Recensie: Smabers' eerste happy end

30 november 2015 , door Esther Wils
| | |

Opnieuw schrijft Nicolette Smabers (1948, de auteur van o.a. De Franse tuin (1983) en Stiefmoeder (2003)) over een katholiek gezin met Indische wortels, woonachtig in Den Haag. Opnieuw maken we kennis met een bedrijvige moeder, een plagerige broer, een geestelijk en fysiek geknakte vader, door de ogen van een introvert maar temperamentvol meisje. Toch vertoont De man van gas en licht een wezenlijk verschil met Smabers’ eerdere boeken, schrijft esther wils.

Eva Porceleyn lijkt op haar rossige moeder Nellie, maar haar denkwereld is sterk beïnvloed door haar vader Freek; ze is net zo’n fantast als hij. Hij is gelovig, maar in de eerste plaats een vrijdenker – voor zover hij niet door de spoken uit zijn verleden wordt beheerst. De religieuze scheidslijnen die in Den Haag van de jaren vijftig en zestig de sociale grenzen markeren en ook het dagelijks leven van het gezin Porceleyn sturen, deden er in Indië minder toe; daar bepaalde een verschil in huidskleur veel sterker de bewegingsvrijheid. Ook binnen één familie: Freeks broers waren niet allemaal even bruin uitgevallen, en de blankste had het in alle opzichten het makkelijkst gehad. Daar liggen de wortels van het drama dat de broers uit elkaar drijft en de roman richting geeft, en dat zich in Indië afspeelde – als in Couperus’ Van oude menschen. Haar vader onthult het zelf aan Eva, in zijn eigen, voor de goede verstaander herkenbaar als typisch Indische, licht oubollige en goedgeconserveerde Nederlands.

In het eerdere werk van Smabers is ook steeds sprake van familiegeheimen, verhuld door de afstand in tijd en ruimte, en het stijve toedekken van pijnlijke gebeurtenissen waardoor de dochter voor raadsels staat. Maar in de voorgangers van De man van gas en licht zijn het derden die de vragen beantwoorden. De schrijfster weeft vaker met ingenieuze kunstgrepen – de brief, bijvoorbeeld – een tweede verteller door haar werk, maar niet eerder was dat de hoofdrolspeler zelf. Die figureerde meer als het zwarte gat in het verhaal: raadselachtig, meelijwekkend en dominant voor de stemming in huis en die in de geest van zijn gevoelige kind.

Eva krijgt als eerste van Smabers heldinnen een werkelijk happy end: Freek is weliswaar niet in staat te leven als een normale burger, maar hij heeft een intieme band met zijn dochter die betoverd is door de sprookjes en de hoogstpersoonlijke uitleg van christelijke begrippen als de engel en het hiernamaals die hij haar op zijn ‘studeerkamer’ bijbrengt. Eva is – net als haar zusjes in de andere boeken – gefascineerd door woorden en hun ongrijpbare betekenis; Freek voedt die fascinatie en het leven in de verbeelding, het is ook zijn vorm van overleven. Later in het verhaal is hij het dus zelf die haar zijn eigen drama vertelt.

Behalve een vertrouwelijke band met haar vader krijgt Eva van de schrijfster aan het slot de charmante, beweeglijke, zwartogige man van haar dromen – ook zeer bevredigend voor de lezer, al vraagt die zich bij nadere beschouwing af waarom het verhaal, dat bijzonder vaardig verteld wordt, uiteindelijk niet echt aangrijpt. In de materie zit genoeg ruwe grondstof om flink te schuren en knarsen, de geschiedenis is spannend, maar het wil niet echt raken. Een aanwijzing ligt misschien in het volgehouden gebruik van de tegenwoordige tijd; dat geeft het boek op den duur in de verte de toon van een leesboek voor de oudere jeugd in plaats van een volwassen roman. Die toon doet het goed voor weergave van het kindergemoed maar als Eva ouder wordt gaat hij tegenwerken en houdt hij haar klein. De beschouwing en presentatie van de personages heeft in het verlengde daarvan iets licht karikaturaals, hun eigenaardigheden worden goed en met een heel eigen humor geregistreerd, maar de diepte ontbreekt.

Het meest geslaagd is naar mijn smaak het begin, als Eva vijf, zes jaar is en voor het eerst naar school gaat. Daar ligt Smabers’ biotoop, die ze ook in eerdere boeken als Portret van mijn engel en Stiefmoeder zo knap weergaf.

‘Haar moeder wil vaak iets anders doen dan waarmee ze bezig is. Als ze een knoop aan een overhemd naait, houdt ze daar opeens mee op, want dan valt het haar in dat ze iemand op moet bellen. Als ze staat te koken, wil ze tegelijkertijd een kruiswoordpuzzel oplossen, of komt ze op de gedachte dat ze Eva hoognodig op schoot moet nemen om haar te knuffelen. Soms zitten er stukjes ui en restjes gehakt aan haar vingers. Eva kijkt er dus niet van op dat ze die avond haastig wordt ingestopt en welterusten gekust.’

Het is de intense belevingswereld van een oplettend kind, de verwondering over wat voor grote mensen gewoon is en de vanzelfsprekende aanname van het gedrag van de eigen ouders, ook als dat niet zo gewoon is. Daar blinkt Smabers uit als vertrouwd.

Esther Wils studeerde Italiaanse taal- en letterkunde aan de UvA en is redactiesecretaris van algemeen cultureel en literair tijdschrift De Gids.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum