Recensie: De spanning in democratie

30 november 2015 , door Misha Velthuis
| | | |

Er ligt een schat aan ideeën verborgen onder de Franse taal, voor een analphabète als ik in ieder geval. Met de recente vertaling van het werk van Pierre Rosanvallon in Democratie en tegendemocratie wordt een tipje van die sluier opgelicht. De man die in Frankrijk al decennia een sleutelrol speelt in het denken over democratie, wordt eindelijk behoorlijk aan de Nederlandse lezer voorgesteld. En dat had niet veel later gemoeten: Rosanvallon ziet hoop waar anderen verval zien, en is zo een meer dan welkome aanvulling op het pessimisme van het Nederlandse publieke debat. Door misha velthuis.

Spinozalens

Alhoewel Rosanvallon zijn loopbaan in de jaren zeventig begon als economisch adviseur bij een christelijke vakbond, en hij zich sindsdien nooit als academicus heeft willen beschouwen, heeft hij in de afgelopen decennia een aanzienlijk aantal invloedrijke boeken geschreven over de ideeëngeschiedenis van de democratie. Dat een deel van dit werk nu vertaald wordt komt niet zomaar uit de lucht vallen. Net als onder anderen Edward Saïd (2000), Avishai Margalit (2002), en Michael Walzer (2008) kreeg hij in 2012 de prestigieuze Spinozalens uitgereikt, een onderscheiding voor internationaal vermaarde denkers over ethiek en samenleving.

Het boek Democratie en tegendemocratie is opgebouwd rond de Spinozalezing die Rosanvallon als laureaat in november 2012 in de Rode Hoed ten gehore bracht. Samensteller Ido de Haan leidt het boek in met een beknopte biografie en een kort interview, om vervolgens het woord te geven aan Rosanvallon. Die geeft ons naast zijn lezing een kijkje in zijn drie meest recente boeken: La contre-démocratieLa légitimité démocratique en La société des égaux.

De biografie en het interview plaatsen Rosanvallons recente ideeën in de context van zijn eerdere historische werk, waarin hij met zijn studies van postrevolutionair Frankrijk naar zijn belangrijkste argument toe werkte: '[d]emocratie is nooit af, maar permanent werk in uitvoering.' In plaats van op zoek te gaan naar een universele essentie van democratische idealen als vrijheid, gelijkheid en autonomie, benadrukte hij de tijds- en plaatsgebondenheid van de dagelijkse praktische invulling van deze begrippen.

Tegendemocratie

Deze hoofdstukken dienen echter vooral om Rosanvallons recente werk in te leiden, want dáár ligt de kracht van Democratie en tegendemocratie. Waar andere commentatoren aan het eind van hun beschouwing zelfgenoegzaam tot de conclusie komen dat we te maken hebben met spanningen, paradoxen of trade-offs, besluit Rosanvallon zijn betoog met deze observatie te starten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de tegenstrijdige eisen die we stellen aan onze vertegenwoordigers, die én doodgewoon én exceptioneel moeten zijn. Of om de eeuwenoude spanning tussen het idee van de onverdeelde volkswil en de eigenlijke sociale diversiteit. Een cruciale spanning binnen de democratie bestaat volgens Rosanvallon tussen haar legitimeringsfunctie en haar controlefunctie: waar de eerste bestaat bij de gratie van vertrouwen, bestaat de tweede bij de gratie van wantrouwen.

Het is deze spanning die uiteindelijk vorm geeft aan het begrip tegendemocratie. Rosanvallon beschrijft hoe onze tijd gekenmerkt wordt door een gebrek aan vertrouwen. In elkaar, maar ook in onze vertegenwoordigers. Verkiezingen zijn daarom niet meer genoeg om het volk tevreden te stellen, met als gevolg dat er een keur aan instituties ontstaat om onze vertegenwoordigers buiten de verkiezingen om te kunnen controleren, en zo nodig terug te fluiten. Zo wordt er steeds meer een beroep gedaan op onafhankelijke toezichtorganen en constitutionele gerechtshoven, en wordt het wantrouwen steeds sterker georganiseerd in allerlei belangengroepen. Dit geheel van georganiseerd wantrouwen buiten de verkiezingen om noemt Rosanvallon de tegendemocratie.

Het verfrissende van Rosanvallons betoog is dat hij deze tegendemocratie niet als bedreiging voor de democratie beschouwt, maar als een essentieel onderdeel ervan. 'Tegenbewegingen zijn nodig om het systeem dynamisch te houden.' Democratie is werk in uitvoering, en de opleving van het georganiseerde wantrouwen is daar het meest recente voorbeeld van.

Dat betekent echter niet dat we geen enkel houvast hebben. Democratie mag, en moet wel veel vormen aannemen, maar er zijn wel degelijk grenzen. De geschiedenis heeft ons geleerd dat deze grenzen overschreden worden wanneer de inherente spanningen binnen democratie plotseling opgelost lijken: juist wanneer alles duidelijk is, de volkswil stevig verenigd lijkt en onproblematisch wordt vertegenwoordigd in een leiderschap dat zowel geniaal als doodnormaal is, kunnen we volgens Rosanvallon niet meer spreken van democratie. Het is daarom aan ons om de boel constant in een wiebelige en ongemakkelijke, maar gezonde balans te houden.

Verfrissend optimisme of blinde vlek?

Naast al deze optimistische wijze woorden lijkt echter toch een belangrijke kanttekening te missen. Toegegeven, de opkomst van de tegendemocratie kan beschouwd worden als een positieve reactie op de tanende rol van verkiezingen: de burger zit niet stil. Maar met de afbrokkeling van het primaat van de electorale democratie verliezen we een belangrijke buffer tegen de invloed van het grote geld: wanneer vermogende belangengroepen niet meer gedwongen worden hun invloed via de individuele kiezer te doen gelden, ligt de weg wijder open voor een spiraal van machtsconcentratie. Hoe verhoudt Rosanvallons tegendemocratie zich bijvoorbeeld tot de oppermachtige lobbygroepen in Washington? Waarom zo weinig aandacht voor de gevaren van de tegendemocratie?

Democratie en tegendemocratie bevat echter maar een deel van Rosanvallons werk - de laatste drie hoofdstukken zijn enkel de inleidingen van zijn drie meest recente boeken - dus we kunnen hem hier nog niet volledig op beoordelen. Daarbij kunnen we zijn voorwaardelijke pleidooi voor de tegendemocratie niet los zien van zijn pleidooi voor een herwaardering van het gelijkheidsideaal.

Rosanvallons Democratie en tegendemocratie is goed leesbaar - dat eist hij van zichzelf - en bijzonder overzichtelijk geordend: het is altijd fijn als een filosoof zijn argumenten zelf nummert. We hebben met deze vertaling toegang gekregen tot een originele geest, die ons - zoals hij het zelf verwoord - nieuwe 'intellectuele gereedschappen' geeft om de problemen van de maatschappij beter te begrijpen. En het smaakt naar meer. Laten we hopen dat de vertalers de volgende keer niet zo lang op zich laten wachten.

Misha Velthuis studeerde Fysische Geografie (BA) en Politicologie, richting Internationale Betrekkingen (MA). Momenteel werkt hij als gastonderzoeker op de School of Oriental and African Studies in Londen.

pro-mbooks1 : athenaeum