Leesfragment: Vervoersbewijzen

24 maart 2022 , door Tijl Nuyts
| |

Tijl Nuyts krijgt de Herman de Coninckprijs 2022 voor zijn dichtbundel Vervoersbewijzen! Dat werd deze week bekendgemaakt, en nog steeds maakt hij ook kans op de Grote Poëzieprijs. Tijd voor een fragment! Lees bij ons de eerste twee gedichten uit de bundel.

Dagelijks kruisen we elkaar in de openbare ruimte. We verplaatsen ons met verschillende snelheden in allerlei richtingen, langs uitgestippelde routes en dwaalsporen. In Vervoersbewijzen reist Tijl Nuyts mee met eenentwintigste-eeuwers die onderweg in aanraking komen met de woorden en rituelen van diverse levensbeschouwingen. De dichter doet verslag van momenten van vervoering en verwarring, verwondering en verveling in metro's, trams en spitstreinen, langs autosnelwegen en in voetgangerszones. In een tijd waarin meningen over (on)geloof luid worden verkondigd, gaat Nuyts op zoek naar wat ons in beweging houdt.

 

 

Voetganger

I

Wanneer het zomer wordt,
heb je het gevoel dat men
iets van je verwacht.

De lange dagen, het late licht,
de nachten die naar natte stenen ruiken.

Alle beweging begint in het nulpunt
waar je blik aan een zwart vierkant blijft haken.

Je hebt vaker aan veelhoeken gedacht,
maar nooit waren ze zwart. Parallellogrammen
die licht slikten en langs muren van een slaapkamer

reisden of witheet brandden in een jongensborst.
Zonlicht dat zich vol overgave tegen vensterglas

wierp, op gevels teruggekaatst werd, trapezia
die over en tussen auto’s schaatsten en verlichte vierhoeken
in de handen van een meisje dat op de tandarts wachtte.

Deze veelhoek is anders.

Een Rus verft een zwart vierkant
over een vergeten schilderij en verklaart
dat in iedere mens een leegte zit
waar God precies in past.

 

II

Je staart naar het schilderij
op je telefoon en droomt dat je een engel
ziet lopen in de Dansaertstraat.

Je ziet hem al van ver aankomen.
Hij draagt een nachtblauw pak
en kakelwitte klikklakschoenen.

Ter hoogte van de appelblauwzeegroene gevel
van de jazzbar kruisen jullie elkaar.
Je ziet dat zijn handen een beetje bloeden.
In zijn vuist houdt hij een hoekige scherf
helwit licht geklemd.

‘Bonsoir,’ zeg je, begrip opbrengend
voor het feit dat de meeste engelen Franstalig zijn.
‘Bonsoir,’ antwoordt hij, een tik
op de tweede lettergreep (als op een pingpongbal),
en kijkt naar een plaats rechts naast je gezicht.

Je kan je nieuwsgierigheid
niet bedwingen en vraagt de engel
wat hij in zijn hand heeft. Hij glimlacht
en zegt: ‘C’est le sourate Al-Shu’ara:
ça veut dire les poètes.’

‘Ah bon,’ zeg je. Je raapt je moed bijeen
en vraagt: ‘Est-ce que je peux le tenir un moment?’
‘Bien sûr,’ antwoordt de engel
en steekt je het licht toe.

Wauw.
Je vingers smeulen een beetje,
maar het licht voelt niet onprettig.
Wanneer de engel even is afgeleid
door een hipsterjongen die over het zebrapad
paradeert, steek je de scherf in je mond
en slikt het licht in één keer in.

De hitte schroeit je lippen
en je voelt hoe de hoeken je verhemelte
openhalen, hoe het licht
als prikkeldraad je keel in krult.


Je sluit je ogen en merkt nauwelijks
hoe de engel op je borst begint te slaan,
bebloede vingers om je keel windt en vergeefs
probeert het licht via je slokdarm naar boven te knijpen.

Te laat: het licht zit al in je maag
(en als het niet zo’n lullige metafoor
was, zou je willen zeggen dat het daar
laait als een brandende braamstruik).

Je ligt op de grond
(de engel schopt onophoudelijk op je gezicht)
en voelt hoe iets harigs vanuit je borst
naar je luchtpijp schuift, uit je neus
en mond groeit: een gespierd dier
met een hoofd, rode lippen
en pijnlijk mooie ogen.

Het beest zwelt uit je kop
en hapt blind naar lucht.
Lachend sluit het zijn kaken
om de Dansaertstraat en slokt
daarna de hele wijk op, koffiebars,
boetiekjes, studenten, regisseurs
en rockhelden incluis.

Daarna proeft het van de Vijfhoek en zet zijn tanden
in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Je blijft liggen waar je denkt te liggen
en gelooft wat je denkt te weten
wanneer het beest België
en Europa verzwelgt, blijft rijpen
tot het wankel met één been
in de Atlantische en met het andere
in de Stille Oceaan staat.

Het beest is pas volgroeid
wanneer zijn armen beide horizonten
raken en het in een fiere spreidstand
oost en west verbindt.

De scherf licht kots je
diezelfde avond uit in zee.

 

© 2021 Tijl Nuyts

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum