Leesfragment: Het woud van wol en staal

09 februari 2021 , door Natsu Miyashita
|

12 februari verschijnt Natsu Miyashita's Het woud van wol en staal, vertaald uit het Japans door Geert van Bremen. Wij publiceren voor.

Een prachtige, ingetogen Japanse roman over de kracht van muziek en de zoektocht naar perfectie, voor iedereen die heeft genoten van Norwegian wood van Haruki Murakami en De acht bergen van Paolo Cognetti

Tomura raakt als jongen in de ban van het geluid van een vleugel die gestemd wordt bij hem op school. De klanken nemen hem in gedachten mee naar de donkere, luisterrijke bossen die zijn geliefde geboortedorp in de bergen omringen. Vanaf dat moment is hij vastbesloten meer te leren over het instrument en het bijzondere ambacht van pianostemmer.

Onder de hoede van drie meester-pianostemmers begint Tomura zijn opleiding en zijn gevoel voor schoonheid ontluikt steeds meer. Maar de angst om niet goed genoeg te zijn is altijd aanwezig op de achtergrond. Als hij wordt uitgenodigd om de piano van twee getalenteerde zussen te stemmen, wordt zijn beoordelingsvermogen op de proef gesteld.

Dit warme, mystieke verhaal dat zich afspeelt in kleinstedelijk Japan laat zien dat het pad naar het vinden van je bestemming nooit recht is of zonder hindernissen. In een heldere stijl en vol filosofische observaties verbindt Miyashita droom en werkelijkheid.

 

I

Ik rook een bos. De geur van een bos in het najaar bij het vallen van de avond. Ik hoorde het ruisen van de bladeren aan de bomen, gewiegd door de wind. De geur van een bos, kort voor de duisternis invalt. Het probleem was dat er geen bos te bekennen viel. Weliswaar rook ik een droge, herfstige geur en was de invallende schemering zelfs voelbaar, maar ik stond gewoon in een hoekje van het gymlokaal van mijn school. Na schooltijd stond ik daar als enige leerling in de verlaten sportzaal, omdat ik een bezoeker de weg had moeten wijzen. Voor mijn ogen stond een grote, zwarte vleugel. Een grote – zwarte – vleugel, geen twijfel mogelijk. Het bovenblad was open en ernaast stond een man. Hij wierp een vluchtige blik op mij terwijl ik daar met stomheid geslagen stond. Nadat hij een paar toetsen had aangeslagen, verspreidde zich vanuit het bos onder het geopende bovenblad opnieuw die geur van wiegende bomen. De avond was gevallen. Ik was zeventien jaar.

Eerder die dag was ik na het laatste lesuur als enige achtergebleven in het klaslokaal. Enkel en alleen daarom had de klassenleraar mij gevraagd de bezoeker wegwijs te maken. Ik deed het tweede jaar van de bovenbouw, en het schooljaar was halverwege het tweede semester, een examenperiode zonder buitenschoolse activiteiten, zodat alle leerlingen meteen na schooltijd waren vertrokken. Ik had me voorgenomen om te gaan studeren in de leeszaal, omdat ik ertegen opzag naar mijn kosthuis terug te gaan, waar ik in mijn eentje op kamers woonde. ‘Sorry, Tomura,’ had de klassenleraar gezegd, ‘maar ik heb een docentenvergadering. Deman komt omvier uur, dus breng hem naar de gymzaal. Meer hoef je niet te doen.’ ‘Goed,’ had ik gezegd. Het overkwam me vaak dat ik om een boodschap werd gestuurd. Misschien vonden mensen het makkelijk iets van mij te vragen, of zagen ze dat ik toch niet kon weigeren, of dat ik niets omhanden had. Ik had inderdaad tijd in overvloed, tijd waarmee ik me geen raad wist. Er was niets wat ik per se wilde doen. Als ik mijn diploma maar zou halen en ergens werk zou vinden, vond ik het leven allang best. Zo dacht ik erover. Weliswaar kreeg ik dus vaak klusjes opgedragen, maar nooit iets echt belangrijks. Belangrijke zaken gingen uitsluitend naar de belangrijke mensen. Mensen die er niet toe deden, kregen de onbetekenende klusjes. En de bezoeker van vandaag zou ook wel onbetekenend zijn, zo nam ik aan. Trouwens, mij was alleen verzocht hem naar de gymzaal te brengen, maar wie of wat hij was, had ik niet te horen gekregen. ‘Wie komt er?’ De klassenleraar wilde het lokaal al uit lopen toen hij zich naar me omkeerde en zei: ‘Een stemmer.’ Het woord ‘stemmer’ zei me niets. Kwam hij de airconditioning afstellen? Maar waarom dan in de gymzaal? Ach, ook dat deed er eigenlijk niet toe. Ik bleef achter in het klaslokaal en doodde een uur de tijd met lezen uit het lesboek Japanse geschiedenis voor de toets van de volgende dag. Toen ik even voor vieren naar de docenteningang liep, bleek de man er al te zijn. Hij droeg een bruine jas en een grote koffer, en stond keurig te wachten voor de glazen toegangsdeur. ‘Komt u voor de airconditioning?’ vroeg ik hem, terwijl ik de deur openhield. ‘Mijn naam is Itadori, van Eto Muziekinstrumenten.’ Muziekinstrumenten? Dan was deze wat oudere man misschien toch niet degene die ik moest ontvangen. Had ik de leraar nu maar naar zijn naam gevraagd. ‘Meester Kubota zei dat hij in vergadering zou zijn, maar als het instrument er staat is dat geen bezwaar.’ Kubota was de klassenleraar die me had opgedragen de bezoeker de weg te wijzen. ‘Hij heeft mij verzocht u naar de gymzaal te brengen,’ zeiik, terwijl ik een paar bruine slippers, speciaal bestemd voor bezoekers, voor hem klaarzette. ‘Inderdaad, vandaag doe ik de vleugel in de gymzaal.’ Wat was hij van plan met de vleugel? Ik vroeg het me af, maar eigenlijk interesseerde het me nauwelijks. ‘Deze kant op.’ Ik ging hem voor en de man volgde mij op de voet. Zijn koffer zag er zwaar uit. Ik was van plan om, zodra ik hem naar de gymzaal had gebracht, weer te gaan. De man stond bij de vleugel en nadat hij zijn koffer op de grond had gezet, boog hij in mijn richting. Het leek me dat mijn taak er nu op zat. Ik maakte ook een buiging en draaide me om. Tijdens volleybal of basketbal was het altijd rumoerig in de gymzaal, maar nu was het doodstil. Door de hoge ramen scheen de vroege avondzon. Ik wilde vanuit de gymzaal de gang in lopen, toen ik achter me een pianoklank hoorde. Dat het geluid van de vleugel afkomstig was, wist ik pas toen ik omkeek. Zonder te kijken had ik niet kunnen vermoeden dat dit het geluid van een muziekinstrument was. De klank leek afkomstig van iets met een veel specifiekere vorm, iets wat een ondraaglijke weemoed leek uit te drukken, iets waarvan de ware gedaante verhuld bleef, maar toch wonderschoon was. Dat is wat ik meende te horen. De man sloeg er geen acht op dat ik omkeek en bleef klanken ontlokken aan de vleugel. Hij speelde niet echt, maar sloeg toetsen aan op een manier alsof hij de tonen keurde. Ik was even blijven staan, maar nu liep ik terug naar de vleugel. Het deerde hem niet dat ik er weer was. Van achter het klavier bewoog hij naar de zijkant en zette het bovenblad open. Het deed mij denken aan de vlerk van een vogel. De man tilde de grote zwarte vlerk op en zette hem vast met een stok. Opnieuw sloeg hij toetsen aan. Ik rook een bos. Een bosrand bij het vallen van de avond. Ik wilde ernaartoe, maar deinsde terug. Na zonsondergang is het bos gevaarlijk. Vroeger moest ik vaak aanhoren hoe kinderen in het bos waren verdwaald en de weg terug naar huis niet hadden gevonden: ‘Als het donker wordt, niet het bos ingaan. Je weet niet half hoe snel de zon ’s avonds ondergaat.’ Ik zag dat de man zijn vierkante koffer, die op de vloer stond, had geopend. Hij bevatte allerlei gereedschap dat ik nooit eerder had gezien. Waarvoor diende het? Hoe gebruikte hij het voor de vleugel? Beter niet vragen, bedacht ik me. Vragen leidt tot verplichtingen. Als ik iets vroeg en antwoord zou krijgen, moest ik daar weer op reageren. Hoewel het binnen in mij kolkte van de vragen, kwam er niet één over mijn lippen. Dat ik na zijn antwoord met de mond vol tanden zou staan, weerhield me. Wat gaat u aan de vleugel doen? Wat wilt u aan de vleugel doen? Of: Wat doet u met de vleugel? Zulke dingen. Maar ik wist op dat moment niet welke vraag ik het liefste wilde stellen. Ook nu wist ik het nog steeds niet. Had ik toen maar iets gevraagd, al was het maar iets vaags geweest. Ik had gewoon moeten vragen wat er toen in me opkwam. Eindeloos keerde ik terug naar dat moment. Als ik toen iets had gezegd, had ik niet langer naar het antwoord hoeven zoeken. Dan had ik het antwoord aangehoord en was meteen overtuigd geweest.

 

© 2015 Natsu Miyashita, all rights reserved
© 2021 Nederlandse vertaling Geert van Bremen

pro-mbooks1 : athenaeum