Leesfragment: Badje 3

22 februari 2024 , door Rosanne ten Have
|

Nu in onze boekhandels: Rosanne ten Haves romandebuut Badje 3. Lees bij ons een fragment en bestel!

Suzanne is het enige kind dat ooit zakte voor haar zwemdiploma. Twintig jaar later ziet haar life coach dat als een aanleiding voor haar passieve levensinstelling en sociale isolement. De coach dringt aan om weer te gaan zwemmen, om zo in contact met haar emoties en met anderen en te komen. ‘En gebruik dan lsd,’ zegt ze. En dus staat Suzanne twintig jaar na haar laatste zwemles weer op de badrand, en herhaalt ze in haar hoofd: lsd: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Ze komt terecht in badje 3, bij een bonte groep aspirant-zwemmers, onder leiding van de schreeuwende Amsterdamse juf Fab. lsd blijkt moeilijk te werken bij deze vrouwen, die veel ouder zijn dan zijzelf. Bovendien ziet ze tijdens de eerste les al meer naakt dan haar lief is, terwijl ze haar eigen lichaam niet eens durft te bekijken of aan te raken. Het liefst zou ze zich thuis op de bank bezighouden met de knufels uit haar kinderconceptstore, daarmee is het veel makkelijker vertoeven.

Met een nietsontziend oog voor sociaal en lichamelijk ongemak beschrijft Rosanna ten Have hoe Suzanne langzaam uit haar schulp kruipt. Badje 3 is een hartverwarmende en komische roman over een vrouw die de sprong in het diepe waagt.

 

Les 1

Tussen mijn halfnaakte lichaam en een groep vrouwen zit anderhalve meter. Ik ben te laat. De man achter de balie vertelde dat de tijden zijn veranderd van vijf over naar vijf voor negen, dat dat was gecommuniceerd in de appgroep. ‘Twintig uur vijfenvijftig,’ zei hij erachteraan. Ik had liever een vrouw gehad. De man zette een stempel op mijn arm zonder dat hij hem eerst op het inktkussentje had gedrukt. Nu zit ik met een onleesbare vlek op mijn pols.
Steeds meer natte vrouwen lopen de kleedkamer in. Ze hebben het over hun ademhaling, balans en de opwaartse kracht van het water, nemen plaats op de wandbanken, van die standaard kleedkamerdingen met twee witte latten als zitting en een aluminium balk met jashaken erboven. Aan alle muren zijn banken geschroefd.
De privéhokjes zijn vol. Ik heb mijn ondergoed nog aan en trek mijn zwempak eroverheen aan. Een bikini leek me te bloot voor vrouwenzwemmen. Vanuit de kleedhokjes klinkt geritsel van plastic tassen en gedruppel van natte zwemkleding die wordt uitgewrongen. Ik frummel aan het sluitinkje van mijn beha. Het zweet staat op mijn bovenlip als ik het ding eindelijk onder het badpak heb uitgetrokken, maar het is me wel gelukt om mijn tepels binnenboord te houden.
De vrouwen staan in twee- of drietallen met elkaar te praten. Ze lijken vertrouwd met elkaar – een van hen haalt een wimper onder het oog van een andere weg, weer een ander doet haar beklag over ene Simon, waarop twee dames heftig knikken. Ze zien elkaar vast ook buiten de zwemles om. Tegenover mij zitten twee vrouwen naar elkaars telefoonscherm te kijken.
Voor mijn onderbroek moet ik gaan zitten. Ik trek een kant van de onderbroek onder het badpak uit en rek het gat zo ver op dat mijn bovenbeen erdoorheen past. Er staat zo veel spanning op het stiksel dat ik het hoor knappen. Door het gevecht dat ik met het broekje en mijn knieën voer en het feit dat er alsnog een groot kijkgat ontstaat voel ik me weer tiener. Zo deed ik het omkleden vroeger ook. Ik had beter kunnen wachten tot er een hokje vrijkwam.
‘Weet u waar ik moet zijn voor vrouwenzwemmen?’ vraag ik aan iemand die net rechts van me op de bank is neergeploft. Ze heeft haar droge kleren al aan en een handdoekwrongel op haar hoofd.  De vrouw bekijkt me van top tot teen.
‘Vrouwenzwemmen?’
Ze gooit haar hoofd voorover en vangt de handdoek op waarmee ze haar lange blonde haar begint af te drogen.
‘In het zwembad, natuurlijk. Door de deur rechts,’ zegt ze zonder de moeite te nemen haar hoofd op te tillen en me aan te kijken.
‘Dank u,’ zeg ik en ik loop naar de deur.
‘Je weet dat vrouwenzwemmen voor oude vrouwen is die níét kunnen zwemmen?’ roept de vrouw. Nog net voordat de deur achter me dichtvalt hoor ik haar grinniken.

~

Een van mijn topanekdotes: ik ben gezakt voor mijn A-diploma. Als troostprijs kreeg ik een kikkerbrevet. Misschien ben ik wel de enige. Op fora voor ouders van nu ben ik over het onderwerp ‘zakken voor je zwemdiploma’ niks tegengekomen. Het verhaal scoorde altijd als het over zwemmen gaat, en dat gebeurt vaker dan je denkt. Bijvoorbeeld bij Edzard of bij familie. Iedereen vond het grappig. Tot ik bij een soort lifecoach op de bank belandde. Ik had zes sessies bij haar gepland, vreselijk duur. Ik was begin twintig. Niemand wist ervan, ik had zelfs mijn moeder niet om geld durven vragen omdat ik niet wilde dat ze zich zorgen om me zou maken. Er moest wel iets mis met me zijn. Waarom was ik anders zo moe en duizelig, en had ik de hele tijd spierpijn terwijl ik geen zak uitvoerde? Tegelijkertijd was ik ervan overtuigd dat ik geen echte problemen had en me aanstelde. Een psycholoog zou me zien aankomen. Daar gingen mensen heen die iets vreselijks hadden meegemaakt. En de huisarts zou ik ook nooit om een verwijsbriefje durven vragen.
Die coach keek me na het verhaal over mijn kikkerbrevet lang aan. Het was de tweede sessie en ik had het juist verteld om wat lucht in het gesprek te brengen. Maar ze keek me aan alsof ze medelijden met me had. Ze vroeg me waarom ik lachte. ‘Kinderen halen altijd hun zwemdiploma, dat is een ongeschreven regel,’ zei ze.
In de sessies daarna bleef het kikkerbrevet terugkomen. Die coach had zich er helemaal in vastgebeten, omdat ze voor de rest natuurlijk geen idee had wat ze met me aan moest. Ik vond het moeilijk om te vertellen hoe het écht met me ging. Ze vroeg wat ik bij die humiliation voelde, waar ik dat voelde en hoe ik deze emotie zou omschrijven. Was het ‘schaamte’, ‘verdriet’, ‘boosheid’?
Weet ik veel. Ik was zes. Daar voel ik nu toch helemaal niks meer bij?
‘En als je het probeert terug te halen?’ vroeg ze.
Ik wist niet wat ik moest zeggen.
‘Je moet een tijdje op reis om jezelf te vinden, dan ontwikkel je waarschijnlijk wel een life.’
Misschien zei ze dat laatste niet, maar ze dacht het ongetwijfeld. Toen was de lol er wel vanaf.

~

Negen over negen. Een stuk of twintig vrouwen liggen te ploeteren in het zwembad. Niemand ziet me. Ik ben als Elsie, mijn kat, die een luidruchtige loodgieter in de keuken bespiedt, naar binnen geslopen.
‘Niet op de lijn zitten, meiden!’
Een grote vrouw met een hoekig figuur schreeuwt een groepje toe vanaf de kant. Haar stem klinkt rauw, rasperig, alsof ze altijd aan het krijsen is. De dames balanceren op de ballenlijn, de lijn in het midden van het bad die het diepe van het ondiepe scheidt, en komen langzaam in beweging.
Het bad is rechthoekig. Ik sta onzichtbaar aan de ondiepe kant van het overloopzwembad, bij van die brede treden die het water in lopen. De warmte in de ruimte is drukkend. Naast de bekende chloorlucht is er nog iets anders wat mijn neus binnendringt, een geur die sterk doet denken aan zweetvoeten en een verwaarloosde fruitschaal. Ik probeer door mijn mond te ademen. De geur blijft achter in mijn keel plakken. In mijn hoofd tel ik af van drie tot één en dan zet ik me in beweging. Het
warme water stijgt van mijn enkels naar mijn knieën, tot het uiteindelijk mijn bovenbenen bereikt.
‘Sorry dat ik te laat ben,’ zeg ik tegen de eerste vrouw in de buurt die me aankijkt. Ook haar bovenlijf is nog droog. ‘Ik ben hier voor het vrouwenzwemmen. Bij wie moet ik me melden? Wie is de badmeester? Badjuf.’
Ik realiseer me ineens dat ik helemaal niet weet of ze dat hier zo noemen, ‘vrouwenzwemmen’. Op de flyer stond ‘Zwemles voor vrouwen’.
‘Die met dat badpak,’ zegt de vrouw.
Als ik beter kijk zie ik dat de vrouwen niet allemaal een badpak dragen. Voor zover ik kan zien hebben sommigen een wijd T-shirt en een strakke korte broek aan.
‘Die blonde Nederlandse,’ zegt de vrouw.
Die blonde Nederlandse is de hoekige vrouw van zonet. Ze is het bad in gesprongen en staat met drie anderen links in het ondiepe in een kringetje bij de ballenlijn. Het water komt tot boven hun middel. Steeds als de blonde vrouw ‘ja’ krast, gaan de anderen kopje-onder. Ze komen proestend boven, gaan weer in de houding staan en kijken elkaar lacherig en gespannen aan, alsof ze bovenaan zijn gekomen bij de klim van een achtbaan.
‘Hoe heet jij?’ vraagt de vrouw die ik net heb aangesproken. Ze heeft kuiltjes in haar wangen.
‘Suzanne.’
‘Ik ben Serap,’ zegt ze. Daarna gaat haar volume omhoog: ‘Mevrouw, we hebben een nieuwe. Suzanne. Mevrouw!’
De blonde juf stapt uit de kring. Ik hobbel gauw naar haar toe.
‘Weet je in welk badje je moet zijn?’ vraagt ze. ‘Kan je zwemmen? Ben je bang? Kom je voor zwemslagverbetering? Diploma?’ Deze vragen heeft ze vast vaker op nieuwelingen heeft afgevuurd.
‘Ik heb ooit zwemles gehad. Geen diploma.’
‘Dan mag je nu naar de kant toe zwemmen en laten zien wat je kan. Ik ben trouwens Fab. Durf je onder water?’
Ik draai me terug en sta met mijn rug tegen de lijn.
‘Op mijn buik?’
‘Alles is goed. Gewoon zwemmen. Laat zien.’ Fab maakt een gebaar naar links.
Alle vrouwen in het ondiepe zijn inmiddels gestopt met zwemmen. Ze kijken naar me met een mengeling van nieuwsgierigheid en achterdocht. Alsof ik een griezelige lokale delicatesse ben, balkenbrij of zo.
Ik trek mijn knieën in, strek mijn benen naar achteren en mijn armen naar voren. Mijn hoofd hou ik boven water. Ik doe een poging tot schoolslag, zoals ik me die kan herinneren. Als fixatiepunt neem ik de schouders van Serap, die nu tegen de kant leunt. Armen naar voren, opzij en terug naar de borst. Met mijn benen probeer ik dezelfde beweging te maken. Het lukt me niet om het goede ritme te vinden. Als ik de kant bereik, krijg ik een guts water binnen.
‘Nu naar de overkant?’ vraag ik. Ik hoest.
Fab knikt ongeduldig.
Ik hou de richel achter me vast en plant mijn voeten tegen de tegelrand. Ik adem een keer diep in en zet af. In plaats van recht naar voren maak ik eerder een aflopende boog, waardoor ik met mijn gezicht in het water terechtkom. Ik dwing mezelf nog een paar slagen te maken.
‘Je techniek is niet goed. Doordat je zo lang bent kom je wel vooruit, maar om te kunnen afzwemmen moet er nog een hoop gebeuren,’ roept Fab vanaf de lijn. ‘Voorlopig blijf je nog in het ondiepe voor de zwemslagoptimalisatie.’
Niemand heeft me ooit lang genoemd.
‘In badje 2,’ zegt Fab.
Voordat ik begin te twijfelen aan mijn eigen waarneming wijst Fab naar de linkerkant van het ondiepe. Badje 2 staat kennelijk voor zwemniveau, niet voor het aantal beschikbare baden, zoals het woord ‘bekakt’ meestal deftig betekent en niet dat iets helemaal is ondergepoept. Rechts is volgens mij bestemd voor mensen die nog helemaal niks kunnen. Tussen deze twee ‘badjes’ is geen ballenlijn aangebracht.
Ik beweeg me naar Serap en drie andere vrouwen die bij de kant staan. Twee van hen hebben een soort schuimnoedel vast. De ene is oranje, de andere blauw. Deze attributen heb ik tot nu toe alleen bij kleuters gezien. Ze stellen me enigszins op mijn gemak. Voordat ik een plekje naast de vrouwen heb veroverd hebben ze zich al afgezet. Ze hoppen onrustig door het water en komen amper vooruit. Ook Serap ligt met haar hoofd in het water.
Ik heb geen idee wat de bedoeling is.
‘Gewoon heen en weer zwemmen. Buik en rug, schat,’ zegt een vrouw zonder noedel, die zelf geen aanstalten maakt. Ze hangt naast me aan de badrand.
Had ik dat hardop gezegd? De stem van de vrouw is rustig. Ze straalt een soort oprechte zelfverzekerdheid uit die niet opdringerig is. Als ik geen knoop in mijn maag en suizende oren had, zou ik me op mijn gemak bij haar kunnen voelen.
‘Dank u,’ zeg ik. Ik pruts mezelf door het water.
Na een keer heen en weer is iedereen kapot. Hijgend bereik ik de kant en de dobberende vrouw. Ik ga weer rechtop staan.
‘Ben je nieuw hier, schat?’ vraagt ze.
Ze noemt me nu al twee keer ‘schat’. Ik ga kopje-onder, ze hoeft niet te zien dat ik bloos, en veeg voor de vorm mijn haar naar achteren.
‘Ja, dit is mijn eerste les.’
‘Van waar kom je?’
Ook Serap en de blauwe en oranje noedel komen erbij. Ik sta net iets buiten het groepje.
‘Van waar?’ vraag ik. Ik heb het gevoel dat ze me aan het beoordelen zijn, vooral de twee noedelvrouwen, die nog niks tegen me hebben gezegd.
‘Waar kom je vandaan, schat? Ik ben trouwens Muriel.’ Ze spreekt het uit als ‘Múúr-jèl’.
Ik betrap mezelf erop dat ik twijfel of ze mijn afkomst of woonplaats bedoelt.
‘De Pijp.’
‘Jeetje, lieverd, en dan moet je straks helemaal in je eentje in het donker naar huis? Bert zou dat nooit toelaten.’
Serap vertelt dat ze nu bijna een jaar op vrouwenzwemmen zit. Dat ze ook in de Pijp woont maar altijd met de auto gaat. De twee andere vrouwen halen de noedels tussen hun benen vandaan. Muriel woont hier ergens in de buurt, zegt ze.
lsd. Dit is het moment om lsd te doen. Ik krijg alleen niets uit mijn mond. Naast de chaos in mijn hoofd en de spanning in mijn lichaam staat er nu ook druk op mijn blaas, terwijl ik twee keer heb geplast voor ik wegging. Wat een afgang. Ik overweeg in het water te plassen en op dat idee volgt meteen de vraag of ik wel normaal ben, of ik de enige volwassene ben met zo’n gedachte. Ooit is me door een badmeester op het hart gedrukt dat als je een plasje in het water deed, het water als een visueel alarm van kleur verandert.
‘Waar is de wc eigenlijk?’ fluister ik tegen Muriel.
Ze wijst naar de douches en zegt: ‘Tussen de kleedkamer en de douches zit er eentje.’
Ik neem het trappetje bij de ballenlijn. De stang hou ik met één hand vast en met de andere graai ik tussen mijn benen om te voelen of de stof nog op zijn plek zit.
Onderweg naar de wc bedenk ik wat ik had moeten doen volgens de lsd-techniek. Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Over die methode had die coach me ook iets uitgelegd. Als ik terugkom moet ik Serap vragen wat voor auto ze heeft, of wanneer ze gaat afzwemmen.
Met gekromde klauwvoeten, zodat zo weinig mogelijk vlees de grond raakt, stap ik het wc-hokje binnen. Om mijn adem in te houden neem ik een grote hap lucht voordat ik de deur dichtdoe. Er zit ook een flinke teug wc-geur bij. Ik stel me die voor als een dik, plakkerig waas, in dezelfde grijsbruine kleur als het remspoor dat in een bibberige streep in de pot doorloopt naar de rand, waar de bril had moeten zitten. Het lijkt alsof een bejaarde of een kind zijn drolletje als een stukje vetkrijt heeft gebruikt. Ik sta alleen op mijn hielen nu, en vraag me af of ik mijn badpak naar beneden moet trekken. Grote kans dat de stof dan de grond raakt. De andere opties zijn: het kruis van mijn badpak opzij trekken of gewoon door de stof heen plassen. De wc-rol bestaat nog uit twee zompige velletjes die ik onder geen enkele voorwaarde als afveegmateriaal ga gebruiken. Ik trek het kruis opzij. Om te voorkomen dat ik langs mijn been plas zak ik door mijn knieën. Mijn tenen hou ik nog steeds zoveel mogelijk omhoog en mijn bovenlichaam buigt naar voren. De deur moet ik met het topje van mijn vinger aanraken om de balans niet te verliezen. Gelukkig komt de straal meteen.

 

© 2024 Rosanna ten Have en Uitgeverij Cossee
 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum