10 oktober verschijnt Mike McCormacks Dag der zielen (Solar Bones, vertaald door Robbert-Jan Henkes), dat op de longlist van de Man Booker Prize stond. Wij publiceren voor. Robbert-Jan Henkes schreef een stukje over zijn vertaling.
De westkust van Ierland, 2 november 2008. De maand van Allerzielen is aangebroken; vader, echtgenoot en civiel ingenieur Marcus Conway zit aan de keukentafel, wachtend op zijn gezin. Terwijl in de verte de Angelusklok luidt overdenkt hij zijn leven. Zijn gedachten dwalen af naar zijn vrouw en kinderen, zijn jeugd, zijn werk, en naar de financiële crisis die Ierland en de rest van de wereld teistert.
Dag der zielen, geschreven in slechts één zin, is een wonderschone, huiveringwekkende elegie, een verhaal over chaos en orde, over liefde en verlies, dat laat zien hoe kleine beslissingen grote gevolgen kunnen hebben.
de klok de klok als de klok horen als de klok horen als ik hier sta de klok die wordt gehoord als ik hier sta hem horen slaan in het grijze licht van deze morgen, middag of avond god mag het weten deze grijze dag als ik hier sta en luister naar die klok midden op de dag, de midden op de dag-klok, de Angelusklok midden op de dag, luiden in het grijze licht naar hier als ik in de keuken sta deze klok hoor luiden die blijft haken in mijn hart en de hele wereld samentrekt tot het hier en nu bleek en buiten adem na van ver te zijn gekomen om in deze keuken te staan beduusd dat lijdt geen twijfel maar de klok horen luiden in de dorpskerk op anderhalve kilometer afstand hemelsbreed, aan de overkant van het gardastation, onder de reusachtige platanen die erboven uittorenen en waarin een kolonie roeken roest, zo veel en zo lawaaiig dat ze in de lente als ze nestelen de kerk soms vullen met hun herrie en afgepeigerd nu, zo snel die spurt naar de kerk en de klok ja, ze zijn het echt de echte klokken niet uit blik of door de ether want onmiskenbaar is de vollere diepte en weerklank van het geluid dat over de lengte en breedte van deze dag naar me toe wordt gevoerd en dat zelfs op deze afstand in mijn bortskas weergalmt een systolisch gebonk van de andere kant van deze parochie gelegen aan de uiterste rand van de bekende wereld met Sheeffry en Mweelrea in het zuiden en de open uitgestrektheid van Clew Bay in het noorden de Angelusklok die over zijn dorpen en townlands luidt, over de velden en heuvels en moerassen daartussen, zes slagen van drie in anderhalve minuut, een appèl geslagen op de lip van de leegte waarmee deze parochie wordt opgeroepen over al zijn primaire en secundaire wegen met al zijn scholen en voetbalvelden al zijn bruggen en kerkhoven al zijn winkels en kroegen het bouwbedrijf en de kliniek het gemeenschapshuis de waterzuiveringsinstallatie en de handbal-oefenmuur de geschapen wereld met alle brandpunten waar een parochie als deze zich omheen groepeert zo natuurlijk als de wereld zelf aan het begin der tijden, door bergen, rivieren en meren toen het zich in deze contreien om de Bunowen heen groepeerde die ontspringt in de heuvels van Lachta en noordwaarts naar zee stroomt en de riviervlakte uitkerft waarheen alle wegen, primair en secundair, zich langs de contouren van het landschap begeven en waar in het midden het dorpje Louisburgh ligt waar de Angelusklok luidt die de wereld weer rangschikt bergen, rivieren en meren bunders, morgens en roeden dierlijk, plantaardig, mineraal kruis, kroon en convenant de gegeven wereld met z’n hele geschiedenis om me moed te geven terwijl ik hier sta in de keuken van dit huis waar ik al bijna vijfentwintig jaar woon en een gezin heb grootgebracht, dit huis buiten het dorp Louisburgh in het graafschap Mayo aan de westkust van Ierland, het dorp waar ik mijn stamboom terug kan volgen tot in de wortels toen de plek niet meer was dan een krakkemikkige oeververbinding met een kluitje rokerige hoeves rondom een smidse en een houten brug, een gehucht van steen-met-plaggen zonder stratenplan of marktvergunning, waarin ik mijn bloedlijn terug kan voeren tot de druilerige prehistorie van een volhardende clan boeren en vissers die zich staande hield op een klein lapje grond door hagel en regen hel en hoog water buikige, kortaangebonden mannen van wie de helft voor z’n zestigste de pijp uit ging met pijn op de borst, voor een groot deel goede zangers, en allemaal van generatie op generatie droegen ze hun steentje bij tot het oord was opgezwollen tot twintig morgen met weiderecht op de heuvel van Carramore die uitziet over de baai en die pijn, die kutpijn van me laat me weten dat bij mijn beste weten want weten is het beste bij mij dat er hier iets vreemds aan de gang is, een of andere schokkerige energie in de ether die me beroert vanaf het moment dat de klokken begonnen te luiden, iets wat door me heen fl addert, een duizeligheid die me meetrekt het huis door van deur naar deur kamer na kamer heen en weer door het halletje als een gek slaapkamers, badkamer, woonkamer en weer terug naar de keuken waar Kristemezielen wat een loei van een knal Kristus niet zozeer een loei van een knal maar een rollende plooi in het licht dat kamer in kamer uit stroomt om erachter te komen dat het huis leeg is nergens een hond te bekennen want het is een doordeweekse dag en de mijnen zijn weg allemaal weg de kinderen de deur uit inmiddels en natuurlijk is Mairead op haar werk en pas na vieren thuis dus tot die tijd heb ik het huis voor mezelf, iets waar ik me normaal gesproken op zou verheugen omdat ik dan hier in m’n eentje kon rondscharrelen, niets doen, naar de radio luisteren of de krant lezen, maar nu word ik er onrustig van, het idee dat ik nog vier uur voor de boeg heb voor ze terugkomt vier uur lang hier alleen vier uur tot ze terugkomt dus er moet iets zijn waarmee ik de tijdspanne kan vullen die zich voor me uitstrekt, iets om door die knagende onrust te komen want de krant ja dat ga ik doen de krant van vandaag de autosleutels pakken en naar het dorp rijden om de krant te kopen, parkeren op het plein voor de apotheek en dan op straat staan en dat ga ik doen daar net zo lang blijven staan tot er iemand langskomt die me aanspreekt, iemand die zegt hallo hallo of tot iemand me groet, naar me zwaait of m’n naam roept, want al is deze straat heel gewoon, toch is hij in één cruciaal opzicht anders – want deze straat is mijn straat, van mij in de zin dat ik er duizenden keren doorheen ben gelopen
[...]
© Mike McCormack, 2016© Vertaling uit het Engels: Robbert-Jan Henkes, 2017© Nederlandse uitgave: Lebowski Publishers, Amsterdam 2017