Recensie: Een laatste terugblik op een schrijversbestaan - en hoe

21 juni 2021 , door Fleur Speet
| |

Real Estate is het laatste deel van de dagboektrilogie die Deborah Levy heeft willen schrijven, na Things I Don’t Want to Know en The Cost of Living. Als ze 59 is, blikt ze in Real Estate (de vertaling van Astrid Huisman en Roos van de Wardt, Onroerend goed, verschijnt in het najaar bij De Geus) nog een laatste maal terug op haar schrijversbestaan. En hoe.

N.B. Lees ook Elly Ooms' boekverkopersbespreking van de roman, en onze bespreking van Dingen die ik niet wil weten en fragmenten uit De man die alles zag en Warme melk. Vertalers Astrid Huisman en Roos van de Wardt lichtten voor ons ook dat laatste boek toe.

Laat het meteen maar gezegd zijn: wat jammer dat Levy het bij drie dagboeken wil houden. Misschien is de schrijfster enigszins benauwd dat een volgend deel nergens over kan gaan, het leven kabbelt immers voort. Ik zou echter wel degelijk geïnteresseerd zijn. Want ik denk dat Levy ieder onderwerp dat ze oppakt kan omzetten tot een zinderend boek, een boek dat twinkelt van taalplezier en waarin de wereld een diepere betekenis krijgt.

In Real Estate hangen alle verhaallijnen aan plekken om te wonen; Londen, New York, Mumbai, Parijs, Berlijn en Griekenland. En oh ja, het belangrijkste, het doel van het leven: the 'Unreal Estate’, het huis waar ze al tijden van droomt.

Thuis kan krachtig zijn

Een huis is een krachtige metafoor met uiteenlopende associaties. Het huis als thuiskomen, er zijn, neerstrijken. Tevreden zijn met jezelf, met je leeftijd (het krakkemige huis als lichaam), maar ook een veilige plek voor jezelf gemaakt hebben. De hele wereld is een plek waar je je huis zoekt. Of: je boeken die je huis zijn, als schrijver. Het huiselijke als iets dat aan vrouwen wordt toegekend, de breiende of bordurende huisvrouw, de vrouw die piepers jast en onder de keukentafel stiekem schrijft à la Jane Austen, waardoor vrouwen in de literatuur, Levy’s terrein, zo verdomd weinig plek krijgen (het is immers normaal vrouwen te ontmoedigen). De vrouw die altijd maar van alles weggeeft van tijd en zichzelf, die ondanks haar enorme krachten verandert in het behang van het mannelijk leven, is zelf een huis dat betreden wordt: ze vergeelt en verzuurt, al dan niet door een gebrek aan kansen en voorbeelden (zoals ook het Geena Davis-Instituut (dat Levy helaas niet noemt) voortdurend opmerkt: in scripts vertolken moeders en grootmoeders zelden een volledig en tevreden leven, meestal offeren zij zich op voor het gezin, zoals de oude godinnen, zijn ze eenzaam of ziek, tirannen of zotten). Maar: ‘domestic space can be a powerful space’.

Voor wie zich bij zo’n gevecht weinig kan voorstellen: denk aan W. F. Hermans die in Het behouden huis laat zien hoeveel strijd er om een huis gevoerd kan worden, of denk aan Amos Oz die liet zien hoeveel strijd Israël en Palestina voerden om het huis waarin zij wonen. Het is er soms oorlog over iedere kamer. Rachel Cusk gebruikte het huis onlangs nog in Second Place als zinnebeeld voor een vrouw die zekerheid opbouwt, maar wier grondvesten bij een inbreuk op haar privacy flink schudden.

Open deuren en gesprekken

In het geval van Levy staat de deur altijd open. Zij omarmt haar vrienden en maakt graag nieuwe. Als schrijver in residence [Levy zou afgelopen oktober de bovenbuurvrouw van Athenaeum zijn geweest - ware het niet voor COVID - red.] komt ze op zoveel plekken en knoopt ze evenzovele nieuwe contacten aan, maar vooral stelt zij aan hen wezenlijke vragen, waardoor het contact niet gaat over het weer of over alledaagse beslommeringen, maar daar bovenuit wordt getild in een breder perspectief (en tegelijk: alsof alledaagse beslommeringen niet interessant kunnen zijn; Levy mijmert over een scenario waarin voor een vrouw alles samenkomt in iets simpels en saais als het voeren van duiven om waarde te krijgen en geliefd te zijn).

Steeds verbaas ik mij over de intimiteit die Levy aangaat met mensen die ze (nauwelijks) kent. Opeens blijken zij deelgenoot van haar ‘blurry’ droom over het onroerend goed dat ze ooit hoopt te bezitten; een groot oud huis met een ovale open haard, mozaïeken vloeren, fonteinen en bronnen ‘and a pomegrate tree in the garden’. Zo’n wensbeeld delen voelt kwetsbaar, maar het personage Levy heeft daar geen moeite mee. Misschien wil zij wel dat het verandert door degenen die ze interessant vindt: ‘After all, to think and feel and live and love more freely is the point of life.’ En hoe anders kun je vrijer zijn dan door je te verhouden tot anderen en andere visies, tenslotte vinden haar vrienden steeds dat haar gedroomde huis haar niet past. Het meten van gedachten gebeurt dan ook geregeld (‘he was much cleverer than I was at getting the things he wanted from life’). Het is steeds balanceren op het koord van kwetsbaarheid en kracht. Ook - heel verfrissend - slijpt ze zich aan haar twee dochters, waarvan de jongste het huis verlaat (‘If we educate girls, we can change the world’). Tegelijk voert ze discussies met schrijvers, door haar verhaal van citaten te voorzien die haar gedachten vormen.

Achteloos ingezet vakmanschap

Die gedachten zijn niet nieuw, wel heel onderhoudend, wat haar leven, zo vrij en tevreden (en zonder geldzorgen) als het is, best jaloersmakend maakt. Dat komt vooral door de stijl van Levy. Als er een ding is wat opvalt, is het haar achteloos ingezette vakmanschap. Zo speelt ze met herhalingen op precies de goede momenten, draait en keert ze beelden, drukt ze zich prachtig poëtisch uit (‘I was fifty-nine, waving at the shores of sixty years. I wondered out loud if I could accept the walk to that part of the beach’).

Ze schrijft filmisch en toont haar sensitiviteit voor de betekenis van kleine gebaren, maar bovenal beschikt Levy over heerlijke, aanstekelijke humor. Droogkomisch stelt ze zich bijvoorbeeld voor, als ze bekent dat ze graag tussen zijden lakens slaapt, hoe ze wel gebalsemd zou willen worden in zijde, mirre, bijenwas en hars als een Egyptische prinses. Of in houtskool en klei. ‘In fact I would have liked all those things while I was still living, preferably mixed together in a face mask.’ Het is een van de vele droge geintjes die haar gezelschap zo prettig maakt en je doet verlangen naar nog wel tig van dit soort boeken. Go, Levy, go!

Fleur Speet is literair recensent.

pro-mbooks1 : athenaeum