Leesfragment: Worst

27 november 2015 , door Atte Jongstra
| |

Atte Jongstra's nieuwe roman Worst verschijnt 21 oktober. Wij publiceren voor.  ‘Alle gebruikelijke oriëntatiepunten van de dag waren weg, dat ontregelde nog het meest. Gewone huiselijke dingen. De wachttijd voor de dichte badkamerdeur, waarachter de vertrouwde kraangeluiden en het gespetter van Rosa, die op haar privacy stond. Haar schoongewassen ochtendjasgestalte, die vervolgens langs mij ruiste. 
“Wat sta je hier op mij te wachten? Ik voel me opgejaagd. Heb je al thee gezet?”’

In deze hoogst autobiografische, geïllustreerde roman beschrijft Atte Jongstra hoe hij zijn leven weer zop poten krijgt na het stranden van zijn huwelijk. Worst - toch al een liefhebberij van de schrijver - blijkt hem in zijn stuurloosheid richting en doel te geven. Hij werkt bezeten aan zijn ultieme worstboek, wat resulteert in meeslepende feiten over vorm, smaak, substantie en lengte van bloedworst en saucijzen, en uitzinnige verslagen van Worstclub Mondiaal, de vereniging waarvan de schrijver erelid is. Intussen lezen we over de omzwervingen van een op drift geraakt
mens: tijdelijk woonachtig in het atelier van een bevriend kunstenaar, vervolgens uitgezonden naar Venetië en Berlijn, krijgt hij uiteindelijk vaste grond onder de voeten in Osdorp. Worst sluit in vorm en thematiek aan op Jongstra's veelgeprezen roman Groente (1991).

N.B. De presentatie van Worst vindt 22 oktober plaats bij Arti & Amicitiae.

 

Proloog

Dames, heren, aanvang! De draden opgepakt, de kaarsen vlammen, het poppenspel begint. Chaos, Boom der Wijsheid, de slang, het vijgenblad, de hoge golven van de zondvloedzee: aan hun draad moeten vingers (tien) ze naar behoren laten roeren. Noach dronken op het schouwtoneel, Delilah met de kappersschaar, Salomé toont het net ontvangen loon voor haar bevallig dansen – Johannes de Dopers hoofd. En kijk: daar zien we Judit met de kop van Holofernes! Het is dan weer een draad die Jozef in het huwelijksbed van Potifar laat bewegen, en dezelfde draad zal zo dadelijk Christus uit Zijn graf doen opstaan.
Intussen rommelt echter honger in de poppenspelersmaag. Daar nadert Satan met een schotel vol saucijzen. De spelershand laat de Here vallen, grijpt in de schaal en houdt een mooie worst omhoog. Zo verkeert de wederopstanding van de Hemelvorst in een Hemelvaart van Worst. Het volk rolt schaterend van de banken en werpt als hagel, rottend ei en appel en tomaat. Dit is het tragisch einde van een poppenspeler, die zijn handen beter moet besturen.

Happy end

‘Je krijgt een uur om op te rotten.’
De eerste junidag in het jaar des Heren 2012, ik had als gewoonlijk de ogen opgeslagen en keek op het wekkerklokje naast het bed: acht uur. Rosa was al wakker. Ik wilde haar goedemorgen wensen maar ze was me voor.
‘Mijn huis uit! Wegwezen!’
Ik pakte de noodzakelijke dingen in een tas en verdween. Vanaf die dag verkeerde ik in arren moede. Ik werd manisch, raakte vervuild, dronk te veel wijn en rookte als een waanzinnige.
‘Zo diep gezonken?’
Alles in het ongerede. Dat is de korte samenvatting.

Ik hoop hier dik een jaar na dato de geschiedenis van mijn heroprichting te schrijven. Hoe ik mij langzaam overeind heb gezet.
‘Dat is dus gelukt? Een happy end?’
‘Nou eh…’
Misschien mag ik legendarisch cineast Orson Welles aanhalen. Hij heeft iets moois gezegd over het happy end: ‘Dat hangt af van het moment waarop het verhaal eindigt.’

Asiel

Tijdens mijn huwelijk met Rosa was ik een eerzaam burger met een weinig opmerkelijk leven. Mijn producten waren niet alledaags misschien, maar ik was gewoon werkzaam in ZZP-verband. Hoofden thuisarbeider. Ik zat de ganse dag achter mijn schrijftafel, de gang naar de supermarkt was al een heel uitstapje. Dat bestaan had nu abrupt opgehouden. Ik leefde uit de koffer, huizend in een morsig kunstenaarsatelier, en was geheel het noorden kwijt. Mijn verstandelijke vermogens had ik nog, maar de controle was zoek.
Alle gebruikelijke oriëntatiepunten van de dag waren weg, dat ontregelde nog het meest. Gewone huiselijke dingen. De wachttijd voor de dichte badkamerdeur, waarachter de vertrouwde kraangeluiden en het gespetter van Rosa, die op haar privacy stond. Haar schoongewassen ochtendjasgestalte, die vervolgens langs mij ruiste.
‘Wat sta je hier op mij te wachten? Ik voel me opgejaagd. Heb je al thee gezet?’
Natuurlijk had ik thee gezet. Of ik die dag het sanitair ging doen?
Zeker, het was immers dinsdag. En de douche met Antikal?
‘Ach, alweer een maand voorbij?’
Dialogen waaraan men zich gaat hechten, zonder het te merken. Er is een wilsbesluit geweest, het huwelijk. Dan volgt men een rode lijn. Kwestie van karaktervastheid en gewoonte. Liefde was er ook. En de toon waarop het leven loopt, valt na een jaar of vijf niet langer op. Ik had mijn gezel in het ondermaanse om de aard van het beestje uitgezocht. Dit hoorde er kennelijk bij, ik was ermee vergroeid geraakt.
Ik had vrijwel meteen na mijn heenzending asiel gevonden op een afgeschoten werkvloerstuk in een gekraakte typografische fabriek, in de negentiende-eeuwse gordel van de stad. Ik installeerde mijn computer op een schragentafel, hing wat kleren aan een haakje en sleet mijn nachten in de twijfelaar op een aangebracht entresol. Het smalle leven. Best luxe, best kaal. De vriend die me onderdak geboden had werkte een jaar lang in het buitenland. Ik zegen hem, waar had ik anders moeten blijven? Daar zat ik, drieënnegentig dagen lang. Aanvankelijk slechts naar buiten voor sigaretten, afhaal, en de drank om alles weg te spoelen. Denkend aan mijn dertien jaar met Rosa.
Een huwelijk wordt in terugblik minder ideaal als men is weggestuurd. De schellen vallen.

Over zult en uierbrood

Alvorens te vertrekken was ik toch verhaal gaan halen. Ik stapte de slaapkamer in. Vroeg: ‘Waarom?’ Rosa haalde een A4’tje van onder haar hoofdkussen en streek er de kreukels uit. Ze had een gedicht van mij gevonden. Het bleek dit vers:

Vriendelijke Kruissoldaten & Vleeshouwers. Dames, heren ook!
God kan met mensen praten waar en wanneer Hij wil, maar wij? Het om ons rond liggende vlees is vaak te ver verwijderd om eens flink in vrij gebruik mee te converseren.
Dat is: vleselijk.

Gezegend zij toch het sprekend vlees! Heb ik getrouwd zijnde met tienmaal andere vrouwen ongekuist geredekaveld, tegen alle geboden rond ‘uws naasten man of vrouw’. In. Ach, immers, zult niet… Inderdaad vrienden, aan mijn lijf géén zult!

Mijn wettig’ vrouw tot zult geworden en vanwege haar complexie (vóór zowel als achter) zozeer niet geneigd de uitgesproken huwelijkse plicht, noch huis-, tuin- of keukenbabbel te geven of te nemen. Zozeer niet geneigd tot conversatie met mij. NB haar eigen, rechtens gegeven en krachtens signatuur genomen man!

Zodra mij dit gewerd, sprak ik een ouder timmer van beduidend levendiger kleurschakering aan, zomaar in de vleeshouwwinkel. En haar ook daadwerkelijk het magerste en het vetste toegediend. Het hemelse gerecht. Ten langen leste haar spoelingsvlees in mijn bouillon doen stomen, tot de hele houwerij ging dampen. Het achtervierendeel evenzeer bestegen, tot aan het stuitstuk toe! Dat werd knorvlees! Met decibelvermenigvuldiging het vereiste slagerspercentage bereikt.

Och! Ik zou zo gaarne de klap in mijn landouwen houden.
Wezenlijk onderhoud… Bomen, bakpannen over koetjes, kalfjes ook, wat daar qua lap en kwabben aan is, eindelijk weer eens mijn mes erin gezet. Eerst een conversatie zonder bepaald fond, licht als uierboord, geurig als uienvlees, kleurig als aspic.
En dan gaan voor de inkook.

Heren, och. Dames! Stelt u zich eens voor: worst. Frankfurter, Plokworst, Turkse Sucuk, Weense, boerenmet, kruidnagelworst uit Friesland, knakkers aller landen. Ingebracht in een… Wat?

En of zij worst lust! Het is maar beter niet te weten wat erin is. De smaak, daar gaat het om. En om het eten zelf, zeker niet om het klaar met eten geraken. De ware conversatie, heren Houwers & Kruissoldaten! Het gesprek. Mondgemeenschap.
En derhalve: Leve worst, lang! Aan beide kanten komt een eind, maar de wereld draait het godlof zo dat er steeds weer nieuwer lengte wordt bijeengepraat.

‘Maar dat gedicht heb ik nooit uitgedraaid!’ riep ik.
Nee, dat had zij gedaan. In mijn computer ingebroken.
‘Het is nog niet af!’
Het vers had haar voldoende verteld.
‘Je ging vreemd, het staat hier toch?’
Waarin ze dat dan las.
‘Het begint met dat rond om ons liggende waarmee niet vleselijk wordt geconverseerd. Dat gaat dus over mij en jou. Er wordt niet meer geneukt begrijp ik. Terwijl we gister nog…’
Nou, dat kon ik me best herinneren.
‘Je zit met andere vrouwen geile gesprekken te voeren. Dat staat er óók.’
Ik kon het laatste niet ontkennen.
‘En je noemt mij zult, godverdomme!’
Zult, dat stond erin.
‘Maar Rosa! Ik noem je naam toch niet?’
‘Je hebt met een ander geneukt! En nog gelikt ook. Wat is anders mondgemeenschap? Met je uierboord… Hufter… Sodemieter op!’
‘Dat alles staat hier inderdaad geschreven,’ zei ik stijfjes. ‘Maar het is een gedicht, niet meer.’
Ze wees weer naar de deur. Ik rilde, en vertrok.

 

Copyright © 2014 Atte Jongstra

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum