Leesfragment: De correspondentie

27 november 2015 , door Louis Couperus

4 juni verschijnt van Louis Couperus De correspondentie, bezorgd door H.T.M. van Vliet. Wij publiceren enkele brieven voor van na het verschijnen van Langs lijnen van geleidelijkheid. Couperus is in Nice en correspondeert met een criticus over karaktertekening en met zijn uitgever over geld. ‘Waarom, als u Cornélie toch zoo duidelijk voor u ziet – als een staalkaart van eigenschappen, waarvan er geen enkele zuiver is, behalve misschien, enkele maanden, de geschiktheid tot het voelen eener zuivere liefde, – de ziel, die maar een enkelen zomer bloeit –: waarom te weifelen in die vizie, en eenige superioriteit bij haar te willen zoeken?’

Ondanks zijn hekel aan corresponderen moet Louis Couperus (1863-1923) in zijn leven duizenden brieven, briefkaarten en ansichten hebben verstuurd. Hiervan is het grootste deel verloren gegaan. Na een intensieve speurtocht zijn uiteindelijk ruim 1400 documenten teruggevonden, waarvan meer dan de helft nooit eerder is gepubliceerd.

De ontdekte brieven doen nieuw licht schijnen op het werk en de persoonlijkheid van Couperus. Onderhandelingen over het honorarium en de verkoop van de romans, zijn omgang met familie en vrienden en het ontstaan van zijn meesterwerken komen uitgebreid aan bod. Deze uitgave verschijnt ter gelegenheid van de 150ste geboortedag van Couperus, die zich ontwikkelde tot een van de meest kosmopolitische schrijvers uit onze literatuur.

386a Aan W.G. van Nouhuys, 8 november 1900

Nice, 8.xi.1900.

Waarde heer Van Nouhuys. Ik kom u na uwe beschouwing van mijne ‘Lijnen’ in ‘Het Vaderland’ even een bezoek maken, u er even over spreken, zooals ik gedaan zou hebben, ware ik in Den Haag geweest…
Ik kom u een paar vragen doen.
Bijvoorbeeld: Waarom, als u Cornélie toch zoo duidelijk voor u ziet – als een staalkaart van eigenschappen, waarvan er geen enkele zuiver is, behalve misschien, enkele maanden, de geschiktheid tot het voelen eener zuivere liefde, – de ziel, die maar een enkelen zomer bloeit –: waarom te weifelen in die vizie, en eenige superioriteit bij haar te willen zoeken? En waarom, als u haar zóo ziet – aan alle kanten gecompliceerd en on-af –mij te weigeren uw lof, dat zij goed geteekend is alsmensch en als vrouw? En waaromtotaal geen belangstelling voor haar te voelen – niet voor haar, en niet voor mijne uitbeelding – als zij menschelijk is, en ik haar goed heb uitgebeeld?
Is het, omdat u haar zoo gaarne superieur zag? Ik kan het niet gelooven. Is een waarlijk superieure vrouw u in een werk van litteraire kunst sympathieker dan een vrouw, die eenvoudig vrouw en mensch is, met al de ellende en de trouwvan haar ziel? Ook dat kan ik niet gelooven.
Maar toch, het schijnt zoo... En het is, als zou u het boek alleen bevallen, zoo zij vooral superieurware, en geen staalkaart...
Zijn wij niet allen een beetje een staalkaart? En waan, – is bijna alles in ons niet waan?
Neen, mijn arme Cornélie is niet superieur: zij is eenvoudig een vrouw, wier bloed in opstand komt tegen hem, met wien zij samen moet zijn; een vrouw, die kunst alleen begrijpt door een gevoel van waarlijk hooge liefde heen: het geschenk, dat de meelijdende machten háar gegeven hebben, terwijl zij haar langs lijnen van geleidelijkheid, na den fyzieken schok in haar leven, terug leiden tot een absoluut moeten en niet anders mogen; een vrouw, die in het leege van haar leven nà den schok zich meent te troostenmet ‘modern’ te zijn, ‘feministe’ te zijn, aanmoderne kwesties te ‘doen’…
Ik kan niet begrijpen dat ik zoo onduidelijk was en dat u een oogenblik heeft getwijfeld.
Zij is noch superieur, noch artistiek: zij is eenvoudig een kleinemensch, ook [+al] denkt zijwel eens niet klein te zijn…
Ik begrijp niet dat ik zoo onduidelijk ben geweest… voor Hollandsche lezers. Théodore De Wyzéwa, die den roman in het Fransch zal vertalen, vond mijn boek niet onduidelijk en schreef mij een spontanen, langen, hartelijken brief.
En hij zag Cornélie zooals ik gaarne had, dat men haar ook inHolland zag. Als een vrouw, die zich in drie mannen, als in drie spiegels, anders ziet en die toch dezelfde vrouw is. Want blijft zij niet dézelfde, terwijl zij zich anders ziet in Duco, in Gilio en in Brox – werd zij een andere, onder mijn pen… dan zou mijn werk totaal niets waard zijn en ik de eerste zijn mijn werk te verloochenen.
Maar ik geloof dat zij de zelfde bleef en dat er in mijn arbeid iets goeds is. Het gegeven was niet gemakkelijk…
Waarom men in Holland de uitwerking van dit motief weinig waardeert? Ik weet het niet. Misschien: ten eenen deele (Brox) uit preutschheid; ten anderen deele (Gilio) omdat men er niet van ltaliaansche Prinsen houdt, en dan met het machtwoord aankomt: voornaamheid, vallen over markiezen en hertogen (alsof ze niet bestaan, en het een onvergefelijkheid is er een te ontmoeten en te bestudeeren); ten derden deele (Duco), omdat men het absurd zou vinden dat de genade van den ènkelen, bloeienden zomer der ziel ook aan een niet superieure vrouw werd gegeven…
Ik vind – nà den schok – in mijn boek niets dan geleidelijkheid. Het zijn geen schokken weêr. Het is wat draaien en wenden en vluchten en krinkelen, en er tusschen de genade, het geschenk van het leven. Zoo zag ik mijn boek, mijn Cornélie, en zoo heb ik mijn boek, en haar, geschreven.
En nu vergeef mij mijn bezoek en ontvang van harte mijn vriendschappelijke groeten.
Louis Couperus.

386b W.G. van Nouhuys aan Couperus, ongedateerd

Er zijn heel wat onaangenamer ervaringen voor een beoordeelaar, dan het ontvangen van zulk een brief!
Het spreekt vanzelf dat ik daarna èn verschillende gedeelten van het boek èn mijn recenzie èn dit schrijven nog nauwlettend aan elkaar getoetst heb. Ik deed het tevens in de hoop dat de heer Couperus mij geheel overtuigen zou, want ik heb o zoo graag! ongelijk tegenover een kunstenaar als hij.
Maar – al hebben zijn regelen mij duidelijker gemaakt, de volle bedoeling van den auteur; al zijn er aanwijzingen in die meer licht doen vallen op wat hem de hoofdzaak lijkt; – toch ben ik des ondanks, of juist dáardoor, niet overtuigd dat het hem geheel gelukt is te volbrengen wat hij zich voorgesteld had.
Ik kan mijn vroeger gemotiveerde bezwaren niet nogmaals éen voor éen herhalen, enmagwel eenweinig op het geheugen van den belangstellende rekenen.
Met genoegen constateer ik dat ik Cornélie toch wel vermoed heb naar de bedoeling van den schrijver, dat ik hem niet verdacht heb van maar op goed geluk zich te hebben laten gaan wat de uitbeelding van haar karakter en het verhaal van haar lotgevallen betreft, gelijk anderen meenden.
Op de veronderstelling, door den heer Couperus twijfelend geuit, dat ik Cornélie niet interessant zou vinden, omdat zij niet superieur blijkt, kan ik zonder eenig voorbehoud ontkennend antwoorden.
De hoofdpersoon van Emants’ Nagelaten Bekentenis is wel het tegendeel van een superieur mensch. En toch... hoe belangwekkend blijft hij het heele boek door.
Het ligt dus aan iets anders. Dat de eindindruk van de ‘Lijnen’ niet gunstiger is, verklaar ik op deze wijze.
Het stuk heeft veel lezers verbaasd, tot verzet geprikkeld. Er zijn heel wat vrouwen die de mogelijkheid zullen lòòchenen dat Cornélie, zooveel houdend van Duco, en met zijn laatste kussen nog warm op haar lippen, zich met voorbedachten rade aan den geestelijk zooveel lager staanden Brox gaat geven!...
Die verbazing, dat verzet had voorkomen moeten worden. Dat was taak van Couperus geweest. Het slot had voorbereid en door de voorbereiding verklaard moeten worden.
Ik meen dit zóo.
Hoe weinig superieur Cornélie bedoeld is, haar heengaan van den ruwen dier-man, haar streven naar zelfstandigheid, haar ziele-bloei in de liefde voor Duco: ze wijzen op een door haar gewenschte verplaatsing naar de hoogere zij van het leven, op hooger aspiraties.
Aan die hoogere zij kan zij niet blijven, doordat een niet te weerstaan instinct haar als voorbeschikt tot weer afdalen, zoodra het noodlottig oogenblik daar is dat dit instinct haar volkomen beheerscht en de omstandigheden haar den weg banen om aan den dwang van dit instinct te gehoorzamen.
Welnu – dit hadden wij moeten voelen. Min of meer krachtig, maar àldoor.
Onder al haar willen en streven naar een meer menschwaardig bestaan, onder haarmeer psychische liefde voor Duco, hadden wij moeten weten dat àndere, daarmee in strijd, dat ten slotte overwinnen zou.
Die strijd zou Cornélie belangwekkend gemaakt hebben, te zelfder tijd dat hij ons den uitslag had doen vóorgevoelen. Want als zelfs in haar hoogste levensmomenten, tijdens de zielen-eenheid met Duco, de herinnering aan Brox’ fyzieke bekoring haar nu en dan geheel ondanks haar zelve gekweld had, als we voortdurend in haar de worsteling van twee elementen ervaren hadden, dan zouden we het onberaden huwelijk met Brox werkelijk als een noodlot en het slot als een noodwendigheid aanvaard hebben.
Ik erken gaarne dat het gegeven niet gemakkelijk is, maar… ’t was dan ook Louis Couperus die het uitwerkte.
Dat Cornélie zich anders ziet in Gilio, en nog weer anders in Duco, is een niet buitengewoon maar zeker eigenaardig verschijnsel; ’t zou te opmerkelijker geworden zijn als de Brox-Cornélie niet door den schrijver aanvankelijk bijna geheel verwaarloosd was en zich niet eerst heel aan het slot openbaarde.
Ziedaar mijn nadere motiveering, niet gegeven om gelijk te hebben, maar vooral om èn de lezers èn ook vooral den heer Couperus te overtuigen dat ik mij de moeite gaf meer dan oppervlakkig over zijn werk na te denken.
Wat de heer Couperus over de ‘geleidelijkheid’ zegt, lijkt mij meer een rectificatie dan een nadere verklaring.
Ik had geciteerd Cornélie’s overpeinzing (i.157): ‘Geleidelijk was zij gegleden langs de lijn van haar leven’ enz. en ik had dat gevoel of begrip van ‘geleidelijkheid’ iets vreemds gevonden bij een jonge vrouw, die na een stormachtig huwelijk van haar man gescheiden is.
Nu spreekt de auteur herhaaldelijk van dat feit als van een ‘schok’.
Trouwens, Cornélie heeft het eerst ook gevoeld ‘als een slag,waaronder zij eerst gedacht had te zullen bezwijken’.
Dit klopt met de rectificatie van den auteur, waaraan we derhalve moeten denken bij het herlezen van die bladzijde waar zij mijmert: ‘Geleidelijk was zij gegleden langs de lijn van haar leven, zonder veel te willen, zonder te strijden... en zonder veel te voelen’...
Of de auteur het met zijn gissingen ter verklaring van de Hollandsche beoordeelingen bij het rechte eind heeft, weet ik niet. Ik meen aangetoond te hebben dat mijn meening een heel anderen grondslag heeft. Nòch preutschheid, nòch afkeer van prinsen en markiezen, nòch het onwaardig- vinden van Cornélie voor hoog liefde-geluk hebben mijn oordeel beheerscht.
Voor zijn vriendelijken brief, die mij gelegenheid gaf aan het vroeger geschrevene nog dit toe te voegen en mij tevens volledig aangaande zijn bedoeling inlichtte, ben en blijf ik hem dankbaar.
[W.G.] v[an]N[ouhuys]

387 Aan L.J.Veen, 10 november 1900

Nice
Villa Jules
Avenue St.Maurice
10.11.’00

Amice.
Dank voor de moeite, die ge voor me genomen hebt: als het kan, heb ik het geld liefst dadelijk, en betaal U dan tot 1 Jan. 6%, en daarna 4%: dat vind ik natuurlijk zeer redelijk. Ik heb het juist noodig om uitgaven van onze installatie te bestrijden. Maar ik had liever dat ge het mij direct deed toekomen, bv. doormiddel van le Crédit Lyonnais, en het niet aan Scheurleer zond: anders geeft dat maar onnoodige schrijverij op mijn Rekening- Courant, omdat ik het geld toch dadelijk moet gebruiken. Vindt ge het dan goed, dat wij het langzamerhand afrekenen? Ik denk voor het volgende jaar te hebben een roman: Babel., en zal een beetje denken aan Hollandsche preutschheid: ik geloof, dat Van Hall ook geschrikt is, maar is het heusch zoo erg??
De eventueele herdruk Illuzie heb ik al van U genoten. Fidessa ii behoeft aan niemand gezonden te worden, alleen een paar exemplaren naar Nice. (twee) De critieken kreeg ik; Nouhuys heb ik een brief geschreven. Het is vreemd zooals men zulk een boek in Holland zonderling beoordeelt, als ik bedenk dat de Wyzewa mij oogenblikkelijk een langen brief schreef en verzocht het boek te vertalen in het Fransch. Als ze het nu beschouwen als de studie van een vrouw, die zich in drie mannen als in drie spiegels anders ziet, en toch de zelfde blijft, dan zouden ze het misschien meer waardeeren… Enfin, in alle gevalle wordt het niet doodgezwegen…
Onze hartelijke groeten aan Uw vrouw
en gaarne
tàv.
Louis Couperus

Zoudt ge het volgende jaar Babel direct willen hebben (zonder dat het eerst in de Gids verschijnt), schrijf het mij dan, dan schrijf ik niets aan v.H. er over.

388 L.J.Veen aanCouperus, 17 november 1900

[Amsterdam]
17/11 ’00

Amice Couperus!
Hiernevens eene cheque op Messrs Carlone & C0 te Nice groot frs 10370.-, zijnde fl. 5000.- minus de onkosten, zie inliggend briefje.
Wij kunnen dan langzaam afrekenen.
Gaarne wil ik Babel direct hebben zonder opname Gids. Van Hall zal wat bang geworden zijn. Hij krijgt leelijk op z’n kop in verschillende bladen.
Fidessa ii zond ik U.
Herdruk Illuzie moet ik dan eens nazien. Ik meende dat U dit nog niet gehad had.
Hierbij Stille Kracht 5 Ex geb en 3 ingenaaid.
Ik hoop dat de band U bevalt. Ik vind ze nogal goed.
De Stille kracht is minder verkocht dan de Lijnen, en volgens mij wel omdat de pers zoo preutsch was in het beoordeelen van Lijnen. Het komt echter zeker terecht.
Nu na groeten aan uw vrouw van ons beiden
tt
L.J. Veen

A.s.v.p
Met 1 Chèque en briefje

389 Aan L.J.Veen, 19 november 1900

Nice
Villa Jules
Avenue St. Maurice
19.xi.00.

Amice.
Ik ontvang zoo even Uw brief en chèque en zeg U mijn hartelijken dank voor Uw groote bereidwilligheid en genomen moeite.
Kunt ge mij niet eens die bladen zenden, waarin Van Hall op zijn kop krijgt?? Ik leef hier in groote onbekendheid en las alleen Handelsblad en Schaepman. Is er nog meer? (Ik ontving nu ook de Stemmen Waarheid, Vrede: in 10 jaar, zegge tien, is dat niet veranderd!!!)
Als het zoo was, dan zoû Babel coûte que coûte in de Gids moeten verschijnen, want ik ben niet van plan me op den kop te laten zitten door de absurde preutschheid van ons publiek. Maar Van Hall schreef mij er zelve niets over, hoewel ik een langen brief van hem kreeg, antwoord op mijn brief over de proeven van het laatste gedeelte ; ik protesteerde nl, omdat Van Kampen in eens ophield met revizie te zenden, zeggende dat het te laat was. En Van Hall verdedigde zijn ‘braven’ Van Kampen, zooals hij hem noemde. – Maar ik denk, dat dat stormpje wel luwen zal. In alle gevalle zal ik Van Hall eens schrijven, wat ervan is. –
Ik zie in mijn boek: 21 Febr. ’98:
Psyche ƒ 1200; eventueele 2e editie van ƒ 300 = ƒ1500.
Dus dat is Illuzie, zou ik zeggen. –
De boeken zie ik tegemoet. Jammer van Majesteit! Ik sprak er nog over met de Jong: wil hij niet? Anders zoû ik maar een editie groot formaat nemen, als Psyche, zoû dat niet gaan? Ik vind dat een mooi formaat.
Nogmaals hartelijk dank voor de chèque en hierbij een formeele schuldbekentenis.
Tàv.
Louis Couperus

Mijn brief is een paar dagen blijven liggen: ik ontving Fidessa; de teekening van Toorop is heel mooi en bevalt mij veel meer dan Psyche.
Jammer van een drukfout op blz. 60 advies voor devies. Waarom moeten er toch zulke gekke dingen blijven staan??
De proeven van Illuzie….., moet ik die nazien?? Brrr…..!!! Als ik het doe, gebeuren er toch dingen als: het salon, in Lijnen.
Vale!

390 Aan L.J.Veen, 24 november 1900

Nice.
24.xi.’00.

Amice.
De heer Georges Khnopff, uitstekend vertaler, maar zenuwachtig mensch, zanikt mij al lang om een verklaring, voor Mr. Ollendorff, in den zin als ik er eens heb opgesteld. Toe, doe mij een dienst, teeken dit, en zendt het document aan zijn adres:
Georges Khnopff
Yellow-House
Ostende.
Vale!
Louis C.

391 Aan L.J.Veen, ongedateerd

Amice. Georges Khnopff (Yellow House, Ostende) zou gaarne Lijnen en Stille Kracht vertalen in het Fransch; de Lijnen heb ik echter al beloofd aan de Wyzewa, maar wilt ge deze autorizatie voor De Stille Kracht teekenen en doorzenden? Ollendorfwil altijd deze autorisatie.
Dank voor de kritieken; de Indische roman schijnt nog al genade te vinden.
In haast!
Gaarne Uw dw.
L.C.

392 Aan L.J.Veen, ongedateerd

Villa Jules
Avenue St.Maurice

Amice.
Wij zijn beiden verrukt over De Stille Kracht, die gisteren in gebatikt katoen en fluweel zijn intocht deed!! Het is prachtig mooi, ik kan niet anders zeggen. Wij zijn er beiden in extaze over, en ik heb een kinderachtig pleizier dat mooie boek telkens in mijn hand te nemen. Ik dacht eerst aan een paar kennissen er een paar cadeau te geven,maar ik ben er te gierig toe en hoû al de exemplaren voor mijzelf! Hulde, hulde!! Ik zal zeggen, dat ze ze maarmoeten bestellen. Kosten ze duur en de fluweelen, is die ook in den handel, of is datmaar iets buitengewoons voormij?? Maar ik zal er over moeten hooren, over die ‘luxe’, waarin ge dat onfatsoenlijke boek hebt gekleed! Onfatsoenlijk en luxueus, dat is te erg, hoor, samen!
Ze zijn bepaald heel mooi. De katoenen zijn bepaald lekker voor het oog en de fluweelen is net de vleugel van een kapel, met die aren er door. Wat doen ze dat mooi! Hulde aan allen, die er aan hebben meêgewerkt. En Fidessa’s kopje vindt ik ook allerliefst. Nu hoop ik maar van harte, dat ge het luxueuze, onfatsoenlijke boek verkocht hebt!
Vergeef me mijn krabbelpoot, maar ik schrijf op mijn knie, omdat de zon vlak op mijn schrijftafel schijnt. Verleden hebben wij een storm gehad, denzelfden waarin Krüger is aangekomen te Marseille. Wat een enthousiasme! Als het ze maar wat helpt, de arme kerels. Mevrouw Waszklewiz wil absoluut dat ik een ode schrijf voor haar album, maar daar kan ik niets van.
Adio, ons beider groeten, ook aan de gemalin.
Gaarne uwdw.
Louis Couperus

393 L.J.Veen aan Couperus, 28 november 1900

[Amsterdam]
28/11 ’00

Amice!
Ik ontving zoo achtereen drie brieven en begin op joodsche wijze met den laatste. Het deed mij genoegen dat Stille K. zoo beviel. Men doet voor elk boek evenveel zijn bestmaar het lukt niet altijd even goed. Deze keer ben ik tevreden over het resultaat, over de Lijnen daarentegen was ik zeer ontevreden.
Ik kreeg van Frans Netscher een verrukt briefje er over.
De fluweelen is een z.g. prachtEditie waarvan een twintig tal gemaakt zijn.
De tweede brief bevatte niets dan de autorisatie voor St. K. die ik natuurlijk doorzond. Unwin (London) schreef mij over Stille Kr. als niet geschiktmaar over de Lijnen zou hij denken. Nu veel van hemte halen is er niet, ik zal hemnu tenminste een bedrag vragen, want Majesteit heeft hij ook z.g. betaald maar leed ik een verlies van ± ƒ 90.=.
Enfin, wij zullen zien.
No 1. vraagt critieken op van Hall; nu ik heb alles gezonden wat ik heb kunnen krijgen, maar algemeen zegt men hier dat hij er van langs kreeg, maar weet men niet in welke bladen. De stemmen voor Waarheid, van Bronsveld ontving U. Verder zag ik niets. Het Handelsblad met Boissevain’s van Dag tot… heeft U indertijd ook gehad.
Ja dat is waar van die ƒ 300. = voor Illuzie. Het was wel genoteerdmaar mij door het hoofd gegaan.
Josselin de Jong wil niet. Ik wilde echter iets beters geven dan de Editie fidessa.
Heeft U geen lust in de correctie Illuzie. Zend ze mij dan maar terug, dan zal mijn corrector het wel doen zonder verandering in stijl of naamval. Nu na groeten aan uw vrouw ook van de mijne
tt
L.J. Veen Heeft U het artikel van Prof Dr Jan t.B. gelezen in het ‘boek van 1900’. Ik vroeg het om te zenden.
Rensburg van ‘de Arbeid’ zou U schrijven. Hij schijnt een artikel over U gereed te hebben in de ongelukkige vereenvoudigde Kollewijn Spelling.
Ik zag het nog niet, maar zend het wel.
Hij vroeg mij uw adres.
Wat een verschil met hier, U kunt niet schrijven om de zon en wij hebben niets dan regen en om half 4 al het licht op. Ik krijg heimwee naar het zuiden maar het gaat niet nu in dezen tijd.
Gegroet

394 L.J. Veen aan Couperus, 11 december 1900

11/12 ’00

Waarde Couperus!
Het stuk dat de Tijd opnam over die z.g. recepties verscheen tot mijn verwondering ook in de Oprechte Haarl Ct. Om tegen de Tijd te schrijven vond ik vechten tegen de bierkademaar nu de Haarl Ct het opnam, vond ik het wel wat erg en heb er hun opgediend. Enfin, ziehier het resultaat.
Ik zou ook die Sumatra Post wel schrijven maar ik geloof dat het een derde rangs blad is, dus niet de moeite waard. Verleden week was de dokter, die het jonge Veentje ten wereld moet helpen, ten mijnent en vroeg ik zijn advies in zake reis zuiden van Frankrijk. Advies niet gaan, dus van onze schoone reis en gezellige dagen ten uwent geen sprake. Het spijt mij meer voor mijn vrouw die er zich een groote illuzie van had gemaakt.
Voor mij spijt het mij omdat ik dan niet van uw beider gastvrijheid kan gebruikmaken. Wij zullen het moeten uitstellen tot later. Wanneer… als wij mischien oud zijn met een troep ondeugende kinderen om ons. Na ons beider hartelijke groeten
tt
L.J. Veen

395 Aan Constance Valette, 20 december 1900

Nice. Villa Jules
Avenue St. Maurice.
20.xii.’00.

Beste Stan.
Gisteren je gezelligen brief ontvangen, vandaag antwoord! Wat zeg je ervan? Het doet mij pleizier, dat de Stille Kracht je zoo bevallen is! En papa? Ik had hem gaarne het manuscript laten lezen, maar Van Hall en Veen hebben mij om beurten voortgezweept, tot ik dol werd en de roman – niet eens overgeschreven want de secretaris – Betty – was ziek, gedrukt is geworden naar mijn onleesbaar manuscript tot wanhoop van Van Hall, Veen, alle zetters, en mij, die de onmogelijkste proeven te corrigeeren kreeg! En dat allemaal in het buitenland, Lausanne en Baden, zoodat ik half gek werd bij iedere post. Enfin, dat is nu geleden! Maar dat opgezweep is niet dienstig; als het kalmer gaat verbetert men nog hier en daar en nu gingen rezidenten, raden-ajoes, Léonie en Eva etc etc, rts!!... de wereld in, zonder omkijken hoor, ieder met een schop achter hun derrière (De derrière van Léonie heeft in Holland veel bekijks en hoofdschuddens veroorzaakt!!!) Enfin, ik ben blij, dat het boek, met zoo een bliksemsnelle geboorte, niet slechter is geworden dan het is, hoewel papa-auteur er vele slapheidjes in weet… Het heeft nog al succes in Holland, meer dan de Lijnen, die ze wel erg gelezen, besproken, beschreven hebben, maar altijd zeggende, dat het een immoreel boek voor de huiskamer was. Daar ben ik het ook meê eens, maar de ‘huiskamer’ is mij zoo een antipathiek vertrek, dat ik er gedecideerd niet voor schrijven wil.
Ik heb niets gelezen uit Indische couranten: kan je mij die Indische kritieken niet eens zenden; toe, doe eens je best (Locomotief, Soerab. Cr. en Bat. Couranten); schrijf eens wat briefkaartjes of ze er ook nummers nog van hebben: Louistje weet van niets! Veen schijnt ook geen Indische bladen te ontvangen.
En Nice is heerlijk, bijna te heerlijk, want je droomt hier weg in zon, zalige lucht; daarbij eten we heerlijk door middel van onze talibirò (blauwe koord = Aline); zoodat het leven is eén zacht materialisme, met alleen deze wroeging erin dat noch Betty noch ik iets uitvoeren dan eten, flaneeren, en nog eens flaneeren en eten… Oh, Madame, zegt de dokter, en zijn vrouw zegt het hem na: on sort… on sort… il y a le soleil… la mer… bleu… bleu… et on sort… Zeg dat nu na met een vaag gebaar, een vage blik, en je hebt de stemming van een Niçoise flanêrie… Je droomt hier weg. Toch ga ik – als leerling van Zola: nulla dies sine linea – iederen dag voor mijn schrijftafel zitten; de ideeën zijn er wel, maar hand en pen flaneêren en trekken schotsche en scheeve lijntjes, in plaats van sierlijke zinnen te cizeleeren…
Wij verdedigen ons tegen te veel kennissen, maar het gaat niet: dan komt tante Mariemet een Russische dame, dan Mevrouw Scheurleer met een jonge Rumeniër etc etc… Wij binden ons echter niet en beantwoorden eerst nu na drie maanden eenige visites: en dan excuzeeren we ons door te zeggen: nous sommes des sauvages et nous nous sommes commandés des tuniques en plumes rouges, bleues, vertes – Zie je ons zoo à la Hiawatha loopen langs de Promenade des Anglais?? –, we weten niets van beschaafde manieren!!! Zoo vervelend Stan, zooveel kennissen; Betty en Louis willen niet, eten thuis lekkerder dan in het Hôtel, bij Mevrouw Scheurleer, en worden vreeslijke huismossen, in hun gezellige huisje. Daar!
Schat, niet boos zijn dat Betty niet voor je japon heeft kunnen zorgen, maar recapituleer: …de arme doedel is ziek geweest den heelen zomer, kon in Augustus zelfs geen pas loopen, zoodat we de luxe van een maandrijtuig hadden en alleen maar groote toeren deden… Toen in Baden, Lausanne, daar werd ze wat beter… Nu hebben we echter een kleine verzameling chiffons voor jullie; maar het loopt zoo op; we zullen nu deze dingetjes zenden; laat Mama dan schrijven of ze tevreden is, dan doen wij het gaarne meer. Er is eén winkel hier, waar wij, die niet gauw buikpijn krijgen van prijzen, geregeld krom weêr uitloopen… Maar dat is juist de mooiste winkel!! Enfin, we hebben ons best gedaan, voor Menie (geloof ik twee fijne toiletten) voor mama een aardige tour-de-cou, voor op haar bloote halsje,met aiguillettes; alles is Aiglon, goud en aiguillettes!
En nu, adio, mijn hand is stijf, mijn schrift onleesbaar, ik embrasseer jullie allemaal. Laat mama – nu wij weêr onze ideeën bij elkaâr hebben, maar eens schrijven,watwijmoeten koopen (want de lijst is nu al een jaar oud!) dan zullen we je het fijnste (behalve uit die eene winkel: 180 fr. een onnoozel gespje) zenden.
Veel charmants aan Fritz!
Your Louis
Je krijgt van ons een vaas van potterie-St Juan!!

396 Aan Marie Vlielander Hein, 22 december 1900
(Fragment)

In de kritiek wordt het boek ook zeer gewaardeerd, nadat het anathema over de Lijnen is uitgesproken, vanwege de Hollandsche pudeur en onbevlektheid van zeden: de recensenten vinden Leonie ook wel verschrikkelijk, maar waardeeren toch verder het boek. Ik heb het heusch niet zóó geschreven om er wat gemeens in te brengen, maar een boek… wordt een boek van zelve, en als je eens den stoot hebt gegeven, wandelen de personen van zelve naar hun einde… Ik ben nu weer wat aan het werk, maar hoewel de geest fertiel is, is de hand lui vanwege de zon en de blauwe lucht. Ik wil me nu ook aan wennen ’s morgens uit te gaan, en ’s middags te werken, want met dat tweemaal per dag flaneeren voer je niets uit.Het is hier wel een paradijs: verleden zijn we naar Beaulieu getramd. Die parelblauwe lucht, zee, bloemen aan muren en hekken van villa’s, rozen, bloeiende clematis, het is prachtig! Heel tevreden alleen niet met de Nicoise leveranciers van gordijnen etc., want dat gaat alles zóó langzaam.

[...]

Copyright tekstbezorging, inleiding en commentaar © 2013 H.T.M. van Vliet

Athenaeum - Polak & Van Gennep

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum