Leesfragment: Vergeet je naam

| | |

7 april verschijnt van Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis Vergeet je naam. Verhalen van Joodse onderduikkinderen. Lees bij ons een fragment!

Het bekendste verhaal is dat van Anne Frank. Maar er zijn veel meer onderduikverhalen, die we nauwelijks kennen. Hoe ging dat onderduiken, waar kon je naartoe? Hoe is het om niet de vrijheid te hebben om te zijn wie je bent, te geloven wat je wilt, te kunnen zeggen wat je wilt? De onderduik was een ‘snelkookpan’ voor emoties en ervaringen, angst, haat, liefde, verraad en onbaatzuchtigheid.

Na hun bijzonder succesvolle boek Andere Achterhuizen verzamelden Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis nieuwe getuigenissen van mensen die in hun kindertijd moesten onderduiken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hun verhalen geven een indringend beeld van een periode waarin vele duizenden kinderen gescheiden werden van hun ouders, door vervolging en oorlogsgeweld, wat helaas voor velen nog immer dagelijkse realiteit is.

 

Voorwoord

‘Vergeet je naam’ – die zin, of een variant hierop, is tegen bijna alle Joodse onderduikkinderen uitgesproken. ‘Vergeet je naam’ stond voor het inleveren van jezelf en het aannemen van een nieuwe identiteit. Meer dan eens moesten kinderen zich aanpassen aan een leven dat nieuw en vreemd voor hen was. Niet opvallen was van levensbelang.
Het bekendste onderduikverhaal is dat van Anne Frank. Maar er zijn veel meer onderduikverhalen, die we nauwelijks kennen. Hoe was het om onder te duiken? Hoe is het om niet de vrijheid te hebben te zijn wie je bent, te geloven wat je wilt? Om niet de vrijheid te hebben te kunnen zeggen wat je wilt? Eruit te zien zoals je wilt, te kunnen gaan en staan waar je wilt? De onderduik was een ‘snelkookpan’ voor emoties en ervaringen, voor angst, haat, liefde, verraad, onbaatzuchtigheid. Allemaal thema’s die ook nu aanspreken.

Bijna vijftien jaar geleden startte het crossmediaproject Andere Achterhuizen met een website. Er verschenen ook twee boeken: Andere Achterhuizen, voor volwassenen, en Ondergedoken als Anne Frank, voor jongeren. Inmiddels hebben wij (Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis) de laatste tien interviews van het project ook uitgewerkt. Dat zijn de verhalen geworden van het boek Vergeet je naam.

Bij dit boek hoort de website vergeetjenaam.nl. Deze website is identiek aan andereachterhuizen.nl en ondergedokenalsannefrank.nl. Hier vind je animatiefilmpjes van fragmenten uit de verhalen van Joodse onderduikers zoals die aan mij verteld zijn. Je kunt de filmpjes bekijken, door met je smartphone of tablet de qr-codes te scannen die in de kantlijn van dit boek staan. Op de website vind je verder veel aanvullende informatie, zoals een kaart met daarop de onderduikadressen waar de verhalen zich afspeelden, foto’s en persoonlijk archiefmateriaal. Daarnaast kun je er nog meer verhalen lezen, bekijken en beluisteren.

Marcel Prins, initiatiefnemer van het project Andere Achterhuizen

 

De boer op

Joop Levy
(Varsseveld, 21 oktober 1935)

Op donderdagmiddag 24 september 1942 kwam ik met de trein uit Winterswijk. Toen ik thuiskwam vertelde mijn moeder me dat ik anderhalf uur later zou worden opgehaald door Willem ter Beek, een niet-Joodse collega van mijn vader. ‘Ter Beek neemt jou mee achterop de fiets,’ zei mijn moeder, ‘en brengt je ergens heen waar ik later ook naartoe kom.’
Tot dat moment hadden mijn ouders me niets verteld. Ze waren bang dat ik al voor mijn vertrek tegen vriendjes in Varsseveld zou zeggen: ‘Vrijdagmorgen hoeven jullie me niet meer op te halen voor de trein want dan ben ik er niet meer,’ waardoor we in de problemen zouden komen nog vóór we goed en wel ondergedoken waren. Voor mij was mijn vertrek niet traumatisch, Ter Beek was een bekende van mijn ouders.
In de weken voorafgaand aan mijn onderduik kwam de dochter van de familie Ebbers, Leida, geregeld bij ons langs. Als ze wegging, nam ze allerlei spulletjes mee, maar daar heb ik niets van gemerkt.
Toen ik die donderdagavond bij de familie Ebbers introk schijn ik gezegd te hebben: ‘Oh Leida, woon jij hier?’ Het verbaasde mij niet eens dat er van alles uit ons huis was. Later die avond is mijn moeder ook gekomen.

Joop Levy met zijn ouders Philip Levy en Elwine Levy-Meyer. Uit: Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis, Vergeet je naam
Joop Levy met zijn ouders Philip Levy en Elwine Levy-Meyer

Mijn vader was veehandelaar in de Achterhoek, net als twee van zijn broers. Ik had ook nog een oom in Dinxperlo, die eveneens in de veehandel zat. Voor de oorlog waren veel Joden in de Achterhoek veehandelaar, sommige hadden er een slagerij bij. Onderling was de concurrentie hevig, waardoor de relaties lang niet altijd vriendschappelijk waren.
Hoewel relatief veel Joodse veehandelaren in de Achterhoek de oorlog overleefd hebben werken er tegenwoordig nog nauwelijks Joodse mannen in deze sector. Die is inmiddels door de schaalvergroting helemaal veranderd. Het was destijds niet direct een rijkeluisbaantje. Mijn vader ging iedere dag op zijn fiets, door weer en wind, letterlijk en figuurlijk de boer op om te kijken of de boeren iets te verkopen hadden of een aankoop wilden doen. Zo kocht en verkocht hij het vee.
Onder vee verstond men destijds geen varkens, maar louter koeien en kalveren. Een broer van mijn vader, die in Terborg woonde, handelde juist uitsluitend in varkens. Mijn moeder was kindermeisje bij die oom, zo heeft ze mijn vader ontmoet.
Ik was enig kind. Ik heb het mijn ouders nooit gevraagd, maar ik vermoed dat de dreiging van de oorlog ervoor gezorgd heeft dat ik de enige ben gebleven. Mijn moeder kwam oorspronkelijk uit Duitsland, uit Trier. Voordat de oorlog uitbrak was zij al goed op de hoogte van wat zich daar afspeelde.
De verhouding tussen Joodse en niet-Joodse inwoners in Varsseveld was goed. Ik heb eigenlijk nooit last gehad van antisemitisme. Varsseveld was een judenfreundlich dorp, zeg ik weleens. Mijn oom was bijvoorbeeld lange tijd voorzitter van de plaatselijke voetbalclub. En toen in 1937 in Varsseveld de grote LaNijTo, Landbouw Nijverheidstentoonstelling, werd gehouden, was hij daarvan ook voorzitter. Ik heb ergens nog een foto waarop hij naast koningin Wilhelmina loopt, die de LaNijTo opende.
In de hele Achterhoek waren weinig orthodoxe Joden. Wij waren ook niet heel vroom. Wij hielden ons wel aan wat algemene regels en tradities van het Jodendom, aten bijvoorbeeld geen varkensvlees en met Pesach waren er matses in huis, maar naar de synagoge gingen we niet. Ik had op school geen Joodse vriendjes, en kan mij niet herinneren dat Joods-zijn in mijn vroegste jeugd echt een praktische rol speelde. Ook niet in het verenigingsleven.
Drie jaar na de oorlog ben ik wel bar mitswa geworden. Als Joodse jongen word je dan volwassen voor de gemeenschap. Je moet een gedeelte uit de Thora, een parasja, uit je hoofd leren en voordragen in de synagoge. Ik leerde mijn parasja van iemand uit Aalten, die 78 jaar oud was. Die bar mitswa vond echter plaats in de kamer bij mijn oom en tante, omdat er in Varsseveld geen synagoge was.
Toen Joodse kinderen vanaf 1 september 1941 niet meer naar hun eigen school mochten, werd in Winterswijk een Joodse school opgericht. Het was niet meer dan een klaslokaal, waar we met zo’n twaalf tot veertien kinderen uit de hele Achterhoek bij elkaar kwamen en les kregen van een Joodse onderwijzer. Ik besefte voor het eerst dat Joods-zijn gevaarlijk was.

[…] 

 

© Copyright 2023 Marcel Prins, Peter Henk Steenhuis en Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam
© Copyright portretten 2023 Marcel Prins

pro-mbooks1 : athenaeum