Leesfragment: Rembrandts plan

02 oktober 2019 , door Machiel Bosman
| |

Nu in de winkel: Machiel Bosmans nieuwe boek Rembrandts plan. De ware geschiedenis van zijn faillissement. Lees bij ons een fragment.

Rembrandt van Rijn was een onaangenaam mens met weinig oog voor anderen. Hij had een gat in zijn hand en ging bedrieglijk failliet. En hij hield er een turbulent liefdesleven op na, onder anderen met Geertje Dircx, die hij hardvochtig liet opsluiten in het spinhuis te Gouda. Toch?

Nee. Dat zijn ‘alternatieve feiten’. Het zijn constructies achteraf waarvoor het bewijs ontbreekt. Machiel Bosman loopt Rembrandts leven na in de latere, beeldbepalende jaren, met onder meer zijn faillissement. En hij doet aan factchecking: wat hebben de kenners geschreven en hoe verhoudt zich dat tot de bron? Dan blijkt bijvoorbeeld dat er over Geertje Dircx bijzonder weinig met zekerheid te zeggen valt, en dat Rembrandts faillissement heel anders in elkaar steekt dan tot nu toe werd verondersteld – waarmee ook zijn karakter in een ander licht komt te staan.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Bosmans boek De Roofkoning - en we bespraken het.

 

Inleiding

  • ‘Rembrandt was an egotistic autocrat who rarely yielded to convention’ – Paul Crenshaw
  • ‘Hij had een onaangename dispositie en een onbetrouwbaar karakter’ – Gary Schwartz
  • ‘He showed himself capable of great moral ugliness’ – Simon Schama
  • ‘Hij was een notoire sjoemelaar’ – Geert Mak
  • ‘Hij was, zowel in economische als in sociale zin, een mislukkeling’ – Marten Jan Bok
  • ‘Soms maakt hij de indruk autistisch te zijn geweest’ – Bas Dudok van Heel

Er is een zwarte mythe over Rembrandt in omloop. Kort en goed komt die hierop neer: de man wilde niet deugen. Hij is een sjoemelaar genoemd, een autocraat en een mislukkeling – en dat allemaal na zijn dood. In de bronnen die tijdens zijn leven zijn opgesteld ontbreken zulke kwalificaties; de voornaamste wanklank die daarin te vinden is, is dat hij ‘zonderling’ zou zijn. Maar dat is de kracht van de historicus: die kan met de afstand van eeuwen nu eenmaal verder kijken dan de tijdgenoot kon zien.
In dit boek komen de twee beeldbepalendste affaires uit Rembrandts leven aan de orde. Centraal staat zijn faillissement, maar en marge daarvan komt ook zijn affaire met Geertje Dircx aan bod. Om met die tweede te beginnen: na de dood van zijn vrouw Saskia in 1642 krijgt Rembrandt een relatie met Geertje. Die loopt in 1649 op de klippen, en een jaar later zit ze in het Goudse tuchthuis. Wat er in de tussentijd precies is gebeurd weten we niet, maar het is zeker dat Rembrandt er een rol in heeft gespeeld. Waar deze kwestie in Rembrandts tijd voor zover bekend geen enkele aandacht heeft getrokken, is er door historici hard over geoordeeld – maar is dat terecht?
Dan zijn faillissement: het verhaal wil dat Rembrandt de boel bedrogen heeft. Hij zou op het randje van frauduleus hebben geopereerd. De wet zou zelfs om zijn optreden zijn veranderd, waarmee het schandaal van zijn handelwijze wel bewezen is. Maar zo is het niet gegaan: de betreffende wet had niets met Rembrandt van doen. Er zijn verschillende rechtszaken wegens Rembrandts faillissement gevoerd die stuk voor stuk door de familie Van Rijn zijn gewonnen.
Rembrandt heeft zijn faillissement zelf in gang gezet. Hij had er een plan mee maar dat is mislukt, waardoor we niet precies weten wat het was. Feit is wel dat hij erin is geslaagd ten minste 11 000 gulden uit zijn boedel voor zijn gezin te behouden, middels de aanspraak die zijn zoon op hem had wegens de erfenis van diens moeder. En feit is ook dat de familie Van Rijn dat geld heeft willen aanwenden om een nabestaandenregeling te treffen voor Rembrandts nieuwe liefde Hendrickje, met wie hij niet kon trouwen omdat er een wet in de weg stond, en hun dochtertje Cornelia. In die zin spreekt er dus zorgzaamheid uit.

Toen ik aan mijn onderzoek begon, kwam ik die nabestaandenregeling al snel op het spoor. Die staat gewoon in de bronnen, maar is tot nog toe door historici genegeerd, wellicht omdat die niet strookte met het bestaande beeld. Maar interessant was het wel – want als Rembrandt belang had gehad bij zijn eigen faillissement, zou het dan niet kunnen dat hij het zelf had geïnitieerd? Hoe zat het met de druk die van zijn schuldeisers is uitgegaan?
De bronnen rond Rembrandt zijn uitgegeven en staan bovendien online. Wie zijn voornaamste crediteuren naloopt, ziet geen spoor van contact met hen in het jaar voorafgaande aan zijn faillissement, op twee uitzonderingen na. De eerste betreft zijn eigen zoon Titus, en de tweede iemand bij wie Rembrandt enkele weken voor zijn faillissement een lening is aangegaan.
Vervolgens heb ik een overzicht gemaakt van zijn schulden en de afwikkeling daarvan. Het klinkt misschien gek maar dat had geen historicus nog gedaan. Veruit zijn grootste schuld bleek die aan zijn zoon te zijn vanwege de nog uitstaande erfenis van zijn moeder. Titus heeft uiteindelijk ruim 11.000 gulden uit zijn vaders faillissement verkregen – meer dan twee keer zoveel als al Rembrandts andere crediteuren bij elkaar, aan wie samen nog geen 5000 gulden is uitgekeerd. Dit simpele feit, dat in de bronnen iets gecompliceerder tot uitdrukking komt, is tot nu toe door onderzoekers gemist. Het zet de zaken in perspectief.
Maar hoe zat het dan met de schande van zijn faillissement? Die zou volgens sommige historici zo groot zijn geweest dat hij eigenlijk de stad had horen te verlaten. Stel nu dat dit echt zo was: dan zou het toch moeilijk voorstelbaar zijn dat Rembrandt daar zelf op had aangestuurd.
Maar zo was het niet. Het bleek dat geen Rembrandt-onderzoeker zich ooit werkelijk heeft verdiept in de methode waarvan Rembrandt zich voor zijn faillissement heeft bediend: de cessie of boedelafstand. Men had de procedure ervan niet scherp, en ook was bijvoorbeeld niet bekend hoe vaak die eigenlijk werd toegepast.
Over de schande ervan is niet eenvoudig iets te zeggen, maar zeker is dat die bij benadering niet zo hevig was als in verband met Rembrandts faillissement is verondersteld. Wie cessie deed, zoals dat heette, kon ongemoeid verder met zijn leven. Wel bleef hij ook na de liquidatie van zijn boedel aansprakelijk voor zijn schulden tot hij die volledig had afbetaald.

En dan was er nog een nieuw gevonden document dat de bakens verzette. Of echt nieuw was het niet, het was in 2006 al uitgegeven, maar het belang ervan was tot nog toe aan de aandacht ontsnapt. Het betreft een conclusie van de Hoge Raad, die in 1662 bij de nasleep van Rembrandts faillissement betrokken is geraakt.
Waar het om gaat is het volgende: Rembrandt heeft vijf jaar na de dood van zijn vrouw een opgave gemaakt van de gemeenschappelijke boedel ten tijde van haar dood. Hij kwam uit op een bedrag van 40 750 gulden. Daarvan was de helft voor zijn zoon, die haar universeel erfgenaam was. Maar, stelt nu de Hoge Raad, die opgave van Rembrandt klopte niet.
Dat is nieuw – voor ons althans. Maar niet voor Rembrandt, die wist dat er een probleem met zijn opgave bestond en daar voorafgaande aan zijn faillissement al op had geanticipeerd. Hij heeft zich in bochten gewrongen om Titus recht te doen zonder zich op dat document te beroepen. Hij heeft de erfenis in dat kader fors afgewaardeerd in de kennelijke hoop dat hij er dan mee weg zou komen. Met als gevolg dat zijn faillissement niet volgens het boekje is verlopen, wat de zaken aanzienlijk heeft gecompliceerd.
Wie dat niet ziet, wie niet weet dat die opgave van Rembrandt niet klopte, staat bij voorbaat op het verkeerde been. Die zal nooit kunnen duiden wat er zich heeft afgespeeld. Die wil een toestand verklaren die zich niet heeft voorgedaan, en dat kan niet goed aflopen.

In het eerste deel van dit boek zet ik mijn eigen interpretatie met betrekking tot Rembrandts faillissement uiteen. Die is simpeler dan die straks lijkt, wanneer die in de zeventiende eeuw wordt gesitueerd. Want het verleden is een vreemde wereld, met vreemde instellingen en vreemde procedures die voor ons niet altijd logisch lijken. En binnen de juridische context waarin Rembrandts verhaal zich afspeelt, zetten die de toon. Daarom geef ik hier vast de hoofdlijnen.
Rembrandt gaat op eigen initiatief failliet. Titus is zijn grootste schuldeiser vanwege de erfenis van zijn moeder, die hij nog van zijn vader tegoed heeft. Hij beschikt van al Rembrandts crediteuren over de oudste en beste rechten op terugbetaling.
Rembrandt heeft eerder een opgave van die erfenis gemaakt, maar die klopt niet, en dat is een probleem. Want op een opgave die niet klopt, kun je geen aanspraken baseren – zeker niet in de context van een faillissement, wanneer meerdere partijen strijden om een ontoereikende pot. Tegelijkertijd spreekt het voor zich dat Titus wel degelijk recht heeft op zijn erfdeel; alleen is dus niet bekend hoe groot dat precies is.
Dat heeft Rembrandt als volgt willen oplossen. Hij heeft voorafgaand aan zijn faillissement zijn huis, dat beduidend minder waard was dan waar zijn zoon volgens die opgave recht op had, aan Titus toegekend. En daar heeft Rembrandt het bij willen laten. Hij heeft Titus’ erfdeel teruggebracht tot de waarde van zijn huis, in de hoop dat zijn schuldeisers dat zouden laten passeren.
Maar dat is niet gebeurd. Ten minste een van Rembrandts crediteuren, aan wie Rembrandt zijn huis al eerder in onderpand had gegeven, heeft bezwaar gemaakt. Als gevolg daarvan is het perceel bij executie verkocht – zonder dat daarmee was gezegd dat die schuldeiser er ook een beter recht op had. Over die kwestie is vervolgens eindeloos geprocedeerd, en rechter na rechter heeft de volledige opbrengst aan Titus toegekend.
Dan speelt nog de vraag waarom Rembrandt dit alles heeft gedaan, want zo dramatisch was zijn financiële situatie niet. Hij was op papier failliet, maar dat kwam door een schuld aan zijn zoon, die op datzelfde papier over een klein kapitaal beschikte dat het tekort van zijn vader ruimschoots oversteeg. En Titus verkeerde niet in de positie om zijn geld op te eisen, ook niet als hij meerderjarig werd.
Het zou kunnen dat Rembrandt heeft willen hertrouwen. In dat geval moest hij eerst het erfdeel van zijn zoon voldoen – zo waren de regels. Hij heeft hem vanwege die erfenis zijn huis toegekend dat al met schulden was bezwaard, en daarmee traden zijn problemen aan het licht.
Of hij inderdaad wilde trouwen weten we niet. Want wat zijn plan ook was, het is mislukt. Toen zijn huis bij executie werd verkocht, kon elk draaiboek de prullenbak in. Van een huwelijk is het niet gekomen.

Tot zover Rembrandts faillissement. Zo ingewikkeld is het niet, maar de duivel zit in de details. Want plaats dit verhaal in de zeventiende eeuw, en ineens is er een weeskamer en een boedelkamer met voorschriften die niet altijd even helder zijn, en heeft Rembrandt zijn huis niet aan Titus toegekend maar bewezen, wat een begrip is waarvan de juridische lading niet vanzelfsprekend is. En moet er als iemand cessie doet nadat de daartoe strekkende brieven zijn verleend ook nog een interinement plaatsvinden dat al een eeuw uit de geschiedschrijving rond Rembrandt is verdwenen. En loopt de betaling van een huis dat bij executie is verkocht via een bevreemdend systeem van assignaties.
Daar komt nog bij dat het een verre van ideale casus is. Elke snipper die over Rembrandt wordt gevonden wordt met opwinding onthaald, maar ze tellen bij elkaar niet op tot het rechtbankdossier dat ontbreekt. Het zijn veelal flarden die hun onderlinge samenhang niet onbevraagd prijsgeven. Waar een goede casus licht werpt op de regels van de tijd, werkt het hier andersom: die regels zijn hard nodig om het verloop te duiden.
Mijn interpretatie voert terug op de oorspronkelijke documenten. In het eerste deel van dit boek, waarin ik die ontvouw, laat ik de historiografie grotendeels buiten beschouwing; het argument is al gelaagd genoeg. De literatuur over Rembrandt komt in het tweede deel ter sprake, de Kanttekeningen waarin ik op verschillende kwesties nadere toelichting geef. Daarbij gaat het vaak om bevindingen van anderen die in directe tegenspraak zijn met die van mij, zoals het idee dat de wet vanwege Rembrandts optreden is veranderd, of dat zijn huis te duur voor hem was.
De historicus begraaft zijn fouten niet, maar maakt ze tot feiten, die keer op keer worden herhaald. Alles wat eerder is beweerd, kan met een simpele noot erbij weer een ronde mee. Dit boek keert terug naar de bron.

 

Copyright © 2019 Machiel Bosman / Athenaeum—Polak & Van Gennep, Weteringschans 259, 1017 XJ Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum