Leesfragment: Toneel

27 november 2015 , door A.P. Tsjechov

8 maart verschijnt het langverwachte, geheel nieuw vertaalde zesde deel van A.P. Tsjechovs Verzamelde werken in de Russische Bibliotheek: Toneel. Wij mogen de monoloog ‘Over de schadelijkheid van tabak’ exclusief voorpubliceren. ‘Als onderwerp voor mijn lezing van vandaag heb ik, om zo te zeggen, gekozen voor de schade die het gebruik van tabak de mensheid toebrengt. Ik rook zelf, maar mijn vrouw heeft me opgedragen vandaag over de schadelijkheid van tabak te spreken, en daar valt niets tegenin te brengen. Wat moet, dat moet, over tabak dus, mij maakt het absoluut niet uit.’

Het complete toneelwerk van Tsjechov (1860–1904) bevat alle door Tsjechov zelf in zijn verzamelde werken opgenomen stukken, maar ook wat hij in kranten of tijdschriften publiceerde, plus een appendix met de drie stukken die hij respectievelijk vergat en verwierp, namelijk Vaderloosheid (beter bekend als Platonov), Ivanov (komedie) en De bosgeest (de vroegere versie van Oom Vanja). Alles in de sprankelend frisse vertaling van Yolanda Bloemen en Marja Wiebes. Dit is het boek waar alle dramaturgen, toneelspelers, toneelliefhebbers en lezers al jaren naar uitzien.

De andere delen van Tsjechov in de Russische Bibliotheek zijn tijdelijk in prijs verlaagd.

 

Over de schadelijkheid van tabak

Monoloog in één bedrijf

personage

Iván Ivánovitsj Njóechin, de man van zijn vrouw, die eigenaresse is van een muziekschool en een meisjeskostschool.

Plaats van handeling: een podium in een club in de provincie.

 

njoechin
Met lange bakkebaarden, zonder snor, in een oude afgedragen frak, komt plechtstatig op, buigt en trekt zijn vest recht. Geachte dames en in zekere zin geachte heren ook. Kamt zijn bakkebaarden. Er is mijn vrouw voorgesteld om mij hier voor het goede doel een populaire lezing te laten houden. Nou en? Lezing of geen lezing, mij maakt het absoluut niets uit. Ik ben natuurlijk geen professor en ik heb niets met academische graden, maar desalniettemin werk ik nu toch al dertig jaar, zonder onderbreking en, kan ik zelfs zeggen, met gevaar voor mijn eigen gezondheid en dergelijke, aan vraagstukken van strikt wetenschappelijke aard, ik denk na en schrijf soms zelfs, stelt u zich dat eens voor, wetenschappelijke artikelen, of eigenlijk zijn ze niet echt wetenschappelijk, maar ze komen er, als ik het zeggen mag, bij in de buurt. Ik heb dezer dagen onder andere een reusachtig artikel geschreven, getiteld: ‘Over de schadelijkheid van bepaalde insecten’. Mijn dochters vonden het erg goed, vooral over de wandluizen, maar ik heb het nog eens herlezen en toen verscheurd. Je kunt schrijven wat je wilt, maar zonder insectenpoeder ben je nergens. We hebben zelfs wandluizen in de piano... Als onderwerp voor mijn lezing van vandaag heb ik, om zo te zeggen, gekozen voor de schade die het gebruik van tabak de mensheid toebrengt. Ik rook zelf, maar mijn vrouw heeft me opgedragen vandaag over de schadelijkheid van tabak te spreken, en daar valt niets tegenin te brengen. Wat moet, dat moet, over tabak dus, mij maakt het absoluut niet uit, maar u, geachte toehoorders, verzoek ik mijn lezing van vandaag met gepaste ernst te volgen, anders heeft het geen nut. Wie bang is voor een droge, wetenschappelijke lezing, wie daar geen zin in heeft, die hoeft niet te luisteren en kan weggaan. Trekt zijn vest recht. Ik vraag in het bijzonder de aandacht van de hier aanwezige heren doktoren die uit mijn lezing veel nuttige informatie kunnen putten, aangezien de tabak, naast zijn schadelijke werking, ook in de geneeskunde wordt gebruikt. Als je bijvoorbeeld een vlieg in een tabaksdoos stopt, gaat hij dood, waarschijnlijk van de zenuwen. Tabak is hoofdzakelijk een plant... Als ik een lezing houd, knipper ik gewoonlijk met mijn rechteroog, daar moet u geen aandacht aan schenken; dat is van de opwinding. Ik ben over het algemeen een zeer nerveus mens, en ik knipper met mijn oog sinds de dertiende september 1889, sinds de dag dat mijn vrouw, in zekere zin, haar vierde dochter, Varvara, het leven schonk. Al mijn dochters zijn op de dertiende geboren. Laten we overigens – kijkt op zijn horloge – met het oog op de beperkte tijd niet van het onderwerp van de lezing afdwalen. Ik moet u nog melden dat mijn vrouw een muziekschool heeft en een kostschool, of eigenlijk geen kostschool, maar iets wat er in de buurt komt. Even onder ons, mijn vrouw mag graag klagen over haar gebrek aan geld, maar ze heeft wel het een en ander opzij gelegd, zo’n veertig- of vijftigduizend, terwijl ik geen rooie cent bezit – nou ja, laten we het daar niet over hebben! Ik sta op de kostschool aan het hoofd van de huishouding. Ik koop levensmiddelen in, ik controleer het personeel, noteer de uitgaven, naai schriftjes, verdelg de wandluizen, laat het hondje van mijn vrouw uit, vang muizen... Gisteravond was het mijn taak om de keukenmeid van meel en boter te voorzien want er stonden pannenkoekjes op het menu. Nou, kortom, vandaag, toen de pannenkoekjes al waren gebakken, kwam mijn vrouw naar de keuken om te zeggen dat er drie meisjes geen pannenkoeken zouden eten omdat hun amandelen opgezet waren. Dus het bleek dat we er een paar te veel hadden gebakken. Wat moesten we ermee? Mijn vrouw zei eerst dat we ze naar de kelder moesten brengen, maar daarna bedacht ze zich en ze zei: ‘Eet jij die pannenkoeken zelf maar op, malloot.’ Als ze uit haar humeur is noemt ze me zo: malloot of stuk verdriet of satan. Wat ben ik nou voor een satan? Ze is altijd uit haar humeur. En ik heb ze niet gewoon opgegeten, maar verslonden, zonder te kauwen, want ik heb altijd honger. Gisteren bijvoorbeeld heb ik geen middageten van haar gekregen. Ze zegt: ‘Jij hoeft niet te eten, malloot...’ Maar door dit geklets... – kijkt op zijn horloge – ... zijn we enigszins van ons onderwerp afgedwaald. Laten we verdergaan. Hoewel u nu natuurlijk liever naar een romance zou willen luisteren, of naar een symfonie of een aria... Zingt. ‘Zelfs in ’t heetst van ’t gevecht houden wij de blik recht...’ Ik weet niet meer waar dat uit is... Ik ben trouwens nog vergeten u te vertellen dat ik op de muziekschool van mijn vrouw, naast de leiding van de huishouding, ook nog onderwijs geef in wiskunde, natuurkunde, scheikunde, aardrijkskunde, geschiedenis, solfège, letterkunde, enzovoort. Voor dansles, zingen en tekenen vraagt mijn vrouw extra betaling, hoewel ik dat dansen en zingen ook geef. Onze muziekschool is gevestigd in de Vijfhondensteeg, op nummer 13. Dat is waarschijnlijk de reden waarom mijn leven zo mislukt is, omdat we op nummer 13 wonen. En mijn dochters zijn ook op de dertiende geboren, en ons huis heeft dertien ramen. Nou ja, laten we het daar niet over hebben! Mijn vrouw is te allen tijde thuis voor overleg, en het schoolprogramma is, zo u dat wenst, verkrijgbaar bij de conciërge, voor dertig kopeken per stuk. Haalt enkele brochures uit zijn zak. Als u wilt kan ik ze uitdelen. Voor 30 kopeken per stuk! Wie? Pauze. Niemand? Voor 20 kopeken dan? Pauze. Jammer. Ja, huisnummer 13, hè! Mij lukt ook niets, ik ben oud en dom... Ik sta hier nu, zo op het oog vrolijk, een lezing te geven, maar eigenlijk zou ik het willen uitschreeuwen of naar het andere eind van de wereld willen vliegen. En ik kan bij niemand mijn hart uitstorten, het is om te huilen... U zegt misschien: en uw dochters dan... Wat nou mijn dochters? Die lachen alleen maar als ik tegen ze praat... Mijn vrouw heeft zeven dochters... Nee, pardon, zes, geloof ik... Levendig. Zeven! De oudste, Anna, is zevenentwintig, en de jongste zeventien. Geachte dames en heren! Kijkt om zich heen. Ik ben ongelukkig, ik ben een dwaas, een nul geworden, maar in feite ziet u de gelukkigste vader ter wereld voor u. Dat moet feitelijk wel zo zijn, ik zou niets anders durven zeggen. Maar als u eens wist! Ik ben nu al drieëndertig jaar met mijn vrouw samen, en het waren, mag ik wel zeggen, de beste jaren van mijn leven, of eigenlijk niet de beste, maar meer in het algemeen. Kortom, ze zijn omgevlogen als een gelukkig ogenblik, of liever gezegd, ze kunnen me gestolen worden! Kijkt om zich heen. Trouwens, ze is er nog niet, geloof ik, ze is niet hier, en ik kan zeggen wat ik wil... Ik ben verschrikkelijk bang... bang als zij naar mij kijkt. Daarom zeg ik ook: mijn dochters zijn vast nog steeds niet getrouwd omdat ze verlegen zijn en omdat de mannen ze nooit te zien krijgen. Mijn vrouw wil geen avondjes geven, ze nodigt nooit iemand uit voor het eten, ze is een heel gierige, boosaardige, kijfzieke dame, en daarom komt er nooit iemand bij ons thuis, maar... ik kan u een geheimpje verklappen... Loopt naar het voetlicht. De dochters van mijn vrouw zijn op feestdagen te aanschouwen bij hun tante, Natalja Semjonovna, die tante die zo’n last heeft van reumatiek en altijd een gele jurk draagt met zwarte nopjes, alsof ze onder de kakkerlakken zit. Daar krijg je ook lekkere hapjes. En als mijn vrouw er niet bij is, misschien ook nog van dittum... Maakt een drinkgebaar. Ik moet u wel zeggen dat ik na één glaasje al dronken ben, en dan word ik zo blij en tegelijk zo treurig, daar zijn geen woorden voor; dan moet ik onwillekeurig denken aan mijn jonge jaren, en dan wil ik wegwezen, ach, als u eens wist hoe graag ik dat zou willen! Gedreven. Wegwezen, alles in de steek laten en niet omkijken... waarheen? Het maakt niet uit waarheen... als het maar ver weg is van dit waardeloze, banale, goedkope leven dat van mij een oude zielige dwaas heeft gemaakt, een oude zielige idioot, ver weg van dat domme, kleinzielige, valse, valse, valse, gierige mens, van mijn vrouw, die mij drieëndertig jaar heeft getergd, ver weg van de muziek, van de keuken, van het geld van mijn vrouw, van al die onbenullige en banale dingen... om dan ergens heel ver weg in een veld te blijven staan, als een boom, als een pilaar, als een vogelverschrikker, onder de uitgestrekte hemel, en de hele nacht te kijken naar de stille heldere maan boven je, en te vergeten, te vergeten... Oh, wat zou ik me graag niets meer herinneren!.. Wat zou ik het graag van mijn lijf scheuren, dit oude, sjofele frakkie, waarin ik dertig jaar geleden ben getrouwd... Rukt zich de frak van het lijf. Waarin ik voortdurend lezingen houd voor een goed doel... Daar dan! Vertrapt de frak. Daar dan! Ik ben net zo oud, arm en zielig als dit vestje met zijn versleten, kale rug... Laat zijn rug zien. Ik heb niets nodig! Ik ben hoogstaander en zuiverder dan dit, ik was ooit jong, intelligent, ik heb gestudeerd, ik had dromen en vond mezelf een kerel... Nu heb ik niets nodig! Niets, behalve rust... behalve rust! Kijkt opzij, doet snel zijn frak aan. Maar achter de coulissen staat mijn vrouw... Ze staat daar nu op mij te wachten. Kijkt op zijn horloge. De tijd is om... Mocht mijn vrouw u ernaar vragen, zegt u haar dan, wat ik u bidden mag alstublieft, dat hier een lezing was... dat de malloot, dat wil zeggen ik, zich waardig heeft gedragen. Kijkt opzij, schraapt zijn keel. Ze kijkt hierheen... Met stemverheffing. Uitgaande van de stelling dat de tabak een verschrikkelijk vergif bevat, waarover ik zo-even heb gesproken, is het in geen geval juist te roken, en ik veroorloof me in zekere zin te hopen dat mijn lezing ‘over de schadelijkheid van tabak’ enig nut zal hebben. Ik heb gezegd. Dixi et animam levavi! Buigt en gaat plechtstatig af.

Uitgeverij Van Oorschot

pro-mbooks1 : athenaeum