Leesfragment: Uiterste dagen

23 februari 2019 , door Ferdinand Lankamp
|

Uiterste dagen van Ferdinand Lankamp verschijnt 28 februari. Lees bij ons alvast een fragment!

Eind 1939 vallen de Russen Finland binnen. Drie maanden later houdt het Finse leger nog steeds stand tegen de enorme Russische overmacht, maar hoelang nog? Ver achter het front merkt boer Edvard Haga dat de oorlog zijn hechte gemeenschap onder zware druk zet en dat wonden van vroeger worden opengereten, de Finse burgeroorlog van 1918 is immers nog niet zo heel ver weg. Pijnlijke herinneringen komen op, zeker wanneer een oude bekende een beroep doet op Edvards trouwe diensten.

Uiterste dagen is niet zomaar een historische vertelling: de trotse boer Edvard kampt met vraagstukken die op alle tijden van toepassing zijn. Wat mag Edvards gemeenschap van hem verwachten en welke offers mag hij brengen om zijn gemeenschap te verdedigen? Heeft hij, terugkijkend op zijn leven, wel de juiste keuzes gemaakt? Uiterste dagen onderzoekt in hoeverre mensen een afspiegeling zijn van hun omstandigheden; en of het ooit echt mogelijk is om het verleden los te laten.

 

Mijn oma lag op sterven toen ik besloot een roman over haar vader te schrijven. Toeval, al lijkt de samenhang tussen die twee zaken voor de hand te liggen. Ik had tegen die tijd nog meer korte verhalen geschreven, liefst historisch, waarin ik anekdotes die in de familie de ronde deden kon verwerken. Het was bijna vanzelfsprekend dat ik zou uitkomen bij overgrootvader Edvard, over wie ik zo weinig wist en zoveel wilde weten. Een groot voordeel van een historisch verhaal was dat ik de kans had om een gedachte-experiment op te zetten. Ik kon zo misschien iets zeggen over de manier waarop mensen in een totaal andere tijd dan de onze hun leven door middel van verhalen betekenis probeerden te geven; misschien kon ik een gemene deler ontdekken, misschien zou er wel één enkel principe ten grondslag liggen aan de manier waarop alle mensen in alle tijden van hun levensgebeurtenissen een geschiedenis maken. Een vriendin merkte later op dat dat streven bijna naturalistisch klinkt, alsof ik aan de hand van literatuur iets onomstotelijk wil aantonen. Dat wil ik echter niet en ik denk ook niet dat literatuur daartoe in staat is. In literatuur kan ik hooguit iets aandragen, of het nu een lezing is van de historische werkelijkheid of een bespiegeling over de aard van de mens, maar dan zie ik het wel als mijn plicht om wat ik aandraag aannemelijk te maken.

Ik vroeg me af hoe ik mijn oma over die roman moest vertellen. Ik had het erover met mijn oom toen we over de Amsterdamse ringweg reden, op weg naar het verzorgingstehuis in Den Haag waar ze woonde. Hij vertelde me wat hij zelf wist: dat oma was opgegroeid in het dorpje Helsingby, dat haar vader een gemengd boerenbedrijf had gehad, net als de meeste boeren in de omgeving, waar hij graan verbouwde en vee hield: koeien, varkens en schapen. Het ging niet goed met haar, dit zou waarschijnlijk de laatste keer worden dat ik haar levend zag. Kon ik haar op haar sterfbed zeggen, bij wijze van afscheid, dat ik een poging wilde doen om haar vader in een boek te vereeuwigen, in een roman nog wel? Misschien voelde ik toen voor het eerst die schaamte die me daarna nog zo vaak zou bekruipen, een gevoel van verplichting jegens haar, haar ouders en haar zus, om dan tenminste geen regelrechte onzin te verkondigen. Ik had mezelf in de loop der jaren van alles wijsgemaakt over de familie. Van veel betwijfelde ik of het waar kon zijn, veel had ik zelf ingevuld en verzonnen om het totaalbeeld van die gebeurtenissen toen te laten kloppen en om het verhaal goed te laten lopen. Maar dat was altijd in de eerste plaats voor mezelf geweest. Als ik het nu zou doen, dan was het in een roman die in de winkel zou komen te liggen en waaraan ik hopelijk wat geld zou verdienen, met het risico dat ik onwaarheden over mensen verkondigde, dat ik ze schoffeerde, zonder dat ze zich konden verdedigen. En dat terwijl ik familie was en ze misschien juist moest beschermen. Ook al was het hooguit op waarheid gebaseerd in plaats van waar, ik kon onbedoeld de suggestie wekken dat het daadwerkelijk zo was gegaan. Bovendien, als ik mijn oma zou vertellen dat het boek was gebaseerd op het leven van haar vader, zou ze dan begrijpen dat ik dat onder de noemer fictie deed en dat ik verreweg het meeste zou verzinnen? Zou ik weten dat zij dat begreep?

Haar bed was naar het kleine woonkamertje verplaatst, ze lag er inmiddels al een paar weken. Ik had het met haar over een foto van haar vader die op een van de kastjes stond, waarop hij trots poseert met een fiets. Ik schatte dat hij er een jaar of twintig moest zijn. Af en toe vroeg ze waar ze was, volgens mijn oom kwam dat door de medicijnen. Ik moest even naar de badkamer en kwam langs haar slaapkamertje. De portretten van haar ouders hingen nu boven de plek waar haar bed had gestaan.

'Het is Goede Vrijdag!' hoorde ik haar zeggen. Ze klonk opeens heel opgewekt. Toen wist ik het zeker: ik kon het haar niet zeggen. Door een belofte aan haar sterfbed te doen zou ik mezelf aan haar kluisteren, zou ik het boek in de eerste plaats voor haar en voor haar vader schrijven. Ik zou me inhouden en zaken verzwijgen of verbloemen. Dat wilde ik niet. Vi ses, zei ik toen ik even later wegging. We zien elkaar. Twee weken later zat ik in de rouwzaal van begraafplaats Oud Eik en Duinen hardop te huilen.

 

Copyright © Ferdinand Lankamp 2019

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum