Leesfragment: Leugenaars en vervalsers. Een kleine encyclopedie van misleiding

27 november 2015 , door Roelf Bolt
|

1 september verschijnt Leugenaars en vervalsers. Een kleine encyclopedie van misleiding. Deze Nacht een voorpublicatie; enkele lemma's van de letter 'a'.

Wat hebben Albert Einstein, Karel Appel, Boudewijn Büch, Cicero, Jules Croiset, Ptolemeus, René Diekstra, Ernest Hemingway, François Mitterand en Marco Polo met elkaar gemeen? Ze staan in Leugenaars en vervalsers. Een kleine encyclopedie van misleiding.

Leugenaars en vervalsers omringen ons. En dan hebben we het niet alleen over valsemunters, sjoemelende kunsthandelaren en overspeligen; in bijna vijfhonderd lemma's behandelt deze 'encyclopedie' allerhande sterfgevallen, vorstelijke aanspraken, eieren, kinderscharen, wetenschappelijke vondsten, bonbons, boeken, zebra's, sekse – want het is zo gek niet te bedenken of het wordt vervalst.

Albert, Laura Victoria, ook: Emily Frasier, Jeremy LeRoy, JT (‘Jerome Terminator’) Le-Roy, Speedy, Terminator, 2 november 1965, Verenigde Staten, muzikante/telefoonsekswerkster/ schrijfster, actief 1996- 2006. Werkte samen met Geoffrey Knoop (ook: Astor, Jeffrey Kaos, 1966) en Savannah Knoop (ook: JT Le Roy, circa 1981). Samen met partner Knoop is Albert verantwoordelijk voor een van de meest intrigerende literaire misleidingen die ik ken: elf jaar gegoochel met fictieve identiteiten. Als de zaak in 2007 opgelost lijkt, neemt deze in de rechtszaal nog een laatste, verrassende wending. Begin jaren negentig treedt het stel Albert/Knoop op met de bands Daddy Don’t Go en Thistle. De liedjes, met titels als Vicious Panties, zijn pornografisch getint, met een hang naar sadomasochisme. Gezien latere onthullingen is de interesse in pornografie niet zozeer het gevolg van Alberts bron van inkomsten – het aanbieden van telefoonseks – maar is haar bron van inkomsten een gevolg van haar interesse in pornografie. Albert, geboren en getogen in Brooklyn, bedient zich in haar muzikale en pornografische werkzaamheden van diverse accenten, waaronder een Britse en Afro-Amerikaanse tongval en het accent van de zuidelijke staten van de Verenigde Staten.
Ook timmert Albert aan de weg als schrijfster. Graag zou zij in contact komen met hippe auteurs, maar hoe? Zij begrijpt dat succesvolle schrijvers niet zitten te wachten op de attenties van marginale collega’s.
Per fax wordt in 1994 Dennis Cooper, gelauwerd auteur van homoliteratuur, benaderd door een veertienjarige homoseksuele jongen genaamd Terminator. Via Cooper wordt Terminator voorgesteld aan een handvol schrijvers, die gefascineerd zijn door het per fax aangeleverde levensverhaal van de tiener. Terminator is de zoon van een hoer die werkzaam is bij truckstops in het zuiden van de Verenigde Staten. Al snel wordt hij door mama als meisje gekleed en verhuurd aan truckers met een voorkeur voor jonge jongetjes in travestie. Dertien jaar oud, met al een leven achter zich, één bonk seksuele verwarring en geheel verknipt, wordt Terminator in 1993 uit dit leven gered door hulpverleenster Emily Frasier, die hem doorverwijst naar psycholoog Terrence Owens. Het is Owens die Terminator aanraadt om zijn gedachten op papier te zetten.
Op zestienjarige leeftijd maakt Terminator, LeRoy, JT of hoe hij zich ook noemt, zijn literaire debuut. Diverse publicaties in tijdschriften en bloemlezingen volgen. In 1997 krijgt hij een contract aangeboden voor het schrijven van een roman. In de literaire wereld doen vele roddels de ronde over de jonge ster, met name over zijn pathologische verlegenheid. Volgens sommigen is deze het gevolg van zijn psychische onzekerheid, volgens anderen is een huidziekte de oorzaak. LeRoy is slechts te benaderen in urenlange telefoongesprekken en via vele faxen. LeRoys debuutroman Sarah (2000) is een kritisch en commercieel succes. Het verhaal over de jonge Jeremy die zich uit liefde voor zijn moeder prostitueert, wordt in twintig talen vertaald. Een jaar later volgt The Heart Is Deceitful Above All Things. In de speelfilm hierop gebaseerd, treden ondermeer Peter Fonda, Winona Ryder en Marilyn Manson op.
LeRoy waagt zich aan de door hem zo gevreesde media-aandacht: hij moet zich toch ééns laten zien. Een Duitse televisiezender heeft de primeur. LeRoy verschijnt voorzien van pruik en zonnebril. De aan de telefoon zo welbespraakte auteur brengt amper een woord uit. Zo gaat het gedurende de zes weken durende Europese publicatietournee: LeRoy verschijnt vermomd op het podium (of liever nog op het hoogste balkon) en zegt zo goed als niets. Zo zal het in later jaren blijven gaan. Gelukkig wordt LeRoy bijgestaan door vriendin Speedy, die eigenlijk Laura Albert heet. Albert en partner Knoop bieden, zo blijkt, LeRoy onderdak in hun huishouden. Speedy is zo goed bevriend met LeRoy dat zij ook complexe vragen over zijn werk kan beantwoorden. LeRoys androgyne uiterlijk leidt tot vele theorieën. Een daarvan luidt dat sprake is van ‘een jongen die een meisje speelt dat een jongen speelt’. (Beachy, 2005) Een andere, medisch acceptabele uitleg is dat LeRoys puberteit is stopgezet door een op jonge leeftijd opgelopen aidsinfectie. Desgevraagd verklaart LeRoy dat hij het eerste, hormonale stadium van een geslachtsverandering heeft ondergaan. In alle commotie verschijnt in januari 2005 het derde boek, Harold’s End. Wat de auteur niet weet, is dat Stephen Beachy, een schrijver met wie LeRoy regelmatig contact heeft (telefonisch, uiteraard), een onderzoek is begonnen. Het resultaat, getiteld ‘Who is the Real JT Le Roy?’, wordt op 10 oktober 2005 gepubliceerd in New York Magazine. Het slaat in als een bom.
Tot het jaar 1994 blijkt nergens een spoor te vinden van LeRoy, daarna amper. Beachy spreekt met dealers, hoeren en klanten die LeRoy gekend zouden kunnen hebben, en vindt niets. Van alle publicaties waarvoor LeRoy geschreven heeft, blijkt niet één te beschikken over zijn social security number (bsn).Wat Beachy aan sporen vindt, leidt naar één persoon: Laura Albert. Waar LeRoy is, is Albert opmerkelijk dichtbij. LeRoys aandeel in de opbrengst van zijn eerste boek blijkt te zijn uitbetaald aan JoAnn Albert, Laura’s zus. De overige bedragen zijn uitbetaald aan Underdog Inc. Presidente van deze onderneming: Carolyn Albert, Laura’s moeder. Alras volgen verdere onthullingen. In januari 2006 meldt The New York Times dat de persoon die bij publieke optredens doorgaat voor JT Le Roy Savannah Knoop is, de dan 25-jarige halfzus van Geoffrey Knoop. Op 7 februari 2006 bekent Geoffrey Knoop het bedrog: JT Le Roy is Laura Albert.
In de nasleep van de affaire wordt Albert voor het gerecht gedaagd door Antidote International Films. Deze maatschappij heeft met JT Le Roy een overeenkomst gesloten over een optie op de filmrechten van Sarah en heeft hiervoor 116500 dollar (nu: circa 90000 euro) betaald. Daar LeRoy niet bestaat, acht Antidote de overeenkomst nietig en wenst men de betaalde som geretourneerd te krijgen. De eenvoudige civielrechtelijke zaak bevat psychologisch drama. Op zoek naar het ontstaan van JT Le Roy komt eerst Alberts moeder aan het woord. Zij vertelt over haar dochters verlegenheid, die zo erg is dat zij niet naar school durft. Als moeder een leraar aan huis laat komen, durft Laura slechts contact met hem te hebben als hij in de woonkamer zit en zij in haar slaapkamer; ze praten per telefoon. Details over Laura’s psyche worden verhelderd als zij zelf het woord krijgt en een verhaal vertelt dat overeenkomsten vertoont met de biografie van JT Le Roy. Albert vertelt hoe zij in haar jeugd seksueel is misbruikt, hoe zij zich als kind hiervoor verantwoordelijk acht en over hoe zij zich voor het eerst verlost voelt van deze schuld als zij, een kind nog, een vrachtwagenchauffeur tijdens seksueel contact vraagt haar af te ranselen. Weldra volgt haar eerste opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Begin twintig verhuist Albert naar San Francisco. In telefooncellen belt zij met psychische hulpdiensten. Te verknipt om zichzelf te zijn kruipt zij in de huid van een fictieve straatjongen, Jeremiah of Jeremy, een vroege incarnatie van JT Le Roy. Als de psycholoog van de hulplijn haar in persoon wil ontmoeten, huurt Albert een straatschoffie in om Jeremiah/Jeremy te spelen. In de rol van Speedy vergezelt Albert Jeremiah/Jeremy bij het bezoek aan de psycholoog. Dit is niemand minder dan Terrence Owen, de man die JT Le Roy tot schrijven aanzet.
Hier is sprake van meer dan het ‘slechts’ verzinnen van JT Le Roy als manier om geld te verdienen. Toch oordeelt de jury in de rechtszaak dat sprake is van fraude. Albert wordt veroordeeld tot het aan de tegenpartij terugbetalen van 116 500 dollar en het betalen van 350000 dollar (nu: circa 225000 euro) wegens gemaakte juridische kosten. De publicatie van JT Le Roys vierde boek, getiteld Labour, wordt in april 2006 voor onbepaalde tijd uitgesteld – deze tijd duurt tot op heden voort. (De casus LeRoy is wellicht mede geïnspireerd door het geval -> Johnson, Anthony Godby.)

Alexander,William
-> Humphrys-Alexander, Alexander

Allen, Martin, 1958, Groot-Brittannië, publicist, actief 2000-2005.
Wie titels en thema’s van Allens boeken overziet, kan waarschijnlijk een redelijke inschatting maken van zijn kwaliteiten als historicus. In 2002 verschijnt Hidden Agenda, waarin Allen stelt dat het Britse koningshuis de nazi’s in het geniep voorzag van strategische informatie en zo de inval in Frankrijk vergemakkelijkte. The Hitler/Hess Deception uit 2003 stelt dat wat wij weten over Rudolf Hess’ vlucht naar Schotland in 1941, onjuist is. Allen doet de waarheid uit de doeken, naar eigen zeggen. Himmler’s Secret War uit 2005 ten slotte leert ons dat Heinrich Himmler geen zelfmoord pleegde, zoals de wereld zestig jaar lang dacht, maar hij in werkelijkheid werd vermoord door de Britse geheime dienst.
Wie is Martin Allen? Achter op een van zijn boeken wordt hij aangeprezen als ‘een toonaangevende autoriteit op het gebied van de Tweede Wereldoorlog’, maar wie hem toonaangevend vindt, blijft onduidelijk. Allen beroept zich op niet de minste bronnen. De door hem geciteerde incriminerende documenten bevinden zich in het officiële archief van het Verenigd Koninkrijk, de National Archives. In juli 2005 besluit dit archief de door Allen geciteerde stukken te onderzoeken. Hij blijkt gebruik te hebben gemaakt van 12 dossiers. Hierin treffen onderzoekers 29 vervalste documenten aan. Als vervalser blijkt Allen even bekwaam als in de rol van historicus: de documenten zijn van een bedroevende kwaliteit. Stukken bevatten falsificeerbare feitelijke onjuistheden; sommige briefhoofden zijn gefabriceerd met een laserprinter, en alle 29 documenten blijken getypt op slechts vier schrijfmachines.
Allen komt er genadig van af: de openbare aanklager besluit dat vervolging ‘niet in het algemeen belang is’, een beslissing die prominente historici een open brief doet plaatsen in de Financial Times waarin deze beslissing wordt aangevochten.
De National Archives trekt lering uit het gebeuren. Er wordt heden ten dage gesurveilleerd door beveiligingspersoneel en er is continu camerabewaking. (Aardig detail is dat Allen zijn roeping niet van een vreemde had. Zie -> Allen, Peter.)

Alpha, Project, project onder regie van skepticus James Randi (pseudoniem van Randall James Hamilton Zwinge, 1928) om de tekortkomingen van onderzoek naar paranormale fenomenen bloot te leggen, 1979-1983.
Wetenschappelijk onderzoek naar paranormale fenomenen: het klinkt in theorie zo acceptabel. Is er iets waar de wetenschap zich níet over buigen kan? Het betreft hier echter zaken die strijden met geaccepteerde wetenschappelijke inzichten. In theorie is het acceptabel wetenschappelijk onderzoek te doen naar de vraag of het massaal aanroepen van de Heilige Christoffel de ooit geplande Markerwaardpolder spontaan kan droogleggen. Maar er is uiteraard geen wetenschapper met enige realiteitszin die zich hiervoor leent. (Hoewel, zie -> Wirth, Daniel P.)
Toch vindt onderzoek naar boven- of buitennatuurlijke fenomenen wel degelijk plaats. Het betreft in dit lemma telepathie (buitenzintuiglijke overdracht van hersentoestanden), voorwetenschap (kennis van een gebeurtenis voordat deze plaatsvindt, waarbij deze kennis niet te herleiden is tot zintuiglijk kenbare bronnen), psychokinese (het verplaatsen van materiële objecten middels enkel mentale energie) en ESP (extrasensory perception, buitenzintuiglijke waarneming). Wij bevinden ons hier in het rijk der lepelbuigers, waar menig charlatan zijn boterham verdient en waar wetenschap niets te zoeken heeft.
James S. McDonnell, medeoprichter van vliegtuigbouwer McDonnell Douglas, gelooft dat er meer is tussen hemel en aarde dan enkel vliegtuigen. In 1979 schenkt hij 500000 dollar (nu: circa 1 miljoen euro) aan de Washington University in St. Louis. Het geld moet worden gebruikt om een laboratorium op te zetten dat onderzoek doet inzake paranormale verschijnselen. Aanvankelijk ziet het ernaar uit dat de gift geweigerd moet worden: geen enkel personeelslid voelt zich geroepen. Uiteindelijk wordt de natuurkundige Peter R. Philips bereid gevonden om – parttime – leiding te geven aan het laboratorium en kan het geld worden aanvaard.
Het McDonnell Laboratory for Psychical Research, dat al snel de bijnaam McLab verwerft, plaatst een advertentie. De instelling zoekt paranormaal begaafde jongelingen die bereid zijn zich te laten testen. Uit meer dan 300 reacties wordt gekozen voor Steve Shaw en Michael Edwards, respectievelijk achttien en zeventien jaar oud. Deze keuze zegt iets over de tekortkomingen in de selectieprocedure. Shaw en Edwards zijn twee jonge goochelaars die zich hebben ingeschreven na overleg met James Randi, goochelaar van beroep, met het onthullen van pseudowetenschappelijke onzin als roeping.
Shaw en Edwards houden de onderzoekers voor de gek. De grappen en grollen van het duo zijn meestal eenvoudig. Zet voor het naar huis gaan een raam op een kier en de volgende ochtend is het laboratorium op ‘mysterieuze’ wijze bezaaid met verbogen bestek. Klokken verspringen, koffiepoeder vertoont raadselachtige symbolen. Vaak hoeven Shaw en Edwards niet eens hun fantasie te gebruiken door de gebrekkige opzet van een experiment. Bij het ‘zien’ van een afbeelding in een verzegelde envelop bijvoorbeeld, wordt de proefpersoon minutenlang alleen gelaten. De verzegeling bestaat uit twee nietjes. Na deze te hebben opengebogen, bekijkt de proefpersoon de afbeelding, steekt de nietjes weer door de oorspronkelijke gaatjes en buigt ze weer dicht. Shaw en Edwards moeten bij menig experiment opzettelijk fouten maken om geen perfecte score te halen, dat zou kunnen opvallen. Het feit dat de onderzoekers steeds meer overtuigd raken van de paranormale krachten van het duo, is uiteraard niet wat Randi voor ogen heeft. Gedurende het onderzoek probeert hij herhaaldelijk de onderzoekers van het McLab het licht te doen zien. Hij verspreidt het gerucht dat de ‘begaafde jongelingen’ vervalsingen zijn. Hij levert (terechte) kritiek op een videoband waarop zij hun kunsten vertonen. In zekere zin heeft dit succes. De onderzoekers verscherpen de maatregelen die bedrog buiten de deur moeten houden, wat het gebruik van goocheltrucs bemoeilijkt, maar niet onmogelijk maakt.
Randi’s uiteindelijke bekentenis en zijn aanbeveling dat onderzoek naar paranormale fenomenen dient plaats te vinden in aanwezigheid van een goede goochelaar, werkt echter contraproductief. De paranormale onderzoekers zien goochelaars voortaan als een groep waarmee, vanwege hun per definitie afwijzende houding, niet samengewerkt kan worden.

Amidi-Mazaheri, Omid, circa 1964, Groot-Brittannië, actief 2002-2004, werkte samen met Mogjan Azari (circa 1967).
De Zweeds-Iraanse Mogjan Azari is tandarts in Zuid-Londen. Op een kwade dag ontmoet zij de Iraanse vluchteling Amidi-Mazaheri; tortelduifjes koeren. Amidi-Mazaheri beseft dat hij ook wel tandarts zou willen zijn. Kan Azari hem niet een en ander bijbrengen? Nadat zij haar vriend de basisbeginselen van de tandheelkunde heeft uitgelegd, stelt Azari ook proefkonijnen beschikbaar: de patiënten van haar eigen praktijk. Zij kronkelen in de stoel door de vreselijke pijnen die Amidi-Mazaheri hun toebrengt. Door hem aangebrachte vullingen brokkelen na enkele dagen af. Als hij een patiënt een injectie geeft, laat Amidi-Mazaheri een van zijn instrumenten in diens keelgat vallen. Het patiëntenbestand mag blij zijn dat van de door Azari bij de publieke verzekeraar National Health Service geclaimde gelden, ongeveer 30000 pond (nu: circa 35600 euro) handelingen betreft die niet eens zijn verricht. Financieel gezien gaat het goed met Amidi-Mazaheri: in een luxe model Mercedes scheurt hij van de ene nachtclub naar de andere. Niet vies van nog meer geld besluit het duo in april 2003 een tandheelkundige privékliniek te openen, waar Amidi-Mazaheri de patiënten onder handen nemen zal. Omdat een geregistreerde tandarts aanwezig moet zijn op wiens naam de behandelingen gedeclareerd kunnen worden, werft het duo een oudere collega, Johannes Kidane. Dat Kidane in januari 2004 overlijdt aan een hersenbloeding, komt eigenlijk niet slecht uit. Zijn registratie wordt in stand gelaten en vanaf dat moment ís Amidi-Mazaheri Johannes Kidane.

Gedurende zijn carrière als bekkenbeul liggen zo’n 600 patiënten bij Amidi-Mazaheri in de stoel. Wat een schade, wat een leed. Het duo komt ten val na een 14 maanden durend onderzoek van de Economic Crime Unit van Scotland Yard en het Dental Fraud Team van de National Health Service. Amidi-Mazaheri’s illegale beroepsuitoefening heeft naar schatting ongeveer 120000 pond (nu: circa 142450 euro) opgeleverd.
Hij wordt in maart 2005 veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf. Ook spreekt de rechter ernstige twijfel uit over Amidi-Mazaheri’s geschiktheid om in Groot- Brittannië te verblijven, hetgeen uitzetting na het uitzitten van de straf impliceert. Azari wordt veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf; begin 2006 wordt haar door de General Dental Council de bevoegdheid ontnomen de tandheelkunde uit te oefenen. De National Health Service ziet zich genoodzaakt alle patiënten van de klinieken op te roepen om hen te controleren, niet alleen op tandheelkundige schade,maar ook op hepatitis b en c en hiv. Hygiëne is namelijk niet Amidi-Mazaheri’s sterkste kant. (Zie ook -> Perez, Alvaro)

Anderson, Anna -> Romanovs, vervalste

Anderton, Jocelyn Kirsch en Edward K., maakten gebruik van vele gestolen identiteiten, bijnaam in de Amerikaanse pers: The Bonnie & Clyde of Identity Theft, respectievelijk 20 juli 1985 en 1983, Verenigde Staten, idem studente en econoom, actief september 2006-november 2007.
De uit het arbeidersmilieu afkomstige Anderton is een harde werker. Hij studeert af aan de prestigieuze University of Pennsylvania en verovert goede posities op de arbeidsmarkt. Kirsch daarentegen is een in weelde opgegroeide studente aan de beduidend minder imposante Drexel University. Zij vertoont symptomen van mentale instabiliteit. Zo verandert zij regelmatig van persoonlijkheid: van Goth naar cheerleader in een dag tijd. Kirsch is seksueel actiever dan goed is voor haar welbevinden en houdt er meestal meerdere relaties tegelijkertijd op na. Na bezoek van Kirsch missen medestudenten regelmatig keukengerei, schildersspullen en mobiele telefoons. In september 2006 ontmoet het tweetal elkaar in een kroeg. Zeggen ‘dat het klikt’ is een understatement. Maar wat zien zij in elkaar? Wellicht denkt Kirsch in Anderton een mentaal evenwichtige persoon gevonden te hebben op wie zij kan leunen. Wellicht denkt Anderton, de arbeiderszoon die zich nooit helemaal op zijn gemak voelt tussen zijn Ivy Leaguemedestudenten, door een relatie met dit societymeisje zijn status te kunnen bestendigen.
De remmen gaan los in een periode van extravagantie die veertien maanden duren zal. Met oudjaar 2006 vliegt het stel naar Parijs, verblijft het in een vijfsterrenhotel en eet het in de duurste restaurants. Kennissen veronderstellen dat Anderton dit, gezien zijn salaris, wel kan bekostigen. Maar na dit eerste tripje houdt het niet op: er wordt luxueus vakantie gevierd in het Caribisch gebied, op Hawaii, in Florida, in Montréal... Kirsch plaatst alle vakantiefoto’s op de sociale netwerk-website Facebook. Dit leidt er onder meer toe dat twee mannen die denken een monogame relatie met Kirsch te hebben, hun ongelijk ontdekken. Kirsch heeft de realiteit dan al ver achter zich gelaten. Wanneer zij weer eens op de universiteit verschijnt, heeft zij niet alleen een andere kleur ogen en een andere kleur haar, maar is ook de vorm van haar gezicht veranderd, evenals die van haar boezem. Op verbaasde vragen antwoordt Kirsch dat dit haar natuurlijke uiterlijk is.
Zelfs al zou Andertons salaris voldoende zijn om de uitstapjes en plastische chirurgie te financieren, dan nog is er een probleem: Anderton ontvangt geen salaris meer. Als hij na een paar dagen ‘ziekte’ met een tropisch tintje op zijn werk verschijnt, wordt hij op staande voet ontslagen. Kirsch en Anderton financieren hun luxe leventje met identity theft: diefstal van persoonsgegevens. Anderton, woonachtig in een appartementencomplex dat eigendom is van zijn werkgever, heeft sleutels van de appartementen in handen gekregen. Woningen worden doorzocht op zoek naar creditcardgegevens, rijbewijzen en social security numbers (bsn). Tevens wordt op de computers van Andertons buren spyware geïnstalleerd, programmatuur die Kirsch en Anderton in staat stelt inlognamen en wachtwoorden te achterhalen. Een slaapkamer in Andertons appartement wordt ingericht als ‘kantoor’ en bevat vier computers, twee printers, een scanner en een machine voor het vervaardigen van identiteitsbewijzen.
Niet alleen de buren lopen gevaar. In cafés worden tasjes gerold en ook de eigen sociale kring wordt niet ontzien. Zo komt een voormalig studente van Andertons alma mater tot de ontdekking dat zij zeven creditcards op haar naam heeft staan; met alle is inmiddels bijna het maximumbedrag uitgegeven. Veertien maanden gekte komen ten einde in november 2007 als Kirsch, onder het pseudoniem Morgan Greenhouse, een kappersbeurt van 1900 dollar (nu: circa 1390 euro) betaalt met een ongedekte cheque. De kapster laat het er niet bij zitten. Zij belt het nummer dat Morgan heeft achtergelaten en zegt te weten hoe het zit. Die avond ontvangt de kapster een sms-bericht met de mededeling dat zij, voor haar eigen bestwil, maar beter haar mond kan houden. De kapster stapt met het bericht naar de politie.
De voorgeleiding van Anderton en Kirsch vindt plaats in juni 2008. Er is een half dozijn aanklachten tegen hen, waaronder het verduisteren van 119381 dollar (nu: circa 83920 euro). Anderton wordt uiteindelijk veroordeeld tot vier jaar cel. Kirsch heeft zich ook na haar arrestatie niet kunnen beheersen. Zij heeft, zo blijkt in juni 2008, in de voorgaande maanden een creditcard van een collega gestolen alsmede een fiets. Kirsch geeft toe mentale problemen te hebben, waarvoor zij inmiddels onder behandeling is. Zij krijgt voorlopig huisarrest opgelegd, met de bepaling dat zij geen telefoon en computer mag gebruiken, geen elektronische financiële transacties mag verrichten en op geen enkel moment meer dan 50 dollar (nu: circa 35 euro) bij zich mag hebben. Zij wordt uiteindelijk veroordeeld tot vijf jaar cel, alsmede de plicht 100000 dollar (nu: circa 70300 euro) te restitueren aan de slachtoffers.

Andreas, Operatie -> Bernhard,Operatie Annuis van Viterbo -> Nanni, Giovanni

Anonieme Regisseur Identiteit onbekend, Verenigde Staten, film-editor, actief juli 2000.
In de zomer van 2000 doen geruchten de ronde over de nog te filmen nieuwe delen van George Lucas’ Star Wars-epos. In juli van dat jaar verschijnt een twee minuten durende trailer op internet. Het filmpje lijkt authentiek, toont het logo van Lucas’ studio en zelfs een certificaat van de filmkeuring. Het bevat beelden van acteur Hayden Christensen, zwaaiend met de voor Star Wars kenmerkende lichtsabel. Dat is opmerkelijk: Christensen, die uiteindelijk zal optreden in de twee nieuwe Star Wars-films, heeft op dat moment namelijk nog geen meter film gedraaid.
Het filmpje is, zo blijkt, niet afkomstig uit de studio’s van Lucas, maar van iemand die zich de Anonieme Regisseur noemt. Over hem wordt slechts bekend dat hij een jonge editor is in een studio in Hollywood en graag eens met zijn held Lucas zou willen samenwerken. Alle beelden in de trailer zijn uit andere producties gelicht. De scène van Christensen bijvoorbeeld is afkomstig uit een jaren oude televisieserie; de lichtsabel is digitaal toegevoegd. George Lucas vat de hommage goed op: ‘...de trailer is een leuke uiting van het enthousiasme van fans.’ (Toronto Star, 2000)

antieke Griekse sieraden, vervalste

In 1965-1966 is in drie Amerikaansemusea de tentoonstelling Griekse gouden sieraden uit de tijd van Alexander de Grote te bewonderen. De expositie omvat 138 voorwerpen, niet alleen bekende museumstukken, maar ook artefacten die in de voorgaande tien jaar zijn opgenomen in privécollecties in Europa en de Verenigde Staten. De catalogus meldt dat bij het voorbereiden van de tentoonstelling enkele vervalsingen als zodanig zijn geïdentificeerd en uit het tentoongestelde zijn verwijderd. Enkele recensies van expositie en catalogus twijfelen desalniettemin aan de authenticiteit van sommige stukken.
Het herkennen van vervalste antieke sieraden is in de jaren zestig een lastige klus. Een aantal factoren draagt hiertoe bij. Ten eerste zijn fotografische afbeeldingen in catalogi en vakbladen van steeds hogere kwaliteit. Dit is prettig voor kunsthistoricus en verzamelaar, maar evenzeer voor een vervalser. Eén recensent vraagt zich serieus af of het niet verstandig zou zijn dergelijk fotomateriaal uit het publieke domein te houden en slechts beschikbaar te stellen voor onderlinge uitwisseling door kunsthistorici. Ten tweede worden vondsten door veel archeologen enkel gecontroleerd op stijlkenmerken. Als stilistisch iets niet klopt, is dit een aanwijzing dat de vondst wellicht vervalst is. Vervalsers weten dit en dragen er dus zorg voor geen stilistische fouten te maken. Veel vervalsingen zijn daarom kopieën van authentieke voorwerpen.
De samensteller van de tentoonstelling, Herbert Hoffmann, bestudeert alle kritieken en neemt het geëxposeerde nog eens kritisch onder de loep. De conclusie luidt dat 20 van de 138 voorwerpen vervalsingen zijn. Hoffmann vermoedt dat ze afkomstig zijn uit een en hetzelfde vervalsersatelier. De vervalsingen kenmerken zich door zorgvuldig ontwerp en kwalitatief goed vakmanschap, gecombineerd met een gemechaniseerde productie van onderdelen (hetgeen ook het relatief hoge aantal vervalsingen verklaart). In de jaren na de tentoonstelling concludeert Hoffmann tot zijn afschuw dat vervalsers gebruikmaken van het feit dat hun werk in de catalogus van Griekse gouden sieraden uit de tijd van Alexander de Grote als echt wordt gepresenteerd. De vervalsers gebruiken de catalogus om de authenticiteit te onderbouwen van nieuwe door hen op de markt gebrachte vervalsingen. Dit leidt ertoe dat Hoffmann in oktober 1969 een artikel publiceert in het American Journal of Archeology, waarin hij omstandig uitlegt hoe de producten van de groep vervalsers kunnen worden geïdentificeerd. Zo maakt zij gebruik van goud dat niet is gehamerd maar gewalst en van gouddraden die gemaakt worden met een draadtrekker (die pas in de tiende eeuw wordt uitgevonden). Microscopische sporen kunnen het verschil aantonen, zoals Hoffmann middels fotomateriaal bewijst. Uiteraard wordt het American Journal of Archeology niet enkel door archeologen gelezen...

Appel, Karel, 25 april 1921 - 3 mei 2006, Nederland, schilder/beeldhouwer/dichter, vermoedelijk actief 1952.

In maart 2009 verkoopt kunsthandelaar Nico Delaive het schilderij L’Oiseau van Karel Appel, nadat de Karel Appel Foundation een certificaat van echtheid heeft afgegeven voor het in 1951 geschilderde werk. Vervolgens ontdekt een verbaasde Delaive dat in het Groninger Museum onder de titel Vogel een dubbelganger van L’Oiseau hangt. Daar Appel nooit werk kopieerde – en al helemaal geen eigen werk – concludeert Delaive dat de Groninger Appel een vervalsing is. De Karel Appel Foundation onderschrijft die conclusie.
Vogel wordt in 1976 voor 46000 gulden (nu: circa 50255 euro) aangekocht door het Groninger Museum. Verkoper is de fotograaf Ad Windig (1912-1996). Het is diens zoon René Windig die de vermoedelijke gang van zaken uit de doeken doet. Windig senior fotografeert in 1951 in opdracht van de schilder alle schilderijen van Appel. Op zwart zaad, biedt Appel Windig een door de fotograaf uit te zoeken schilderij aan als betaling. Windigs keuze valt op L’Oiseau. Appel blijkt dermate gehecht aan het schilderij dat hij Windig voorstelt in plaats van dit ene schilderij drie andere uit te kiezen, maar Windig houdt voet bij stuk. Ook verzoekt hij Appel ‘de hanenpoot’ (Appels handtekening) op de voorzijde over te schilderen. Appel laat weten dat dit wel even tijd kost. Een paar weken later overhandigt de schilder het werk, nu gesigneerd op de achterzijde. De hoogstwaarschijnlijke conclusie moet luiden dat dit de uitzondering is die de regel bevestigt: Appel kopieerde eigen werk.

© Roelf Bolt
Auteursportret © Lona Aalders

Uitgeverij  Querido

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum