Leesfragment: Half

21 september 2020 , door Haroon Ali
|

Nu in de winkel: Haroon Ali's memoir Half. Wij brengen een fragment.

Haroon Ali heeft een Pakistaanse vader en een Nederlandse moeder. Na hun scheiding hertrouwde zijn vader met een Pakistaanse en kreeg nog een zoon. Haroon is dus half, maar zijn halfbroer is heel.

In een openhartige brief aan zijn broer vertelt Haroon over zijn vervlochten wortels, de afwezigheid van hun vader en de beladen tocht die hij maakte door Pakistan, van noord naar zuid. Welke sporen zijn daar nog te vinden van zijn familiegeschiedenis? En wat voor land treft hij aan in de eenentwintigste eeuw?

Haroon reist door een mijnenveld van botsende identiteiten, verstikkende dogma’s en onhoudbare tradities. Hij vecht voor de acceptatie van zijn geaardheid en moderne levensstijl, maar blijft hunkeren naar de goedkeuring en liefde van zijn vader. Zal hij die uiteindelijk krijgen?

 

Broertje, terwijl ik dit opschrijf, vier jij je twaalfde verjaardag. Maar jij zult dit boek pas veel later lezen. Je ben nu nog te jong, net een puber. Je ledematen groeien, maar niet even hard. Ik was ooit ook een onzekere slungel, die niet kon wachten tot hij volgroeid was, met de juiste proporties. Ik hoop dat je dit leest als je zelf een volwassen man bent, wanneer je warrige, gitzwarte haar in een beter kapsel valt.
We hebben dezelfde vader, maar een andere moeder. Jouw moeder is Pakistaans, net als papa. Ik ben je halfbroer uit papa’s eerste huwelijk, met een Nederlandse vrouw. Je hebt ook een halfzus, Nadia, die vier jaar jonger is dan ik. Maar je hebt ons de afgelopen jaren maar weinig gezien. Dat komt omdat we niet zo goed met papa overweg kunnen. Gaandeweg liet hij steeds minder van zich horen, ik denk omdat hij te druk was met jou en jouw moeder, Afreen.
Ik heb wel pogingen gedaan om mijn band met papa te herstellen en ik blijf mijn best doen om hem te begrijpen. Maar hij lijkt mij niet te willen begrijpen, of hij kan het niet, nog steeds niet. Tegen de tijd dat je dit leest, is papa er misschien niet meer. Hij is pas halverwege de zestig, maar lijkt sneller te verouderen dan andere, Hollandse vaders. Er zijn ook periodes dat hij niet goed in zijn vel zit, dat hij zich zorgen maakt over zijn financiën en jouw toekomst. Ik ben soms bang dat hij deze wereld verlaat zonder dat we nader tot elkaar zijn gekomen.
Ik ben jouw halfbroer, maar had in theorie ook je vader kunnen zijn. Ik ben namelijk vijfentwintig jaar ouder dan jij. We zijn alle drie in verschillende tijden opgegroeid en ik sta qua leeftijd tussen jou en papa in. Ik weet dus niet hoe ik jou moet zien. Niet echt als een broer, ook niet als mijn kind, eerder als een ver neefje.

Er is zoveel dat ik je wil vertellen. Er is zoveel dat ons bindt en tegelijkertijd helemaal niets. Ik ben net als jij opgegroeid in Amsterdam-West, niet ver van waar jij, papa en jouw moeder nu wonen. Nadia en ik speelden hele zomers buiten, verzamelden bladeren in het park en kwamen pas thuis als het donker werd, onder de modder. We kenden onze multiculturele buren, speelden met hun kinderen, aten bij ze tijdens de ramadan. Maar Osdorp is grimmiger en onveiliger geworden, zegt papa, en hij wil niet dat je op straat speelt, omdat de Marokkaanse pubers die daar nu wonen een slechte invloed op jou zouden hebben.
Ik ben in een ander Nederland opgegroeid dan jij, dus ik kijk ongetwijfeld anders naar mijn Pakistaanse wortels. Jij bent heel en ik maar half. Ik heb hard mijn best gedaan om die identiteiten te verenigen. Daarom heb ik een reis van twee maanden door Pakistan gemaakt, van noord naar zuid, langs papa’s familie, al heb ik onderweg ook veel nieuwe mensen ontmoet. Er zijn daar dingen gebeurd die papa liever verborgen voor je zou houden. Maar ik wil die ervaringen juist met je delen, zodat je je eigen mening kunt vormen over ons gedeelde vaderland, het land dat een grotere stempel op jouw leven drukt dan het bij mij heeft gedaan.
Er is wel meer dat papa verzwijgt. Kleine dingen, zoals zijn leeftijd. Hij loog tegen jou over hoe oud hij werkelijk is, om je niet het gevoel te geven dat je een veel oudere vader hebt dan je klasgenoten. Dat vond ik nog aandoenlijk, maar hij heeft ook grotere dingen verzwegen, zoals mijn geaardheid. Ik weet dat Pakistanen hun problemen graag onder het oosterse tapijt schuiven, alles om de familie-eer te beschermen. Maar ik wil niet langer zwijgen. Je moet weten wie papa was voordat jij werd geboren. Je kunt jouw vader alleen begrijpen door mijn vader te begrijpen.

Ik heb altijd verlangd naar een hechte familie, maar het woord ‘familie’ betekent al jaren niks meer voor me. We leven op verschillende eilanden, die uit noodzaak diplomatieke banden onderhouden, maar ook geregeld met elkaar in conflict zijn. Ergens drijft het eiland Pakistan, waar jij en Afreen wonen, beschermd door een strenge generaal, die regeert vanuit een ondoordringbare vesting. Verderop ligt Curaçao, waar Nadia haar vier kinderen op de eerste plek zet en de rest bijzaak is. In die oceaan ligt ook Nederland, waar ik woon met mijn moeder en Armando, mijn grote liefde – ook al voelt geen van ons drieën zich echt Nederlands. Het is het eiland van de achterblijvers. Pakistan en Curaçao zijn onderhand zo ver afgedreven dat jullie bijna zijn verdwenen achter de horizon.
Weet je nog dat we elkaar voor het laatst zagen, een halfjaar na mijn grote aanvaring met papa? We waren in Almere om afscheid te nemen van Nadia, die toen op het punt stond om met haar Antilliaanse vriend en de kinderen naar Curaçao te verhuizen. Haar vriend was niet gelukkig in Nederland, kon hier niet aarden en zijn dromen niet najagen. Ik heb hem nooit begrepen, maar mijn zus was inmiddels ook klaar met zijn gedraai. In een overhaaste poging om het gezin bij elkaar te houden besloten ze om hun relatie en hun leven te herijken op Curaçao.
Tussen het inpakken en al het papierwerk door organiseerde Nadia een afscheid, waarbij ieder lid van ons disfunctionele gezin welkom was. Een gewaagde zet, dat moest ik haar nageven, want het was niemand gelukt om ons allen in één ruimte samen te brengen. Nadia, haar vriend en de vier kinderen. Papa, Afreen en jij. Mijn moeder en ik. Ook Armando was uitgenodigd, die je maar één keer kort hebt gezien. Niemand heeft je verteld dat we al jaren een relatie hebben en gelukkig samenwonen. Maar Armando kon die middag niet onder zijn werk uit komen, dus ging ik alleen met de trein naar Almere Buiten.
We zaten in een kring in de huiskamer van de kaalgeplukte Vinex-woning, tussen stapels verhuisdozen. Onze vader en mijn moeder keken elkaar niet aan, maar prikten in de slagroomtaart die Nadia had gekocht. Afreen keek me juist argwanend aan, als geschrokken wild, alsof ze bang voor me was, omdat ze me tijdens die laatste ruzie had horen schreeuwen tegen haar man. Jij speelde ondertussen met je neefjes en nichtjes. Toen ik vroeg hoe het ging, reageerde je kortaf. ‘Goed,’ zei je en speelde verder. In dat vluchtige moment besefte ik dat ik door jou was afgeschreven. Ook papa zei nauwelijks wat. We hadden het kort over zijn werk en hij deed alsof er niks was gebeurd.
Mijn zus ijsbeerde ondertussen met de baby door de woonkamer, ze had geen oog voor de onderlinge spanningen in haar huiskamer. Nadia had andere dingen aan haar hoofd. Haar vriend stond erbij, keek ernaar en vluchtte daarna het huis uit om wat laatste klusjes te doen. Hij zei dat-ie echt zijn best ging doen op Curaçao en contact met ons zou houden.
Als een vreemde hierbij had gezeten, had hij vast gefocust op het gebak, de lachende kinderen, de onschuldige smalltalk van de volwassenen. Maar ik zag alleen een poppenkast van mensen die bij elkaar hoorden door een bloedband en gedeelde geschiedenis, maar allemaal ergens anders wilden zijn. Ik zag de geforceerde glimlachen, de ingehouden woorden. Ik werd ineens misselijk. Het duizelde me, al deze mensen opgesloten in één ruimte.
Die middag zal minder indruk op jou hebben gemaakt. Je wist niet dat mijn moeder die week veel had gehuild, omdat ze niet alleen haar dochter, maar ook haar vier kleinkinderen uit het oog verloor. Ze paste vaak op, hielp Nadia met van alles. Mijn zorgzame moeder had straks niemand meer om voor te zorgen. Daarom was ze zo stil in die woonkamer, ze onderdrukte haar tranen.
Het vertrek van Nadia en de kinderen raakte mij op een andere manier. Armando en ik hebben vaak besproken of we kinderen willen – en op welke manier. Maar aan alle scenario’s voor homo-ouders kleven nadelen, dus ik had die droom laten varen en troostte me met de gedachte dat ik leuke neefjes en nichtjes had; bloedverwanten op wie ik mijn vadergevoelens kon botvieren. Die rol van leuke oom werd mij nu afgepakt.
Zowel mijn moeder als ik was bang dat de beslissing om te emigreren was ingegeven door Nadia’s gierende zwangerschapshormonen. Het voelde overhaast, ondoordacht. Maar het had geen zin om mijn zus tegen te spreken. Het zou alleen maar leiden tot ruzie, waardoor we haar en de kinderen helemaal niet meer zouden zien. Dus vroegen we hoe het inpakken verliep en of we haar nog ergens mee konden helpen. De kinderen werden uitgeschreven in Nederland en ingeschreven op hun nieuwe school op Curaçao. Sommige spullen werden verscheept, veel werd weggegooid, schepen werden verbrand.
Na een uur in die woonkamer besloot mijn moeder dat het wel weer mooi was geweest en vroeg of ik meereed naar Amsterdam. ‘Ik zie je wel weer,’ zei ik tegen papa en we gaven elkaar een vluchtige, niet-gemeende omhelzing. Ik zwaaide naar Afreen. Nadia’s kinderen pakte ik wel even goed vast. Ik rook de kokosolie in hun haar, de Zwitsal op hun huid, en kuste hun zachte wangen. Ze giechelden, beseften niet dat we elkaar een tijd niet zouden zien en dat hun herinneringen aan dit land, aan mij, langzaam zouden vervagen. Ik gaf jou een korte knuffel, alsof wij elkaar sneller weer zouden zien.
Mijn moeder liep vast naar buiten en startte de auto. Ik stond nog even met Nadia in de hal en aarzelde. ‘Ik hoop dat jullie daar geluk vinden, maar ik ga je wel verschrikkelijk missen.’ Ik begon te huilen, haar ogen traanden ook, waardoor ik nog harder moest janken. Ik veegde mijn tranen af aan mijn mouw, gaf haar baby een kus op zijn donzige voorhoofd en liep naar buiten. Ik keek nog één keer achterom, naar Nadia in de deuropening – mijn enige volle zus, het andere product van dezelfde genen, maar van wie ik op dat moment niks begreep. Ik zwaaide en stapte bij mijn moeder in de auto, die rustig de steriele woonwijk uit reed.
In de auto wist ik niks te zeggen en staarde uit het raam, naar de groene weilanden die steeds troebeler werden omdat de tranen weer opwelden in mijn ogen. Mama voelde mijn machteloosheid en pakte mijn hand vast.

[...]

 

Copyright © 2020 Haroon Ali

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum