er eindelijk een biografie door Lieneke Frerichs die een verrassend compleet beeld schetst.

N.B. Lees ook een fragment uit Nescio, en meer over Nescio op Athenaeum.nl: we bespraken Frerichs selectie Brieven uit Veere en Het geluk van in Amsterdam te leven, publiceerden fragmenten uit Buitenland is geen land en Het geluk van in Amsterdam te leven en vertaler Damion Searls over Amsterdam Stories.

Een einde aan de speculaties

In zijn oratie ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar kunstgeschiedenis, zo vertelt Lieneke Frerichs in Nescio. Leven en werk van J.H.F. Grönloh, deed Ype Koopmans in 2013 uit de doeken wie volgens hem model stond voor personages als Japi ‘de uitvreter’ en Bavink. Succesvolle schilders als Jacob Bendien en Emmanuël van Beever, die hij rond 1910 zou hebben leren kennen. Merkwaardig, dacht ik. Grönloh verkeerde niet in artistieke kringen. Hij had na pogingen om een kolonie op te bouwen een teruggetrokken, arbeidzaam bestaan geleid – tot hij tegen het einde van zijn leven enige erkenning kreeg. Zoveel was toch zeker? Hoe kon een hooggeleerd man dan zoiets beweren?

Het tekent hoe weinig er bekend is over Grönloh (1882-1961). Van de meeste schrijvers waren, als gevolg van talloze mediaoptredens, al voor publicatie van hun biografie de basale feiten van hun levensloop en karakter bekend. Zelfs zoiets als de pathologische mythomanie van Boudewijn Büch, die pas na zijn dood werd onthuld, paste welbeschouwd naadloos in zijn karakter dat hij op tv etaleerde. Je kunt je daarom niet goed voorstellen dat de biograaf andere scribenten had moeten corrigeren die beweringen doen zo totaal in tegenspraak met de werkelijkheid. Alsof Max Havelaar niet is gebaseerd op Multatuli bijvoorbeeld. Alsof Jan Wolkers eigenlijk niet geïnteresseerd was in seks.

Gelukkig kan de biografie van Frerichs, het sluitstuk van veertig jaar bemoeienis met de auteur, voor eens en voor altijd een einde maken aan speculaties over Nescio. Het was in theorie natuurlijk mogelijk dat Grönloh na zijn uren op kantoor van de Holland-Bombay Trading Company de avonden besteedde aan verhitte gesprekken met bevriende schilders en schrijvers. Hij was tenslotte zelf ook een auteur die ten diepste de bezigheden verachtte waarmee hij gedwongen werd voor zijn vrouw en vier dochters te zorgen. Ik wil Koopmans daarom zeker niet wegzetten als fantast. Maar na het lezen van deze biografie zullen theorieën als die van hem tot het verleden behoren.

De dagboeken en de brieven

Dat is boven alles te denken aan het verrassend complete en genuanceerde beeld dat Frerichs schetst. Grönloh was een anonieme schrijver, wiens meesterwerken De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje decennia lang amper waren opgevallen. Toen hij tegen het einde van het leven alsnog beroemd werd, gaf hij zich niet bloot. Hij was een man die liever zweeg over zijn gedachten en gevoelens. En na zijn dood verschenen maar weinig niet-literaire documenten. In 1995 kwam het Natuurdagboek uit, waarin hij als gepensioneerde de boekhouding van zijn wandel- en fietstochten bijhield. In 2010 volgden twee cruciale brieven die hij als jongeman aan zijn vrouw had geschreven: Brieven uit Veere.

Maar Grönloh blijkt meerdere malen in zijn leven zijn gereserveerdheid tegenover de buitenwereld te hebben laten varen. In de brieven die hij schreef. Tijdens de intense periodes in zijn leven onderhield hij uitvoerige correspondenties om uiting te kunnen geven aan zijn emoties – uit onvermogen om dat te doen in een literaire vorm, aldus zijn biografe. Belangrijk is, ten eerste, de dagboekachtige correspondentie met het thuisfront tijdens een 155 dagen tellende zakenreis midden jaren twintig naar Brits-Indië. Daarnaast gingen tijdens de oorlog, met name tijdens de Hongerwinter, stapels brieven naar zijn dochters in Groningen en Eindhoven.

Terecht citeert Frerichs tientallen pagina’s uit die brieven – zo veel zelfs dat deze biografie óók te lezen is als een nieuw deel van Nescio’s Verzameld Werk. Het doet er immers niet toe waarover Grönloh schreef. De reis naar plaatsen als Karachi en Calcutta stelde in wezen weinig voor. Zijn ervaringen tijdens de oorlog verschillen niet van die van zovele Amsterdammers. Het doet er toe wát en hóé Grönloh schreef. Daarmee liet hij, net zo goed als in de verhulde zelfportretten van zijn beroemde novellen, hoe hij in het leven stond, wat zijn familie voor hem betekende, wat hij dacht over de mensen die hij tegenkwam en de dingen die hij meemaakte.

Een hernieuwde Nescio, om te herlezen

En dan moet ik – eerlijk is eerlijk – toegeven dat ik net zo goed als Koopmans ben gevallen voor de verleiding te oordelen op basis van een tekort aan kennis over de man achter Nescio. Grönloh leek me mild te zijn. Hij had zich verzet tegen het pad dat de maatschappij hem hadden opgelegd. Hij had dromen gekoesterd. Hij had, enigszins halfhartig, zijn idealen zelfs nagestreefd. Maar toen hij volwassen werd, trouwde en kinderen kreeg, geld moest verdienen, zag hij slechts in weemoed om. Ondertussen vond hij troost in dat wat wél geluk kon bieden: de natuur, weg van de poeha van de maatschappij. Maar dat blijkt projectie. Het zegt meer over mij dan over Grönloh.

De werkelijkheid is dat hij zich nooit heeft kunnen neerleggen bij zijn keuze om zich aan te passen en een verantwoordelijk leven te leiden. Hij moest voortdurend ontsnappen op eenzame wandeltochten. De rest van de wereld paste zich maar aan hém aan. Hij leed periodiek aan depressies, waar hij zich regelmatig voor liet behandelen en zelfs af en toe opnemen. En toen hij ouder werd, veranderde hij in een oude zeur, die alleen maar kon mopperen op de wereld om hem heen. Hij schreef zelfs brieven aan kranten om te klagen over het Duitse koeterwaals dat hij in hun publicaties aantrof – amper een maand na de bevrijding! ‘Maar het zal natuurlijk niets helpen. De heeren vinden hun taaltje veel te mooi zoo.’

Ik zal daarom na deze biografie Nescio opnieuw herlezen. Ik ben erg nieuwsgierig geworden naar hoe ik het werk nu interpreteer en waardeer. Ook dat is de verdienste van Frerichs. Ze voert haar lezers naar waar het om gaat: het proza waarmee Grönloh een biografie verdiende.

Maarten Dessing is freelance journalist voor onder meer Boekblad, Bibliotheekblad,  Schrijven Magazine en De Lage Landen. Zie ook zijn blog maartendessing.blogspot.com.

pro-mbooks1 : athenaeum