Recensie: Paul Auster voert je stukjes rouw, herinnering en fantoompijn: over Baumgartner

31 oktober 2023 , door Daan Stoffelsen
| |

Ik ben een liefhebber van het werk van Paul Auster, de ijzersterke verteller van bijzondere verhalen, de vloeiende stilist, de schrijver óver literatuur, vertellen en denken. In zijn nieuwste, kleine roman over rouw en herinneringen, Baumgartner (vertaling Ronald Vlek), laat hij dat weer zien, al slaat hij wel veel paden in - om ze snel weer te verlaten. (Is dit fantoompijnfictie?)



 

De droom en de actie

S.T. Baumgartner, Sy voor vrienden, Baumgartner voor de duur van deze roman, is een oude man. We treffen hem op de eerste pagina’s enigszins ontredderd thuis aan: hij brandt zijn vinger, krijgt onverwachte telefoontjes, vergeet een boek en maakt een ongelukkige val. Maar we leren ook een sterke denker en creatieve schrijver kennen, en een devoot weduwnaar, toegewijd aan zijn negen jaar geleden omgekomen echtgenote Anna, die behalve een heilige ook een talentvol dichteres was.

Niet de val van de keldertrap, maar een droom — waarin Anna hem belt vanuit het hiernamaals — zet hem aan tot actie. Tot zijn pensionering, tot het ten huwelijk vragen van zijn nieuwe geliefde, tot het samenstellen van een bloemlezing van Anna’s poëzie, tot het schrijven van ietwat eigenaardige boeken over rouw als fantoompijn en de ziel-lichaammetafoor, maar dan met auto’s. Tot herinneringen, van Anna, en van hemzelf, tot twee generaties terug. Tot, ten slotte, allerlei voorbereidingen voor de komst van een jonge wetenschapper die Anna’s werk wil onderzoeken.

Fantoompijnfictie

Het is wat veel voor de net tweehonderd pagina’s (in de vertaling), en vaak genoeg dacht ik: maak dit nou af! Dat gegeven van die fantoompijn, daar zit echt meer in. ‘Two months later,’ en op een kwart van het boek, ‘he is buried in his essay on phantom limb syndrome, which he has taken to calling phanton person syndrome as the metaphorical congruencies become ever more apparent to him.’ Of, in Vleks vertaling:

‘Twee maanden later is hij verdiept in zijn opstel over het fantoompijnsyndroom, dat hij inmiddels het fantoompersoon-syndroom is gaan noemen nu het overdrachtelijke verband hem steeds duidelijker wordt. Hij heeft geen idee waar hij gaat uitkomen, en hij betwijfelt of hij het ooit zal afmaken, maar vooralsnog voorziet het in een behoefte en dat biedt voldoende motivatie om door te gaan met zijn onderzoek naar hersengebieden, zintuiglijke receptoren en zenuwbanen om mentale en spirituele pijn om te zetten in de taal van het lichaam. Hij denkt aan vaders en moeders die om hun overleden kinderen rouwen, kinderen die om hun overleden ouders rouwen, vrouwen die om hun overleden man rouwen, mannen die om hun overleden vrouw rouwen, en hoe dat rouwen overeenkomt met de naweeën van een amputatie, omdat het ontbrekende lichaamsdeel ooit met een levend lichaam verbonden was en de ontbrekende persoon ooit met een andere levende was verbonden, en als jij degene bent die doorleeft, dan zul je ervaren dat je geamputeerde deel, het fantoomdeel, nog steeds een bron van felle, helse pijn kan zijn. Bepaalde remedies kunnen de symptomen soms verzachten, maar een ultieme genezing is er niet.’

Ik weet niet of ik dit ‘essay’ als ‘opstel’ zou vertalen, is dat niet te schools?, maar verder is Vleks vertaling heerlijk soepel en raak, en Austers zinnen meanderen in opsomming en schakeling, en dan ligt Baumgartner in bed, en hoort iets beneden. De telefoon? Ja. Die droom, van die bellende geliefde, dat is zweverig, maar ach, daar zit toch meer in! Die twee kans op een grote liefde, dat is een roman. Die Oekraïense anekdote, daar zit een boek in, ergens tussen Sasha Hemon en Jaap Scholten in! Een man die door een winters bos loopt, daar had een Nobelprijswinnaar een zelfstandig boek van gemaakt — en niet op de laatste pagina afgebroken.

Auster voedt ons stukjes, en al is hij af en toe sentimenteel of obligaat, hij houdt me hongerig. Ik heb dat al in tijden niet gehad, maar dit open einde doet me verlangen naar een vervolg.

(Ik schreef de vorige alinea als slot, en realiseerde me toen dat wat Auster voor elkaar krijgt, een phanton literature syndrome te noemen is: je hebt het gevoel dat er iets afgesneden is, en je bent gedwongen te leven met dat gemis. Verdomd, het zal toch niet? Heeft Auster vanaf dit citaat alleen maar fantoomfictie geschreven? Geniaal.)

Daan Stoffelsen is webshop manager voor Athenaeum.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum