Recensie: Het raadsel vergroten

30 november 2015 , door Pieter Hoexum
| | | |

'Hoeveel zou er zijn wat we niet zien, omdat we het niet verwachten, omdat we met iets anders bezig zijn?' Dat vroeg Hans Aarsman zich af in een van de stukken in zijn bundel De fotodetective. Aarsman ging als een ware detective te werk: hij leek niets te verwachten en met niets anders bezig te zijn. Hij keek alleen maar heel nauwkeurig naar foto's. Dat leverde vele mooie en interessante inzichten op. Filmmaker Errol Morris doet er in Believing is seeing nog een schepje bovenop. Door pieter hoexum.


Morris bij de NYPL.

Speurneus

Zoals Aarsman een schrijvende fotograaf (of misschien ex-fotograaf) is, zo is Erroll Morris een schrijvende filmer, documentairemaker om precies te zijn. Zijn The Fog of War: Eleven Lessons from the Life of Robert S. McNamara uit 2004 kreeg een Oscar voor beste documentaire. Wikipedia vermeldt nog dat hij werkzaam is geweest als 'private investigator' en dat verbaast niets want dat is hij ook in dit boek: een speurder.

Voor The New York Times is Morris een 'blogger', hij schrijft daar over allerhande kwesties, onder andere fotografie. Op een gegeven moment schreef hij iets over een opmerking van Susan Sontag (in Regarding the Pain of Others, in het Nederlands vertaald als Kijken naar de pijn van anderen) over een beroemde foto van de negentiende-eeuwse fotograaf Roger Fenton. Fenton maakte de foto 'Valley of the Shadow of Death' uit 1855, in de Krimoorlog; de foto geldt wel als de eerste oorlogsfoto. Probleem is dat Fenton twee foto's maakte. Hij fotografeerde twee keer, vanuit dezelfde positie, een veldweg op het met kanonskogels bezaaide slagveld, maar bij de ene foto ligt ook de weg bezaaid met kanonskogels en bij de ander niet. Sontag suggereert dat Fenton manipuleerde: hij legde zelf de kogels op de weg, om het er dramatischer uit te laten zien. Morris betwijfelde dat en ging op onderzoek uit. Dat leidde tot verschillende blogs en die leidden vervolgens tot dit boek.

Morris wil het naadje van de kous weten en onderwerpt de foto's aan een minutieus onderzoek, waarbij hij talrijke deskundigen raadpleegt en uiteindelijk afreist naar de Krim, op zoek naar dat landweggetje. Mooie is dat hij er niet uit komt: we weten niet welke foto eerst gemaakt is en welke later.

Geloven/zien

Foto's zijn bedoeld om de werkelijkheid vast te leggen. Dat blijkt tot mislukken gedoemd: ook met foto's krijgen we geen vat op de werkelijkheid en in die zin is ook het kijken naar foto's tot mislukken gedoemd, want je ziet telkens weer iets anders, of je ziet het anders. We kunnen eeuwig naar foto's blijven kijken, we kunnen ze van alles vragen... maar ze praten nooit terug. Ze zwijgen als het graf, geven hun mysterie nooit prijs. We zouden willen dat 'zien' doet 'geloven', maar het is dus precies andersom: 'Believing is seeing'.

Kijken naar foto's is een nogal filosofische bezigheid: het begint met verwondering en eindigt met vragen. En Morris schrikt er gelukkig niet voor terug grote vragen te stellen: 'We want to know where we end and the world begins. We want to know where that line is. It's the deepest problem of epistemology.'

Het lijkt nu misschien alsof Morris een heel diepzinnig boek over fotografie geschreven heeft. Dat is niet zo, en gelukkig maar want fotografie is, zoals alle beeldende kunsten, door zijn aard een oppervlakkig verschijnsel. Of misschien moet je zeggen: de diepte schuilt in de oppervlakte. Het beeld ligt voor het oprapen... maar zodra je je bukt om het op te pakken grijp je mis. Het is een tantaluskwelling. Hoe dan ook, Morris schrijft heerlijk argeloos, met af en toe een goedgeplaatste min of meer diepergravende kanttekening. Op de een of andere manier doet het denken aan de 'fotosyntheses' van Rudy Kousbroek, die komt, al fabulerend weliswaar, tot dezelfde conclusie: foto's zijn 'opgespoorde wonderen'.

Je bent geneigd een foto als bewijs te beschouwen, en zo wordt het ook vaak gezien. Maar wat bewijst een foto? Foto's lossen het raadsel niet op, ze vergroten het juist.

Heisa

De Fenton-foto's zijn niet de enige oorlogsfoto's die Morris in dit boek aan een nauwgezet onderzoek onderwerpt. Ook bijvoorbeeld de beruchte Abu Grhaib-foto's worden besproken. Je zou kunnen zeggen dat het boek net zozeer over oorlog gaat als over fotografie. Wat Morris over oorlog te zeggen heeft is net zo droevig maar verhelderend als wat hij over fotografie te zeggen heeft: op de keper beschouwd is het onbegrijpelijk.

Terwijl ik het boek las, de afgelopen weken, stonden de kranten vol over foto's uit 'onze' oorlog in Indië/Indonesië - foto's die eindelijk duidelijk lijken te maken dát het een oorlog was en geen 'politionele actie'. Alle heisa om deze twee foto's onderstreept het belang van een boek zoals dit. Hopelijk lukt het de NIOD de opdracht nieuw onderzoek naar de 'politionele acties' binnen te slepen. Dan is dit boek van Morris misschien het eerste dat ze aan moeten schaffen. Eigenlijk moeten ze dat sowieso doen, zoals iedereen die geïnteresseerd is in oorlog en fotografie.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003, in 2012 verschijnt Reis door mijn rijtjeshuis. Kleine filosofie van het wonen. Hij heeft nu een website, pieterhoexum.wordpress.com.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum