Onlangs verscheen Leesjongen, de verzamelde gedichten (1978-2017) van Wiel Kusters. Lees bij ons drie gedichten.
Leesjongen (mijnbouw): jongen die bovengronds stenen raapt uit de via een transportband aangevoerde steenkoolbrokken.
Van de vlak na de Tweede Wereldoorlog geboren dichtersgeneratie, die in de poëtisch en maatschappelijk gepolariseerde jaren '70 het woord nam, is Wiel Kusters een van de interessantste. Opgegroeid met het werk van klassieke vormvaste dichters, maar al gauw ook geïntrigeerd geraakt door de poëzie van de Vijftigers, ontwikkelde hij zich vanaf zijn debuut, in 1978 met de bundel Een oor aan de grond, tot een dichter die ernst én speelsheid kent, maar ook onontkoombare geheimzinnigheid, als een natuurlijk gegeven. Kusters werk is deels geworteld in de Limburgse mijnbouwregio, deels in het boeiende amalgaam van de culturen van Nederland, Frankrijk en Duitsland.
Het raam waaruit ik op een ochtend stapte alsof ik ontsnapte naar gemis, naar namen waarin ik je zeker wist ook als ik je niet meer zag is nu een deur, dag en nacht.
Ze kan niet open naar toen, naar ons, een tafel, kachel met olie, een leven dat we misschien zouden delen als velen, als niemand buiten jou en mij.
Het bed in de hoek, de vleugel ook toen, de zoen blijkt een kus, een engel van lust spreidt haast bij zichzelf maar wijder dan ons een lichtblauw gordijn,
tot waar de jaren ons leidden, tot waar wij nu zijn.
Samen lezen op de borden waar de trein naartoe zal gaan en hoelang hij nog blijft staan. Het liefste stap ik in met jou:
dus niet zwaaien naar mekaar, dat ik vertrek en jij dan blijft, dus niet zwaaien achter glas, niet jij hier en ikke daar,
dat de trein een stipje wordt dat je uit je oog moet wrijven, dat we zo lang wachten moeten dat jij mij belt of ik nog schrijf.
Soms mis je iemand zoals een pijl die zich vergist en dus het hart niet raakt. Dat heet missen, niet gemis. Gemis is kijken naar de pijlen in je hand.
[...]
Copyright © 2017 Wiel Kusters