Recensie: Wie Nietzsches nihilisme wil begrijpen, moet hem lezen

30 november 2012 , door Jacob Zwaan
| | | | | | |

Friedrich Nietzsche ondervond dat zijn radicale gedachten over onze cultuur en waarden slechts aan enkelen van zijn tijdgenoten besteed waren. Maar niet lang daarna ontdekte men de kracht en urgentie van zijn werk. Inmiddels is zijn invloed en bekendheid niet te overzien en je zou er meer dan een dagtaak aan hebben om alles wat er  nu over Nietzsche geschreven wordt te lezen. Vorige maand was het weer raak met Het Europees nihilisme. Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren, een nieuw boek van Paul van Tongeren.
Nu zou ik graag zeggen waar dat boek over gaat, maar dat valt niet mee. In zijn inleiding doet Van Tongeren ons de redelijk vage belofte Nietzsches gedachten over het nihilisme te zullen bespreken. Van Tongeren wil vooral uitvinden waarom het nihilisme Nietzsche een gevaarlijke kracht lijkt, die van de twintigste eeuw een duister tijdperk zal maken, terwijl je nu zelden iemand tegenkomt die zich bekommert om nihilisme of zoiets. Door jacob zwaan.

Richtingloze sprongen

Maar wat Van Tongeren daadwerkelijk schrijft kan de lezer slechts met moeite in verband brengen met deze vraag. Direct op de inleiding volgt een aantal korte teksten van Nietzsche die iets met het nihilisme te maken hebben. Die zijn daar slecht op hun plek en hadden beter in Van Tongerens eigen tekst kunnen worden ingepast. Niet dat het daar beter mee gesteld is. Van Tongerens betoog kabbelt voort zonder richting, scherpzinnigheid of moed. Hij wijdt het grootste deel van zijn boek aan pogingen om Nietzsches werk en dat van andere denkers over het nihilisme uiteen te zetten. Dat blijkt in zijn handen een hopeloze onderneming. Een kenmerkende passage:

‘Maar hiermee springen we te snel naar een latere periode dan die van de late middeleeuwen en vroege moderniteit, en naar een ander domein dan dat van de ontologie. Alvorens daaraan toe te komen moeten we de historische lijn vervolgen en het perpectief van de ontologie vervangen door dat van de epistemologie.’

U denkt misschien dat de auteur hiervoor heeft uitgelegd wat hij met ontologie bedoelt en waarom ons dat moet interesseren, maar u hebt het verkeerd. De knullige gewichtigheid van de formuleringen is erg genoeg, maar bovendien is de hele passage overbodig. Wat zegt Van Tongeren? Dat hij straks nog iets gaat zeggen. Zeker een derde van Van Tongerens tekst bestaat uit zulke frases. Als een opdringerige ober staat hij luid naast ons te oreren over het hoofdgerecht, terwijl wij proberen het voorgerecht te eten.

Maar wat Nietzsche over het nihilisme te zeggen heeft wil ik graag weten. En zoals Karel van het Reve terecht zei: ‘Als een zaak mij interesseert, ben ik bereid me ook door slecht proza heen te worstelen.’ Maar doorzetten leidt in dit geval slechts tot frustratie. Van Tongeren dweept met onduidelijke terminologie, namen en Latijnse citaten zonder dat die iets substantieels toevoegen. Ook vindt hij het geen probleem om zijn gedachten zonder kritische reflectie of toetsing op papier te zetten. Zo zegt hij: ‘Inderdaad zijn tegenwoordig alle morele overtuigingen voor velen discutabel geworden.’ Zolang mensen dit soort opmerkingen maken, hebben we filosofen nodig die ons iets leren over de problemen rond de waarde en status van onze morele overtuigingen. Van Tongeren is hoogleraar aan twee universiteiten en zou zelf zo'n filosoof moeten zijn, maar hij blijft minstens even vaag als opiniemakers die niet filosofisch onderlegd zijn.

Met al onze boosaardigheid en liefde

Iedereen die een boek over Nietzsche schrijft zit ermee dat het niet zo goed kan worden als Nietzsches eigen boeken. Aan het eind van Voorbij goed en kwaad, een boek dat eigenlijk al Nietzsches gedachten bevat, reflecteert de filosoof op zijn eigen rol in het blootleggen van huichelachtige idealen:

‘Eerlijkheid, gesteld dat dit onze deugd is, waarvan wij ons niet kunnen bevrijden, wij vrije geesten – nu, wij willen er met al onze boosaardigheid en liefde aan werken en zullen niet moe worden ons in onze deugd, de enige die ons rest, te “vervolmaken” […] Onze eerlijkheid, wij vrije geesten, – laten we zorgen dat zij niet onze ijdelheid, onze pronk en praal, onze beperking, onze domheid wordt!’

Terwijl Nietzsche ageert tegen de christelijke moraal, omdat die volgens hem een middel is om de zwakken te verheffen en de sterken te onderdrukken in hun creativiteit en spontaniteit, realiseert hij zich dit: de verwoede eerlijkheid waar hij op aandringt bij het onder ogen zien van dit feit is zelf een moreel gebod afkomstig uit de christelijke moraal. Wat moeten we daarvan vinden, en hoe eerlijk moeten we nog zijn als we de christelijke moraal afzweren? Kan de eerlijkheid dan niet tot een soort nutteloze aanstellerij worden? Niemand kan deze vragen urgenter en scherper formuleren dan Nietzsche. Daarvoor kunt u het beste terecht bij de uitstekende Nederlandse vertalingen van de Arbeiderspers, niet bij de passages in Het Europees nihilisme die Van Tongeren citeert; die heeft hij grotendeels zelf vertaald en u begrijpt hoe dat afgelopen is.

Toch is ook de behoefte aan boeken die Nietzsches cultuurfilosofie verder uitleggen groot, want zo goed als Nietzsche vragen opwerpt, zo weinig doet hij er soms aan om ze uit te werken. In het Nederlands is Johan Goudsbloms heldere en sterke klassieker Nihilisme en Cultuur aan te bevelen. Robert Pippins recente Nietzsche, Psychology, & First Philosophy bespreekt Nietzsches beroemde uitspraak ‘God is dood’ op een beknopter en veelzeggender manier dan Van Tongeren dat in het Het Europees nihilisme doet.

En wie zich afvraagt wat de plaats van de mens in de wereld is en waar die vraag op slaat kan vooruit met het prachtige essay The Human Prejudice van Bernard Williams, een groot filosoof en een Nietzsche-adept. Dat vind je in zijn nagelaten bundel Philosophy as Humanistic Discipline. Dat is trouwens ook een voorbeeld van een stuk dat veel met Nietzsche te maken heeft, zonder dat zijn naam erin genoemd wordt. Filosofie gaat tenslotte niet over beroemde filosofen, maar over belangrijke gedachten.

Jacob Zwaan is classicus.

pro-mbooks1 : athenaeum