Leesfragment: De kroonprins van Nieuw Links

10 april 2019 , door Chris Hietland
| | |

11 april verschijnt De kroonprins van Nieuw Links. Biografie van André van der Louw (1933-2005) van Chris Hietland. Lees bij ons alvast een fragment!

Van mulo tot minister en van rebel tot regent? André van der Louw, opgegroeid in Den Haag als zoon van een melkboer, was een prominent PvdA-politicus in de hoogtijdagen van de partij. Hij was een van de leidende figuren van Nieuw Links. Zijn bekende berendans op het partijcongres van 1969 symboliseerde de verdeeldheid in de PvdA op dat moment. In die jaren was hij ook perschef bij de VARA en redacteur van het spraakmakende jongerentijdschrift Hitweek.

Als PvdA-voorzitter belichaamde de flamboyante Van der Louw de vernieuwing die de partij aan het begin van de jaren zeventig doormaakte. Hij was daarna een populaire burgemeester van Rotterdam, die dicht bij de burgers wilde staan. Zijn politieke vrienden zagen in hem de gedroomde opvolger van Joop den Uyl als PvdA-leider. Van der Louw was minister van CRM in het kabinet-Van Agt/Den Uyl. Na de val van dat kortstondige kabinet was hij onder meer voorzitter van het Openbaar Lichaam Rijnmond, sectievoorzitter betaald voetbal van de KNVB en voorzitter van de NOS. De PvdA bracht hij aan het begin van de jaren negentig nog eenmaal in beroering, met een vermeende couppoging ten tijde van de WAO-crisis.

Chris Hietland werpt in deze biografie nieuw licht op de rol die Van der Louw speelde in de machtsstrijd binnen de PvdA. Hij schetst een beeld van Van der Louws politieke stijl, gaat in op zijn betekenis als Rotterdams burgemeester en beantwoordt onder meer de vraag hoe zijn politieke en journalistiek-culturele activiteiten in de jaren zestig zich tot elkaar verhielden.

 

Inleiding

Sinds 21 november 2015 kijkt een in brons gegoten André van der Louw vanachter een glaswand op de eerste verdieping neer op de hal van het Rotterdamse gemeentekantoor, vlak achter het stadhuis. Hij is gestoken in een corduroy pak, heeft een pijp in de hand en ook de karakteristieke snor ontbreekt niet bij het levensgrote standbeeld gemaakt door beeldend kunstenaar Herman Lamers. De onthulling vond plaats 41 jaar na zijn installatie als burgemeester van Rotterdam, een ambt dat hij bekleedde van 1974 tot 1981. Het is een opmerkelijk eerbetoon. De in 2005 overleden Van der Louw werd geprezen als de eerste ‘aanraakbare’ burgemeester. Een bestuurder die ‘open en toegankelijk’ was voor de inwoners van de stad, aan wie veel Rotterdammers goede herinneringen hebben. Ook in 2015 werd de Verlengde Willemsbrug omgedoopt tot de André van der Louwbrug, een meer gebruikelijke hommage aan oud-burgemeesters. Zo kent de stad de Burgemeester Oudlaan, de Burgemeester Van Walsumweg en de Thomassentunnel. Een standbeeld kregen zij in Rotterdam echter niet. Was Van der Louws betekenis voor de stad inderdaad zo groot dat dit een standbeeld rechtvaardigt?
De vraag naar zijn betekenis als burgemeester is een van de vragen waarop dit boek een antwoord wil geven. Maar er is meer dat een biografie van deze flamboyante sociaaldemocraat de moeite waard maakt. Van der Louw behoorde in de tweede helft van de jaren zestig, de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig tot de belangrijkste personen van de Partij van de Arbeid (PvdA). Hij speelde een prominente rol in de strijd om de politieke koers en de macht in de partij. Hij was in 1966 een van de acht auteurs van het Nieuw Links-pamflet Tien over rood, een pleidooi voor een radicaler programma en een democratischer politiek. Van der Louw bleek in de jaren daarna in staat om de speerpunten van Nieuw Links in begrijpelijke taal, met overtuigingskracht en enthousiasme voor het voetlicht te brengen. Hij werd in 1967 partijbestuurslid en vicevoorzitter en werd in 1971 verkozen tot voorzitter van de PvdA. In datzelfde jaar flankeerde hij op het verkiezingsaffiche zelfs lijsttrekker Joop den Uyl, tot ongenoegen van die laatste. Van der Louw belichaamde de vernieuwing die de PvdA onder invloed van Nieuw Links had doorgemaakt. Als er iemand uit die hoek de aangewezen persoon leek om Den Uyl op te volgen als PvdA-leider, dan was het Van der Louw, de kroonprins van Nieuw Links. Omringd door vrienden als Jan Nagel, Wim Meijer, Bram Peper en Hans Kombrink was hij steeds het middelpunt van een reeks informele clubs die zich roerden binnen de PvdA. Dergelijke informele kringen waren een rode draad in zijn politieke leven, vanaf zijn entree met Nieuw Links totdat hij politiek volledig uitgerangeerd was. Ze vormen een sleutel tot zijn politieke functioneren.
Tot hij in 1966 met Nieuw Links het politieke toneel betrad was Van der Louw weinig actief in de PvdA. Hij was wel vanaf zijn achttiende partijlid en was ook op andere manieren verbonden met de rode familie, het verband van sociaaldemocratische organisaties. Geboren in Den Haag in 1933, sloot hij zich, daartoe gestimuleerd door zijn vader, op zijn twaalfde aan bij de Arbeiders Jeugd Centrale (ajc), de rode jeugdbeweging die haar wortels had in het vooroorlogse socialisme. Van der Louw werd vanaf zijn twintigste een van de drijvende krachten van de Haagse ajc. Hij bleek over leiderschapskwaliteiten te beschikken. Tegelijkertijd was de jonge Van der Louw door zijn inzet voor nieuwe cultuurvormen, zoals moderne dans, een controversiële figuur in de jeugdbeweging. Als lid van het landelijk hoofdbestuur was hij aan het einde van de jaren vijftig betrokken bij de opheffing van de ajc. Als twintiger kwam Van der Louw daarnaast in dienst bij de sociaaldemocratische omroep vara. Eerst als administratief medewerker, daarna als redactiemedewerker van de omroepgids en vanaf 1963 als perschef, een functie die hij tot 1971 vervulde. In zijn vrije tijd was Van der Louw redacteur van twee vernieuwende en spraakmakende jongerentijdschriften: Twen/Taboe (1960-1961) en Hitweek (1965-1969).
Op de golven van Nieuw Links koos hij voor de politiek. In maart 1969 ging hij uitbundig juichend over het podium van het PvdA-congres, toen de vernieuwingsbeweging bij de verkiezingen voor het landelijk partijbestuur een goed resultaat behaalde. Volgens Henry Faas van de Volkskrant danste de 35-jarige Van der Louw op het podium ‘als een berenleider, die zijn beesten voordoet hoe zij op de achterpoten vrolijk moeten zijn’. Jacques Fahrenfort van De Telegraaf had andere associaties. Hij vergeleek ‘de zwartbesnorde’ Van der Louw met ‘een roverhoofdman, die zojuist bericht heeft ontvangen dat de overval is gelukt en de buit binnen is’. Van der Louw had ‘de handen tot vuisten gebald boven het hoofd geheven’ en hoste ‘uitdagend bonkend langs de tafel, waar partijvoorzitter dr. Anne Vondeling en fractievoorzitter drs. Joop den Uyl met strakke gezichten’ toekeken. ‘“Hoi hoi”’ schreeuwde hij ‘met schorre stem de zaal in, waar zijn volgelingen een wilde rondedans’ uitvoerden, noteerde Fahrenfort met gevoel voor drama. Volgens Henk Hofland van het Algemeen Handelsblad reageerde de in een rode coltrui geklede en ‘nog jeugdige maar besnorde en gezette politicus’ alsof Ajax gescoord had. ‘Als een vitale gummibal sprong de vicevoorzitter over het toneel na het horen van het goede nieuws.’ Van der Louws gejuich zou in het collectieve geheugen worden opgeslagen als de berendans.
Zijn vooraanstaande positie in de partij vormde het uitgangspunt voor een opmerkelijke loopbaan in politiek en bestuur. In de jaren zeventig leken de bomen in dat opzicht tot in de hemel te groeien. Na drie jaar partijvoorzitterschap werd Van der Louw op 41-jarige leeftijd burgemeester van Rotterdam. Met alleen een mulodiploma en een certificaat voor maatschappelijk werker op zak belandde hij op het bestuurlijke pluche van de grootste havenstad ter wereld. Het was een hoogst omstreden benoeming, vanwege zijn polariserende imago, beperkte bestuurlijke ervaring en bescheiden opleiding. Hoewel de sociale en economische problemen van Rotterdam groeiden, werd Van der Louw een populaire burgemeester. In 1981 keerde hij terug op het landelijke politieke toneel, als minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (crm) in het tweede kabinet-Van Agt. Hij was naar eigen zeggen ‘met tien paarden over de streep getrokken’. In deze biografie wordt een ander beeld geschetst. Zijn overstap naar het Binnenhof had een opstapje moeten worden naar het partijleiderschap. Het pakte anders uit. Hoewel Den Uyl als minister zwaar onder vuur was komen te liggen, en het kabinet al na negen maanden ten val kwam, slaagde Van der Louw er in 1982 niet in om zijn belofte als kroonprins in te lossen.
Zijn ministerschap bleek de eerste van een reeks teleurstellingen. Van der Louw vond in 1983 bestuurlijk onderdak als voorzitter van het Openbaar Lichaam Rijnmond. De regio Rijnmond zou een zelfstandige provincie worden en Van der Louw commissaris van de Koningin. Maar de aangekondigde provincievorming ging niet door, het Rijnmondbestuur werd in 1986 opgeheven en Van der Louw bleef ambteloos achter. Nota bene Bram Peper, een van zijn politieke vrienden en zijn opvolger als burgemeester van Rotterdam, lobbyde achter de schermen voor de opheffing van Rijnmond. Zijn politieke en bestuurlijke loopbaan had onmiskenbaar een tragische wending genomen. Ook zijn gezag in de PvdA brokkelde in de jaren tachtig af. Begin jaren negentig werd hij door de partijtop zelfs weggezet als een couppleger, na een opmerkelijk voorstel van Van der Louw en drie anderen, de zogenoemde ‘bende van vier’, ten tijde van de wao-crisis. Dat voorstel was naar eigen zeggen bedoeld om de PvdA uit de crisis te loodsen, Kok zag het daarentegen als een aanval op zijn positie. Van der Louw reageerde verontwaardigd op de beschuldigingen, was zelfs dicht bij het oprichten van een eigen partij, maar bleef de PvdA trouw. In 1994 kreeg hij, inmiddels zestig jaar oud, een laatste kans om als voorzitter van de nos het einde van zijn bestuurlijke loopbaan nog enige glans te geven.
Het beeld van Van der Louw in de historiografie is versnipperd. Er was tot nu geen studie waarin de aandacht specifiek op hem was gericht. Hij figureert wel in de geschiedschrijving over organisaties waarin hij een functie bekleedde, zoals de ajc, de vara en de PvdA. Ook in biografieën van andere prominente sociaaldemocraten, bijvoorbeeld van Den Uyl en mede-Nieuw Linkser Han Lammers, wordt Van der Louw genoemd. Historici hebben de meeste woorden gewijd aan zijn betrokkenheid bij de PvdA aan het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig, als Nieuw Linkser en partijvoorzitter. Het beeld dat uit de literatuur van Van der Louw oprijst is tweeledig. Enerzijds typeren historici hem als een Nieuw Linkser die in de strijd om de macht in de PvdA de confrontatie opzocht met tegenstanders in het partijbestuur en met partijleider Den Uyl. Anderzijds wordt hij neergezet als iemand die juist verzoenend kon optreden als partijbestuurder, waardoor hij een belangrijke rol speelde bij de integratie van Nieuw Links in de PvdA.
Ook uit de necrologieën die na zijn dood in 2005 verschenen sprak die dubbelzinnige voorstelling van Van der Louw. Hij was het gezicht van de radicaliserende PvdA in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig. Een journalist van een regionale krant herinnerde zich: ‘Plotseling was daar die onbehouwen, ongemanierde, brutale, alternatief geklede, langharige, besnorde en pijprokende druktemaker, die welbespraakt een heel partijcongres naar zijn hand wist te zetten.’ Hij werd na zijn overlijden ook op een heel andere manier in herinnering geroepen, namelijk als iemand die aan harmonie de voorkeur gaf boven botsing, die verzoenend en verbindend kon optreden, als een bestuurder die liever zocht naar compromissen dan dat hij polariseerde. Hoe vallen die twee tegengestelde beelden, de polariserende rebel en de verbindende bestuurder, met elkaar te rijmen? Maakte Van der Louw een ontwikkeling door van een rebel tot een regent?

 

© 2019 Chris Hietland

pro-mbooks1 : athenaeum