Leesfragment: Geld, geloof en goede vrienden

05 januari 2023 , door Laura van Hasselt
| | | |

10 januari verschijnt Laura van Hasselts Geld, geloof en goede vrienden. Piet van Eeghen 1816-1889. Lees bij ons een fragment.

Hij legde het Vondelpark aan. Hij nam het initiatief tot sociale woningbouw, in een tijd waarin de meeste stadsbewoners nog in krotten leefden. Hij bouwde het destijds hypermoderne Prinsengrachtziekenhuis en maakte zich sterk voor de opvang van prostituees en ‘verwilderde’ jongeren. De doopsgezinde Amsterdamse zakenman Piet van Eeghen wilde de wereld verbeteren. En dankzij zijn vermogen, een diepgeworteld geloof en veel invloedrijke vrienden kwam hij een heel eind. Hij speelde een cruciale rol bij de modernisering van Amsterdam in de negentiende eeuw. Hoe kwam deze Amsterdamse koopman tot zoveel sociale daden? Welke rol speelden zijn geloof en zijn privéleven daarbij?

Geld, geloof en goede vrienden geeft een meeslepend beeld van een enerverende tijd en is een indrukwekkend portret van een opmerkelijke Amsterdammer ineen. De betekenis van Van Eeghen als zakelijke weldoener voor de stad is nauwelijks te overschatten, en met deze meeslepende biografie haalt Laura van Hasselt hem eindelijk uit de schaduw.

N.B. Lees op onze site de ‘keuzes van de conservator’ van Laura van Hasselt, destijds werkzaam bij het Amsterdam Museum.

 

5 De longen van de stad: het Vondelpark

De Vereeniging ten Behoeve der Arbeidersklasse bestaat niet meer, net als de Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallene Vrouwen en het Prinsengrachtziekenhuis. Verkocht, opgeheven, gefuseerd – zo gaat het vaker met erfenissen uit vroeger eeuwen. Maar Piet van Eeghens groene nalatenschap aan de stad is nog springlevend. Het Vondelpark wordt jaarlijks door ruim tien miljoen mensen bezocht en is daarmee een van de belangrijkste attracties van Amsterdam. Natuurbeschermers Jac. P. Thijsse en Eli Heimans beschreven het park in 1901 als ‘een groen eiland in die groote, grauwe huizenzee [...] in de rusteloos woelende en klotsende branding van een steeds wassende wereldstad’.
In 1864 nam Van Eeghen het initiatief voor de aanleg van wat toen nog het ‘Rij- en Wandelpark’ heette, op een modderig stuk land aan de zuidkant van de stad. Hij was 48 jaar en woonde met Cato, het personeel en inmiddels tien kinderen in de Gouden Bocht van de Herengracht. Qua carrière ging het hem voor de wind. Van Eeghen & Co. maakte een bloeitijd door dankzij de handel op Nederlands-Indië en Van Eeghen was net benoemd tot president-commissaris van De Nederlandsche Bank. Dit was niet meer een jonge secretaris die blij moest zijn dat hij mocht notuleren, zoals toen Jan Pieter Heije hem in 1843 bij de Vereeniging voor Ziekenverpleging vroeg. Inmiddels had Van Eeghen als vanzelfsprekend de leiding en stelde hij zijn eigen bestuur samen. Als iemand de positie had om een ambitieus burgerinitiatief te laten slagen, dan was hij het.
De ontstaansgeschiedenis van het Vondelpark toont Van Eeghen als zelfbenoemd stadshervormer op de toppen van zijn kunnen. Het ambitieuze parkplan was van hem afkomstig en hij was tot zijn dood in 1889 voorzitter van de parkvereniging. Maar net als zijn andere burgerinitiatieven was ook dit een groepsproject. Hoe belangrijk was de rol van Van Eeghen bij de totstandkoming van het beroemde stadspark? Op welke manier bespeelde hij hierbij zijn verschillende netwerken, inclusief het stadsbestuur?

De Plantage en het Westerplantsoen

Nederland heeft een lange traditie op het gebied van stedelijk groen, maar Amsterdam is van nature geen parkstad. Dat heeft zowel te maken met de drassige bodem als met de bewoners. Het woord park komt van het Latijnse parricus, een term die in de middeleeuwen verwees naar het afgesloten jachtterrein van een heer. Veel van zulke besloten, adellijke jachtterreinen zijn in de loop der eeuwen opengesteld voor het publiek en getransformeerd tot drukbezochte stadsparken. Dat geldt bijvoorbeeld voor Hyde Park in Londen, al sinds 1637 openbaar toegankelijk maar nog altijd eigendom van de Britse koninklijke familie. Ook Tiergarten in Berlijn en het Bois de Boulogne in Parijs waren aanvankelijk koninklijke jachtterreinen.4 Dichter bij huis was het Haagse Bos ooit privéjachtgebied van de graven van Holland. Al die adellijke jachtterreinen zijn in de loop der eeuwen geschonken of verkocht aan hun stad.
Zo is het in Amsterdam niet gegaan. De adel heeft er nooit een grote rol gespeeld en er woonde ook geen koninklijke familie die parkgrond te vergeven had. Bovendien lag de stad niet in de bossen, maar in een zompig veengebied dat zich niet makkelijk tot wandelplek liet omtoveren. Wie een stadspark in Amsterdam wilde creëren moest het zelf aanleggen. Van Eeghen was opgegroeid in een stad zonder park van naam, maar er was in de vroege negentiende eeuw wel enig groen in Amsterdam. Langs de grachten stonden bomen en achter de grachtenpanden lagen diepe tuinen, net als nu. Daar had hij als kind gespeeld. Als volwassene keek hij erop uit, vanuit zowel huis als kantoor. Zulke tuinen waren voor de gemiddelde Amsterdammer echter letterlijk en figuurlijk onbereikbaar.
Het gewone volk was aangewezen op de begroeiing rond de oude stadswallen en vooral op de Plantage. Dat was een openbaar wandelgebied aan de oostkant van het centrum. Het stuk land was met de Vierde Uitleg (1663) bij de stad getrokken. Eigenlijk had op die plek een nieuwe wijk moeten verrijzen, maar na een pestepidemie en het Rampjaar 1672 verminderde de bouwlust in Amsterdam drastisch en lukte het niet meer om de percelen te verkopen. Bij gebrek aan beter liet het stadsbestuur er een tuin- en wandelgebied van maken. Sinds 1682 lag in de Plantagebuurt ook de Hortus Botanicus.
De Plantage was weliswaar tot halverwege de negentiende eeuw een populaire wandelplek, maar als park bleef het een halfslachtige creatie. Koning Lodewijk Napoleon had aan het begin van de eeuw nog geprobeerd er een officieel park van te maken, maar dat plan ging niet door omdat het te duur was. Het stadsbestuur, voortdurend krap bij kas, liet altijd de mogelijkheid open om een stukje Plantagegrond te verhuren of verkopen aan particulieren. Belangrijke opkopers van grond in dit deel van de stad waren de oprichters van Artis. De dierentuin uit 1838 was echter alleen toegankelijk voor leden van het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra. Van Eeghen werd wel lid, maar toen hij in 1843 werd gevraagd voor het bestuur bedankte hij voor de eer. Hij was net bezig met de oprichting van de Vereeniging voor Ziekenverpleging en had andere prioriteiten.
Dat neemt niet weg dat Artis een belangrijke verrijking van de stad betekende voor patriciërs zoals Van Eeghen. Maar wie het lidmaatschap niet kon betalen (het gros van de Amsterdammers) mocht daar voortaan niet meer wandelen. Ook verder werd de Plantage steeds minder aantrekkelijk als wandelgebied. Jan Pieter Heije, Van Eeghens medestander in de ziekenzorg, schreef er een bekend liedje over. De eerste regels luiden:

Al in de Plantage daar staat een kroeg,
wel onder de groene bomen.
Daar drinken ze laat en daar drinken ze vroeg,
daar drinken ze nooit haast jenever genoeg.
Mijn lief zeit: ik mag er niet komen.

Steeds meer kroegen verdrongen de stadsnatuur. Bovendien kocht de vereniging Artis meermaals grond bij, waardoor het openbare wandelgebied steeds iets kleiner werd. Met andere woorden, voor de gegoede burgerij werd het gebied aantrekkelijker, maar voor de meeste Amsterdammers verdween het groen uit Amsterdam. In 1858 besloot het stadsbestuur ook nog grote delen van de Plantage te verkopen aan projectontwikkelaars. De woonwijk, waarvoor het terrein in de zeventiende eeuw oorspronkelijk bedoeld was, zou er twee eeuwen later alsnog komen. Feitelijk betekende dit het einde van de Plantage als wandelgebied.
Voor Van Eeghen was de boodschap duidelijk: wie wilde dat er een behoorlijk stadspark kwam zou dat zelf moeten aanleggen. Hij was niet de eerste vooraanstaande Amsterdammer die met een park-initiatief kwam. Al in 1830 had de advocaat en latere minister Floris Adriaan van Hall (1791-1866) een plan gemaakt voor de aanleg van een uitgestrekt park in de buurt van de Leidsepoort, bijna precies op de plek waar later het Vondelpark zou komen. Zijn broer, de botanicus Herman Christiaan van Hall (1801-1874), tekende het ontwerp. Omdat de broers geen gehoor bij het stadsbestuur kregen stierf hun parkplan echter een stille dood.
Ook in 1851 wees het stadsbestuur een particulier plan voor de aanleg van een stadspark af, dit keer afkomstig van C.G. Schellenberg. Maar toen konden b&w in ieder geval zeggen dat ze al íéts hadden gedaan tegen het verdwijnen van het groen uit de stad. In 1845 had het stadsbestuur namelijk een bescheiden parkje aangelegd bij de westelijke eilanden. Het was lang niet zo groot als de plannen van Van Hall c.s. en het lag op een andere plek, maar het was wel het eerste officiële park van Amsterdam. Dit Westerplantsoen, liep van de Willemspoort naar een voormalig bolwerk, het Blaauwhoofd. Wandelaars hadden er een prachtig uitzicht over het IJ, van Zaan tot Zuiderzee.
In deze afgelegen buurt lagen verder alleen scheepswerven, zoutketen (loodsen waar zout bereid of bewaard werd) en een paar fabrieken. De meeste bewoners van de grachtengordel hadden hier weinig te zoeken. Maar toevallig kende Van Eeghen dit deel van de stad juist heel goed. Hier, aan het Smalle Pad, liet hij in 1852 de eerste straat aanleggen door de Vereeniging ten Behoeve der Arbeidersklasse. De modelwoningen van de vak stonden op een voormalige strook grond van het Westerplantsoen en keken uit over het park. Het bestuur van de woningbouwvereniging had de bouwgrond mede daarom van de stad gekocht.
Van Eeghens rol is hierin tegenstrijdig. Enerzijds creëerde hij voor de Amsterdamse arbeiders een gezonde leefomgeving met schone lucht en een mooi uitzicht. Anderzijds was hij als bestuurslid van de vak medeverantwoordelijk voor het verkleinen van dit toch al niet grote stadspark. Was dat een van de drijfveren om elders in de stad een groter, mooier en beter park aan te leggen? Hij heeft er niets over geschreven. Dat zegt echter niet veel aangezien hij zelden over zijn drijfveren schreef, laat staan over eventuele schuldgevoelens. Hij was een man van actie, niet van uitgebreide bespiegelingen.

 

Copyright © 2023 Laura van Hasselt/Uitgeverij Balans, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum