Leesfragment: De wetenschap van Tara

10 juni 2016 , door Tim van der Veer
| |

23 juni verschijnt Tim van der Veers debuutroman De wetenschap van Tara. Wij publiceren voor.

Het testament van Slavko, de conciërge van de universiteit waar Nils als moleculair bioloog werkt, bevat een verrassende opdracht: Slavko vraagt Nils hem te begraven in zijn geboortegrond. Ergens in Servië, maar waar precies, dat herinnert hij zich niet. Bij de brief zitten een foto van een oude vrouw en een fles šljivovica. Met een lijkwagen volgt Nils Slavko’s spoor door het hart van Europa; een onvoorspelbare reis die hem met geweld uit zijn comfort-zone slingert. Hij ontmoet oude liefdes, sinistere maffiosi en ontredderde kunstenaars. Langzaam komt Nils erachter hoe het leven van Slavko in de schaduw van de Balkan-oorlog is ontspoord.

1

De zandraket is de superster van de moleculaire biologie. Een sprietig plantje met witte bloemen, familie van de vroegeling, het hongerbloempje en het herderstasje. De kruisbloemenfamilie. Tamelijk onnozel onkruid eigenlijk. De zandraket is voor het eerst beschreven in de zestiende eeuw door de vader der floristiek, Johannes Thal. Hij vond het plantje in het Duitse Harzgebergte. Met Thal liep het niet goed af. In het voorjaar van 1583 viel hij van zijn paard-en-wagen en stierf aan zijn verwondingen. Met de zandraket liep het beter af. Na een aantal reïncarnaties werd het plantje uiteindelijk beroemd als de Arabidopsis thalania. Over de hele wereld dient het als model voor genetisch onderzoek, omdat de plant een grote zaadproductie, een snelle groeicyclus en een klein genoom heeft: 125Mb in vijf chromosomen.
‘Hoi, Nils. Wat is het heet vandaag, hè?’ Judith de Boer komt de groeikamer binnen en buigt zich over haar zandraketten.
‘Precies 22 graden. Net nog gecontroleerd.’
‘Buiten. Ik bedoel buiten.’
‘O, zo ja.’
Judith draagt een rood tricotjurkje met vergeet-mij-nietjes. Ze ruikt vaak naar koude appels, behalve als ze met haar vriendinnen op stap is geweest. Iets waar alleenstaande vrouwen in de dertig nogal van lijken te houden. Vandaag ruikt ze nergens naar. Nils zou haar uit kunnen vragen. Ze zou ja zeggen ook. Hij weet best dat zijn droeve turkooizen ogen, blonde krullen en immer blozende wangen de aandacht van vrouwen wekken. Moedergevoelens, maar wat geeft het. Als Judith echter toezegt, zouden ze ook over werk moeten praten. De gedachte aan praten over werk met Judith brengt een onaangename tinteling in Nils’ buik voort. Viscerale sensoriek. Aangezien hij weinig afdelingsroddels weet, zou hij vertellen over zijn onderzoek naar veroudering van bladeren. Zij zou naar hem lachen — lief, medelijdend, spottend. Totdat ze hem niet meer kon of wilde volgen en op haar fonkelende horloge ging kijken. Een horloge waarvan iedereen weet dat het niet bedoeld is om de tijd mee af te lezen. Een significant risico.
Nils loopt door het universiteitsgebouw naar zijn werkkamer. Buiten blikkert de zon in de ruiten van de auto’s die over de A27 stromen. Bij Amelisweerd trekt een tractor een stofwolk achter zich aan. ‘Dr.N.H.Renkema’ staat op het bordje voor zijn kamer. De H is van Hannes, opa Hannes uit Burgum, niet van Holgersson zoals sommige studenten graag zouden willen geloven. Nils gaat aan zijn bureau zitten. Telefoon.
‘Met Nils.’
‘Dag Nils, met mama. Ik weet dat je het druk hebt maar papa en ik wilden weten of je van het weekend nog naar huis komt.’
Het huis in Zwolle, een geel gepleisterde doorzonwoning in groeikern de Aa-landen. Hier werd Nils op 4 mei 1972 geboren. Tijdens de twee minuten stilte perste de fragiele Jette Wijbrandi, van wie iedereen twijfelde of ze wel kinderen kon baren, hem geluidloos ter aarde. Om twee over acht gaf zijn vader Sietze Renkema hem een tik op zijn bil, waarop hij voor het eerst zijn stem liet horen.
Thuis of op het woonerf speelde Nils met lego. Vredig drukte hij de kleurige blokjes in elkaar tot een abstract landschap, dat zelfs toen hij al tiener was maar geen herkenbare vormen wil de aannemen. Zijn jongenskamer werd een amorfe Gaudi, wat zijn ouders een visioen gaf van een in de familie tot dusver ongeevenaarde klim op de maatschappelijke ladder. Een broeierige droom over zwierig geklede mensen, martini’s met olijven en filosofische gesprekken in galerieen.
In werkelijkheid bond zijn vader elke dag om vijf voor half negen zijn brooddoos onder de snelbinders en stapte op de fiets naar zijn werk. Lang dacht Nils dat zijn vaders werk bestond uit fietsen. Het verklaarde waarom zijn vader moe thuiskwam en na het eten in slaap viel op de bank. Sietze Renkema werkte voor de gemeente Zwolle, waar hij in een wolk van sigarettenrook sociaal beleid typte. Toen Nils naar het vwo in de aangrenzende wijk Holtenbroek ging, werd de stilte in de doorzonwoning Jette Wijbrandi te veel. Ze ging aan het werk als bibliothecaresse in het wijkcentrum. Zo ontstond een bijzondere samenwerking tussen Nils’ vader en moeder. De vrijwel onzichtbare Jette Wijbrandi legde achter de uitleenbalie haar oor te luisteren en kwam ’s avonds thuis met een vloed aan Zwolse achterklap, die Sietze Renkema de volgende dag met gekromde wijsvingers op de schrijfmachine omzette in woorden van gewicht.
Nils rees op tot een opmerkelijk kloeke kerel, van wie iedereen dacht dat hij net met een zeilpraam het IJsselmeer had bedwongen. Een fysiek en bijbehorend imago, kortom, die als hoofddocent Moleculaire Biologie rijkelijk werden onderbenut. Vrouwen vonden desondanks hun weg naar hem, maar tot op heden zag Nils geen reden om aan te nemen dat een relatie zijn geluk zou verhogen.
‘Snackbar Het Dobbertje heeft de crisis niet overleefd.’
‘Echt?’ Nils rilt.
‘Wat is er?’
‘Niks, er sprong een kikker over mijn graf.’
‘Kom je naar huis?’
‘Weet ik nog niet. Ik heb het druk.’
Judith loopt de kamer binnen, zet een beker automaatkoffie – melk geen suiker – voor hem neer en gaat aan haar bureau tegenover hem zitten. Ze weet van alle collega’s hoe ze hun koffie drinken. Zo is Judith, zo wil Judith dat iedereen is.
‘Vind je het goed als we dit later bespreken? Ik moet weer aan het werk.’
‘Je moeder?’ vraagt Judith als Nils heeft opgehangen.
De telefoon gaat weer.
‘Ik heb liever dat je me niet meer op kantoor belt.’
‘Nils? Marc hier. Kunnen jullie even naar mijn kamer komen?’
Marc Sanders, professor van de vakgroep Moleculaire Biologie.
‘Nu?’
‘Ja, nu. Slavko is dood.’

2

Het eerste dat aan Marc Sanders opvalt, is de vaalheid van zijn ogen. De irissen zijn te hard gewassen. Aangezien frequent zwembadbezoek uitgesloten is, zal het wasmiddel voor een deel uit alcohol bestaan. Het tweede dat aan hem opvalt, zijn de groeven die vanaf zijn haakneus om een vlassige snor naar de mondhoeken slingeren. Zijn gezicht is gevangen in een grimas, die lijkt voort te komen uit hevige existentiele teleurstelling. Het derde dat aan Marc Sanders opvalt, is zijn slordige Brabantse tongval. ‘Dit weekend is Slavko Zivkovic overleden.’
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt Judith na inachtneming van een beleefde stilte. De medewerkers van de vakgroep Moleculaire Biologie van de Universiteit Utrecht hebben hun bureaustoelen rond de overlegtafel van Marc Sanders gereden.
‘Geen idee. Ik ben net gebeld door een notaris, maar die wist niet veel te vertellen. Slavko had zich al een tijd ziek gemeld. Maar dat het zo slecht ging.’
Dat wist ook Nils niet. Slavko Zivkovic, de universiteitsconciërge, rookte. Tabac à Rouler uit de lichtblauwe bussen van Gauloises. Het leek Nils waarschijnlijk dat de gevolgen voor zijn gezondheid zich onvermijdelijk maar later zouden openbaren. Ongefundeerd, zo blijkt.
‘De doodsoorzaak is niet duidelijk. Nils, jij kende hem toch?’
‘Niet echt.’ Nils laat zijn bureaustoel zuchtend zakken tot zijn gezicht min of meer op dezelfde hoogte is als dat van Marc Sanders. ‘Hij deed klusjes voor me. We praatten niet veel.’
Ongeveer twee jaar geleden had Slavko gevraagd of Nils hulp in huis kon gebruiken. Nils, wiens bouwvaardigheid haar hoogtepunt had bereikt bij de aanleg van het legolandschap in zijn jongenskamer, besefte dat een slecht onderhouden woning garant stond voor ongelukken. Hij nam het aanbod aan. De volgende zaterdagochtend verscheen Slavko: een rokende Zorro met een gereedschapskist. Hij repareerde een uitzetraam dat niet meer open kon en liep op verzoek van Nils alle waterleidingen na op eventuele lekkages. Toen hij klaar was, vroeg Nils of hij elke zaterdagochtend wilde komen. Slavko haalde langzaam zijn schouders op: ‘Geen probleem. Voor twee tientjes en wat koffie kom ik zo vaak je wilt.’ Nils stelde elke week een lijst op. Er waren klussen en controles. Klussen: slaapkamerdeur repareren, boekenkast timmeren. Controles: waterdruk verwarming afstellen, bedrading wasmachine controleren, alle lampen vervangen. Slavko werkte zwijgend de lijst af en pauzeerde alleen voor koffie en tabak. Nils genoot van het gezelschap. Het was prettig iemand in huis te hebben zonder te hoeven praten. Even overwoog hij een hond te nemen, maar hij zag al snel de belachelijkheid daarvan in.
‘Hij kwam toch uit Joegoslavië?’ vraagt Judith.
‘Servië,’ zegt Marc Sanders. ‘Joegoslavië bestaat toch al lang niet meer, Judith.’
‘O ja, Servië. Jeetje.’
Tijdens een pauze op een van de zaterdagen had Nils ook gevraagd waar Slavko vandaan kwam. De conciërge had eerst zijn koffie opgedronken en zei toen: ‘Zie jij dat busje daar op de parkeerplaats, die witte Ford Transit?’ Nils zag het busje. Een ouder model, uit de jaren tachtig, negentig misschien. Het zag er haveloos uit. De zijkanten waren gedeukt en gekrast. Het wit was grijs geworden. ‘Dat busje, Nils, daar kom ik vandaan.’
‘Hoe spreek je zijn naam eigenlijk precies uit?’ zegt een van de assistenten in opleiding met een grote hoornen bril. ‘Slafko, Slawko? Moeilijke taal. Ik ben weleens op vakantie geweest naar een eiland met alleen maar medeklinkers: ka, er, ka. Je sprak het uit als kurk. Het was er dan ook kurkdroog. Maar goed, dat is nu natuurlijk niet zo belangrijk.’
‘Er is nog iets,’ zegt Marc Sanders. Zijn vale ogen werken toe naar afronding van het gesprek. ‘De notaris belde niet alleen om het nieuws door te geven. Slavko blijkt een testament nagelaten te hebben en daar willen ze jou graag over spreken, Nils.’
‘Mij? Waarom?’
‘Dat kunnen ze natuurlijk niet zomaar zeggen. Testamenten zijn vertrouwelijk. Ze willen graag dat je binnenkort langskomt.’
De medewerkers van de vakgroep kijken Nils aan. De ontsteltenis en eventuele droefheid door de plotselinge dood van Slavko Živkovic, hun zwijgzame conciërge, worden plotseling verdrongen door de onweerstaanbaarste emotie die de mens bezit: nieuwsgierigheid.

 

Copyright © Tim van der Veer

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum