Leesfragment: Radicale verlossing

22 april 2021 , door Beatrice de Graaf

26 april verschijnt het nieuwe boek van Beatrice de Graaf: Radicale verlossing. Wat terroristen geloven. Wij publiceren voor.

Wat geloven veroordeelde terroristen eigenlijk echt wanneer ze aangeven hun daad in naam van een hogere instantie te plegen? Beatrice de Graaf is als eerste hierover in de gevangenissen met de huidige generatie terrorismegedetineerden in gesprek gegaan. Ze heeft geluisterd naar hun verhalen over frustratie met het eigen leven, woede om aangedaan onrecht en het besluit zich te mengen in de strijd. Uit die verhalen blijkt hoe cruciaal de actuele, geleefde en geloofde praktijk van radicale verlossing is voor het begrijpen van hun daden. Op basis van interviews met terrorismegedetineerden uit Nederland, Syrië, Pakistan en Indonesië – jihadisten en enkele rechts-extremisten - reconstrueert ze hun verhalen van overgave, strijd, opoffering en gehoopte beloning, en ontwerpt ze een manier om de samenhang van geloofsbeleving en terroristische activiteiten beter te begrijpen. Wanneer en hoe inspireren religieuze en ideologische overtuigingen jongeren nu tot een heilige strijd? En wat gebeurt er wanneer die verlangde verlossing uitblijft? Daarmee is dit boek een geschiedenis van de meest recente periode van terroristisch geweld, maar biedt het ook een nieuw en verrassend inzicht in de even bijzondere als schokkende levensverhalen van terrorismeveroordeelden.

Beatrice de Graaf (1976) is historicus en faculteitshoogleraar Geesteswetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze onderzoekt de geschiedenis van terrorisme, oorlog en geweld – en is vooral geïnteresseerd in de strijd daartegen. Ze is fellow in het ISIS Files Project/Program on Extremism van de George Washington University, treedt regelmatig op als terrorisme-expert en publiceerde eerder onder meer Gevaarlijke vrouwen, Theater van de angst, Terrorists on Trial en Tegen de terreur. In 2018 werd haar werk bekroond met de hoogste Nederlandse wetenschappelijke onderscheiding, de Stevinpremie.

N.B. Lees ook Addie Schultes bespreking van Tegen de terreur.

 

1
Terroristen en hun geloof

Naar het paradijs

Op een dag waren tien Delftse jongens verdwenen van het pleintje waar ze altijd rondhingen; ze waren vertrokken naar Syrië. Het ging om de groep die bekendstond als de Paradijspoortjongeren, naar het stukje Delftse koopgoot waar ze zich vaak verzamelden. De jongens, zo’n vijftig in totaal, waren rond de zestien jaar oud, van Marok kaan se komaf en opgegroeid in de Delftse Gillisbuurt. Een aantal had een strafblad, onder meer voor het dealen van drugs. Gemeente raads lid Abdel Maanaoui, die veel jongens en hun families kende, verklaarde na hun vertrek dat hij stomverbaasd was. Het leek juist beter te gaan, ze waren rustiger en gedroegen zich niet meer zo recalcitrant tegen hun ouders en de autoriteiten. ‘Toen ze [de jongeren] fanatiek met de islam bezig gingen, dachten wij: Dat is prima, ze worden serieus.’ Dat dit de opmaat voor hun aansluiting bij de terroristische strijd in Syrië en Irak was, dat had niemand voor zien.
Wat de jongens bond, waren hun gemeenschappelijke ervaringen van botsingen met de Delftse autoriteiten en mislukte stageplaatsen. Maar de echte aanleiding voor hun radicalisering was een gedeeld drama dat zich in december 2010 had voltrokken. Een van de jongens, ‘Mo’, besloot die maand samen met twee vrienden een supermarkt in Moerkapelle te overvallen. Bij die overval werden ze betrapt, en na een worsteling met een supermarktmedewerker viel ‘Mo’ van een trap en brak zijn nek. Hij overleed dezelfde avond nog aan zijn verwondingen. ‘Veel jongeren beseften opeens dat zij niet in de hemel zouden komen als ze zo bleven doorgaan… Toen hebben ze bedacht: áls we sterven, dan niet als overvaller, maar op het pad van de jihad,’ aldus Maanaoui. De groep, die voorheen niet uitblonk in een trouwe gang naar de moskee of door vroom gedrag, begon zich op het geloof te heroriënteren. Ze zochten hun toevlucht bij steeds radicalere predikers, eerst bij de as-Soennah-moskee in Den Haag, waar imam Fawaz Ineid nog preekte, daarna bij Mohamed Talbi in de Zoetermeerse Al-Qibla-moskee. Radicale activisten van Straat Dawah en Behind Bars moedigen hen aan om op jihadreis te gaan.
Eind 2012 vertrekt Mourad Massali om zich bij Jabhat al-Nusra aan te sluiten, een aan Al-Qaeda gelieerde jihadistische organisatie in Syrië. Negen van zijn vrienden volgen hem. Ze storten zich volop in de strijd, zijn er trots op om als vriendengroep op jihad te zijn, ‘een gunst van Allah’. In de loop van 2013 komen eerst Mourad, daarna Choukrie Massali, Soufian El Fassi en Abu Jandal om het leven, in het ‘gezegende land’, waar ze als martelaren het echte paradijs wilden bereiken.
Om te begrijpen wat hen bewoog om jihadist te worden en zich in Syrië in een bloedige burgeroorlog te storten, moeten we hun overtuiging en hun geloof serieus nemen. Dat is geen eenvoudige opgave gezien alle wreedheden die terroristische organisaties in Syrië en Irak hebben begaan – met de Islamitische Staat (is) voorop. Maar het willen en kunnen begrijpen van transcendente, religieuze drijfveren is een uitdaging voor mensen met een geseculariseerde achtergrond die die dimensie in hun eigen leven niet hebben ingebouwd. En het is zo mogelijk nog lastiger voor mensen die wél religieus zijn maar voor wie de kern van het geloof schuilt in de overtuiging dat hun God vol liefde is en het kwaad niet kan uitstaan.
In dit boek probeer ik te achterhalen wat terroristen geloven en hoe dat geloof hen tot hun daden heeft aangezet, door het levensverhaal van 23 veroordeelde terroristen op te tekenen. Ik heb ze in en buiten de gevangenis in Nederland en Indonesië ontmoet en soms meerdere malen kunnen spreken. Om een kwalitatief zinvolle vergelijking te kunnen trekken en om de verhalen universeler te maken, heb ik niet alleen Nederlandse gedetineerden bezocht die voor jihadistisch terrorisme waren veroordeeld, maar heb ik ter controle dus ook met enkele Indonesische jihadisten gesproken, indirect verhalen van Boko Haram-leden in Kameroen kunnen optekenen, en Syrische gevangenen en een Pakistaan (in Nederlandse detentie) in dit onderzoek betrokken. Daarnaast heb ik mensen geïnterviewd die voor een heel andere, tegenovergestelde overtuiging als terrorist zijn veroordeeld, namelijk voor rechts-extremisme. De focus ligt op jihadistische terrorismeveroordeelden in Nederland, maar die controlever halen van niet-westerse terroristen enerzijds en westerse rechts-extremisten anderzijds zijn belangrijk om patronen in de omgang met overtuiging en betekenisgeving aan te wijzen. Er is bij al die diverse interviews en levensverhalen nog wel een gemene deler: het gaat om mensen die de afgelopen tien jaar zijn veroordeeld dan wel in detentie hebben ge - zeten. Zo zijn de context van de tijd (9/11, de opkomst van het wereldwijde jihadisme, de Arabische Lente en het Kalifaat), de technologie (de opkomst van internet en social media) en grote geopolitieke om stan digheden (de nieuwe chaos van de War on Terror, de oorlogen in Irak en Syrië en de grote vluchtelingencrisis) enigszins vergelijkbaar. Hieronder en in hoofdstuk 9 licht ik mijn selectie en de aanpak verder toe, maar eerst nog dit: het heeft me veel tijd, moeite en voor - al emotionele energie gekost om deze gesprekken te kunnen voeren, want het zijn heftige verhalen. Bezoeken aan penitentiaire inrichtingen (pi’s) zijn intensief en vaak enorm deprimerend. Het nadenken over de relatie tussen religie, overtuiging en geweld is eveneens een taai proces. Dit boek is een poging de lezers mee te nemen op die zoektocht naar een beter begrip van de drijfveren van terroristen. Daartoe begin ik bij het begin: bij het verlangen naar een hogere betekenis en zin, die bij al mijn geïnterviewden hun radicaliseringsproces in gang zette.

De zoektocht naar betekenis

In dit boek volg ik het spoor terug van terrorismeveroordeelden in hun zoektocht naar zin en betekenis. Pogingen zin aan het leven te geven op een manier die de eigen, directe behoeftebevrediging en de korte termijn overstijgt, is niet iets wat alleen radicale activisten, extremisten of terroristen ondernemen. Het is een pad dat vrijwel elk menselijk wezen wel eens heeft bewandeld. In Nederland is een ruime meerderheid van de volwassen bevolking bezig met het zoeken naar en geven van betekenis aan zijn of haar leven. Meer dan 80 pro - cent geeft aan goede doelen. Meer dan de helft van de bevolking is lid van een ideële organisatie, of het nu om Amnesty International gaat, om lidmaatschap van een kerkgenootschap, van Natuur mo - nu menten of van een politieke partij. Om over de voetbalvaders en hockeymoeders en alle andere vrijwilligers van brandweer tot collectanten nog maar te zwijgen. We zijn een land waarin mensen veel voor de ander overhebben – en daarin voor zichzelf een transcendente waarde zien. Daaronder versta ik alle waarden en doeleinden die het onmiddellijke eigenbelang overstijgen, relevant zijn voor een grotere groep of toekomstige generatie, en een groter geheel omvatten.
Dat maakt een mens immers tot een mens. Om het met psycholoog en Pulitzerprijswinnaar Ernest Becker te zeggen: ‘De mens is het enige levende wezen dat zich bewust is van zijn sterfelijkheid en de rest van zijn leven probeert daarmee te dealen.’ Sommigen zullen de beperkingen van dat sterfelijke karakter van leven en lichaam ontkennen en vluchten van de dood weg. Anderen erkennen en accepteren die eindigheid van het eigen leven en proberen hun nietigheid te overstijgen door onsterfelijk voort te leven in iets buiten zichzelf: in kinderen of goede doelen (of door boeken te schrijven). Die al te menselijke drijfveren om de dood en de eigen betekenisloosheid te ontkennen, te overschreeuwen dan wel te aanvaarden, zien we terug bij de plegers van terroristisch en politiek geweld.
Voordat we stilstaan bij geloof en religie, is het essentieel om dat te erkennen: de zoektocht naar betekenis, naar transcendentie, maakt deel uit van elke collectieve (al dan niet religieuze) levensbeschouwing en is iets waar iedereen bewust of onbewust mee bezig is. Dit is voor het onderhavige onderzoek naar overtuiging en praktijk van terroristen een belangrijk uitgangspunt. Het zoeken naar zin, het omarmen van (religieuze) overtuigingen en het plegen van geweld kunnen met elkaar verweven raken. Dat is een heikel inzicht. Weten - schappers en politici branden hun vingers doorgaans niet aan die giftige combinatie van geweld en religie. Tenslotte is vrijheid van religie een groot goed en een grondrecht, en een fundament van het Nederlandse nationale besef sinds de Tachtigjarige Oorlog. Menig volksmenner gaat er daarentegen helemaal mee aan de haal. Toch is het hard nodig de relatie tussen geloof en terrorisme te onderstrepen en nader te verkennen. Wetenschappelijk onderzoek rond radicalisering en terrorisme is inmiddels geëxplodeerd in een veelvoud van disciplines, specialisaties en zeer gedetailleerde onderzoeksrichtingen – waardoor de simpele relatie ‘geloof & geweld’ vaak verloren gaat in abstract of gepsychologiseerd jargon. Tegelijkertijd blijft het in samenleving en politiek een onderwerp dat om heldere, eenvormige duidingen en verklaringen schreeuwt. Jihadistisch terrorisme wordt daardoor tegenwoordig dikwijls (even moedwillig als misleidend) gereduceerd tot een probleem van ‘de islam’. Daartegenover staan reducties die terrorisme als direct gevolg van discriminatie of uitsluiting zien. Of de nog simplistischer kortsluiting: ‘Terroristen zijn gestoord.’ Daarmee is elke discussie of reflectie van de baan.
Tussen zowel dit soort overgenuanceerde en gespecialiseerde wetenschappelijke benaderingen enerzijds en de simplistische reducties in het publieke domein anderzijds bevindt zich een ontbrekende schakel. Terrorisme is niet slechts een fenomeen dat zich aan de hand van individuele of groepssociologische processen laat verklaren. Het is niet een verschijnsel dat je in psychologische processen moet ophakken of als pathologie kunt wegzetten. Het is en blijft een groot verhaal van individuen op zoek naar zin, naar een extreme, consequent doorgevoerde radicale betekenis voor hun leven. Terroris me - wetenschappers hebben uitentreuren de talloze ronkende pamfletten, verklaringen en heilige schriften van terroristische organisaties geanalyseerd, of geprobeerd religie als autonome factor in radicaliseringsmodellen in te bouwen. Daarbij wordt religie evenwel vaak als statische factor beschouwd, terwijl geloofsbeleving een dynamisch proces is. Het is een eenheid van overtuiging en praktijk die zich ontwikkelt en zelden stil blijft staan. Bovendien gaat de focus van veel terrorismeonderzoekers op teksten en radicaliseringsmodellen voorbij aan het perspectief van de geradicaliseerde terroristen zelf, wat hun intentie is met hun daden. Terroristen ontwikkelen een eigen, radicale en dynamische visie op de geschiedenis: ze zien het leven als een strijd tussen goed en kwaad, met henzelf als middelpunt van die strijd. In hun verhaal zijn ze zelf de hoofdpersoon, iemand die de uitkomst en de voltrekking van die geschiedenis zelf mede in de hand heeft (ook al ontdekken ze later vaak wel dat dit een illusie was).
Vanuit deze invalshoek wil ik een hoognodige bijdrage leveren aan de discussie over terrorisme en religie. Grofweg zijn er twee posities: 1) Terrorisme heeft niets met de islam te maken, want de islam is een godsdienst van vrede en moslims willen geen terrorisme. Terrorisme moet je zien als een deviatie, dan wel als een uiting van persoonlijke, sociale, economische ongelijkheid, frustraties en trauma’s – maar in ieder geval niet als iets religieus. Of: 2) Terro ris - me wordt veroorzaakt door heilige schriften; religieuze terroristen willen Gods wil met geweld afdwingen. Godsdienst is immers inherent gewelddadig, want Gods woord gaat boven alles. Beide posities lijken mij onwetenschappelijk, statistisch niet correct en methodologisch prima weerlegbaar. Wat ik voorstel, is daarom een derde positie: 3) Natuurlijk heeft terrorisme ook met religie te maken – maar dan via de weg van de praxis en minder via de weg van het dogma, en op een veel complexere wijze dan gesuggereerd wordt in de verklaringen 1 of 2.
Zeker, sociale, economische en psychologische factoren doen ertoe, ze geven soms misschien zelfs de doorslag. Maar iemands keuze zich aan te sluiten bij een terroristische groep, of beelden en slogans die van die groepen afkomstig zijn te omarmen, is géén inhoudelijk lege beslissing. De meeste terroristen zijn betrokken bij de overtuiging van hun groep of netwerk, ze doen het niet alleen om geld of vriendschap. Ze doen het omdat ze hun leven praktische zin willen geven. Uiteraard spelen psychologische processen, frustraties en emoties een rol, maar de betekenis die radicalen er zelf aan toekennen, is meer dan slechts een verhaal of rechtvaardiging achteraf, zoals soms wel wordt beweerd; zo’n relaas van betekenisgeving gaat deel uitmaken van hun identiteit – ze gaan er zelf echt in geloven. Het gaat de meeste terroristen om het zoeken naar een hogere zin, naar transcendente betekenis voor hun geweld. Bij jihadisten en andere religieuze fundamentalisten komt er een goddelijke openbaring, profetie, oordeel of eindstrijd in het spel. Maar die zoektocht moet niet alleen of in eerste instantie worden benaderd vanuit de tekstuele bestudering van die openbaringen, profetieën, dogma’s, Hadith of fatwa’s uit vorige eeuwen. Niet iemands principes of zelfs godsbeeld voorspellen zijn terroristische neiging. Het gaat om de invulling van die principes in een bepaalde praxis waarin zoeken naar zin een gewelddadige vorm heeft gekregen. Niet levensbeschouwing of theologie, maar de actuele geleefde en geloofde praxis, of beter gezegd ‘orthopraxis’, is de sleutel tot het begrijpen van het geloof én het geweld van de terrorist.
En terroristen, zo merkte ik in vrijwel alle gesprekken, benoemden of omschreven vaak een proces dat ik als een relaas van radicale verlossing begon te herkennen.

[...]

 

© 2021 Beatrice de Graaf

pro-mbooks1 : athenaeum