Leesfragment: Montaigne, een indiaan en de neus van Max Kader

15 februari 2015 , door Abdelkader Benali
| |

19 februari wordt de nieuwe roman van Abdelkader Benali bij Athenaeum gepresenteerd: Montaigne, een indiaan en de neus van Max Kader. Bij ons alvast een voorproefje. 

Max Kader is een matig succesvolle schrijver die gebruik maakt van een verblijfsbeurs om als gastschrijver in Canada te werken aan een boek over Montaigne. Hij ontmoet er collega's uit alle windstreken, raakt in de ban van een mysterieuze indiaan en belandt na een letterkundige conferentie in een droom die uitdraait op een nachtmerrie. Niets is wat het lijkt maar en passant stelt Max Kader de grote vragen van het leven aan de orde. 

N.B. Eerder publiceerden we op Athenaeum.nl voor uit Bad Boy en De zandloper.

 

1

Max Kader was niet eerder met een vrouw zo ver van huis geweest. Wat reizen betreft was hij door Claudia ontmaagd. Ze gaf hem een gevoel van veiligheid. In ruil gaf hij haar de beste zinnen uit De essays van Michel de Montaigne, het allereerste werk-aan-jezelf-handboek.
Met zijn moeder deed Max Kader (24) vaak boodschappen bij een prijspakker maar die reis telde niet want de supermarkt was in de buurt. En alles wat in de buurt was, was vertrouwd. Op comfortabele loopafstand. Je kon de aanbiedingen ruiken. Wanneer vlak na de kerst de kerststollen in de uitverkoop gingen sloegen ze die voor een heel jaar in. Van roomboter hadden ze ook altijd te veel in huis. Hun leven draaide om roomboter, kerststollen en alles waar een zweem van aanbieding omheen hing.
Met vier volgepropte boodschappentassen, twee aan elke hand, waggelden ze naar huis. Max Kader keek uit naar februari, als de volgende uitverkoopronde zich aandiende.
‘Waarom gaan we niet naar andere supermarkten?’
‘Zo zit onze familie niet in elkaar. Onze postcode is onze identiteit,’ doceerde zijn moeder onder het lopen. ‘Verlaat je je postcode dan verlaat je je identiteit,’ voegde ze eraan toe. ‘Is dat erg?’ vroeg Max Kader. Hij was nog jong, hij zat vol vragen.
‘Het is niet erg,’ zei zijn moeder en ze liet een stilte vallen, ‘het is verschrikkelijk.’ Max Kader begreep dat die stilte was ingezet om een dramatisch effect te creëren. Met de stilte opende zich de hel. Jaren later zou er nog steeds een rilling over zijn rug gaan als hij aan dat moment terugdacht.
‘Wat gebeurt er als ik op een dag mijn postcode verlaat?’ wilde Max Kader weten, zich niet bewust van de gevoeligheid van zijn vraag.
Zijn moeder stond stokstijf stil midden op straat; de tassen bungelden als loodzware gewichten aan haar handen. ‘Dan zal ik wenen tot ik twintig kilo weeg.’
Dat was geen prettig vooruitzicht want zijn moeder woog rond de honderd kilo. Elke week ging ze op de weegschaal staan om er zeker van te zijn dat ze op gewicht bleef.
‘Ik kan geen kilo missen. En je vader ook niet. Hij is dol op mijn kilo’s. Ik ben een kiloknaller. Je wilt toch niet dat ik door jouw onbezonnen gedrag mijn kilo’s kwijtraak?’
‘We zijn allemaal dol op je kilo’s, mama. Ik zal het postcodegebied nooit verlaten.’
‘Nu hou ik weer van je,’ zei zijn moeder en ze hervatten hun wandeling naar huis.

Zijn moeder had niet gehuild toen hij het postcodegebied verliet, maar desondanks voelde Max zich verweesd. Reizen was de ultieme vorm van vrijheid stond er in de Lonely Planet, editie Canada. Maar vrijheid en ongemak trokken zij aan zij met elkaar op; net als je dacht dat je geluk oneindig was, kon het vreselijk misgaan. Vertraging, slecht voedsel, diarree, ziekte, muggen. Alles kon roet in het eten gooien. Je moest wel een beetje masochistisch zijn om op reis te gaan. Reizen was laveren tussen puur geluk en dikke pech.
Max Kader besloot de kunst van het reizen van Claudia af te kijken. Zij zou hem de weg wijzen. Hij zou van haar leren.
Zonder een vrouw aan zijn zijde bleef de wereld plat, concludeerde hij terwijl ze in de aan de gate op hun vlucht zaten te wachten. Dankzij Claudia had hij er vijf tijdzones extra bij gekregen. De wereld werd rond en ronder en ronder. De wereld werd om door een ringetje te halen.

‘Ben je me weer aan het idealiseren?’ zei Claudia tegen hem. Ze zag dat Max aan het wegdromen was. Natuurlijk dacht hij aan haar. Ze mocht het idealiseren noemen. Claudia was goed in sommeren, in observeren, in interpreteren, in woorden verteren, in traineren. Waar was Claudia niet goed in? Ze sprak haar talen. Ze had mensenkennis. Het was een topwijf. Soms had ze krullen, soms steil haar. En altijd een opgewekt humeur. Hij had het echt getroffen met haar. Wanneer er een knoopje aan zijn overhemd los zat, bond ze het snel en vaardig met haar mini-naaisetje vast, onderwijl rustig verder pratend over het rhizoom bij Deleuze. Van Deleuze, een stomme, suffe, grijze Franse filosoof, wist hij niks, van rhizomen nog minder. Bij filosofie dacht hij aan mannen met snorren. Waarom wist hij niet.
Claudia was elegant. Ze droeg spannende hoge hakken die haar een erotische uitstraling gaven. Je mag naar me kijken, zo leken haar kuiten te zeggen, maar ik loop wel verder als je het niet erg vindt.
Humor is alles in de liefde. Timing ook.
Soms kneep hij in haar zij omdat hij niet kon geloven dat ze echt was. ‘Au,’ schreeuwde ze uit, ‘wat ben je toch een barbaar!’ Ze gaf hem een klap als antwoord op zijn geknijp en Max was weer gerustgesteld. Claudia was helemaal echt in een wereld vol nep.
‘Hoe weet je dat eigenlijk?’ vroeg hij haar. ‘Voor hetzelfde geld was ik de clou voor een kort verhaal aan het bedenken.’
Max Kader was schrijver. Hij was een schrijver zonder subsidie die één op één liep. Elke dag een pagina, vierhonderd woorden schoon aan de haak. Totale kostenplaatje: vier kopjes koffie en acht boterhammen met hagelslag en pindakaas. Voor hem geen drank, geen restaurants, geen hoeren. Max Kader was de Opel onder de schrijvers.
Claudia keek hem met een spottend glimlachje aan. ‘Ik zie het toch aan je ogen. Die ogen van jou geven alles prijs.’
‘Dan idealiseer ik je met mijn ogen dicht.’
‘Dat deed je net de hele tijd, maar je had het niet door. Je bent een groentje. Ik ga koffie halen.’
Ik kan nog steeds niet geloven dat ik met deze vrouw op reis ben, dacht Max Kader. Zijn ogen werden vochtig. Een paar weken geleden had ik niet eens kunnen denken dat ik mijn eigen stad zou verlaten. Nu ben ik op weg naar het buitenland. Maar wat stelt het postcodegebied ook voor als je met een vrouw als Claudia op pad mag gaan. Fuck het postcodegebied!
Mensen keken hem verschrikt aan. Wat zei hij daar? ‘Fuck het...’ maar de rest hadden ze niet verstaan. Hij ging bedremmeld zitten en maakte zich klein zodat de mensen snel zouden vergeten wie daar zo onbeschaamd hardop ‘Fuck’ had gezegd. Toch voelde het best wel lekker dat hij het had gezegd. De drang om de wereld te laten zien wie hij was. Zichzelf tonen. Naakt staan. Hier ben ik, kijk maar, ik ben Max Kader die de wereld komt veroveren met zijn romans. Ik stuiter van enthousiasme, energie en dadendrang. Niemand kan me stoppen! Het stomme ego dat zelfs honderden pagina’s essays van Michel de Montaigne niet kleiner wist te maken. Ik ben ver genoeg van huis om ongeremd ‘Fuck’ te kunnen roepen, stelde hij zichzelf gerust.
Terwijl Claudia quasi-ongeïnteresseerd door de taxfreeshops zweefde, hengelde hij wat met de nieuwe iPod die hij zojuist in een vlaag van koopwoede had aangeschaft. Deze reis had een talisman nodig en een pond kaas als talisman werkte niet. Aftershave ook niet. Het wonderproduct van Steve Jobs zou zijn talisman worden, al mocht je in de wereld van Apple niks een wonderproduct noemen. Het was een revelatie, om maar eens een moeilijk woord te gebruiken. Een openbaring van het minimalistische monster. Het eerste stuk elektronica dat hij ooit had gekocht lag nu in zijn handen. Wat moest hij ermee? Het was alleen maar een hebbeding waarmee je de ogen uitstak van mensen die ook zo’n ding wilden hebben. Hij zag de mensen kijken. Daar zit de bezitter van een iPod. Een wereldreiziger. Jaloerse blikken die hem pijn wilden doen.
Had zijn moeder hem niet gewaarschuwd voor de wrok van de vreemdelingen, was dit wat ze had bedoeld? Voor zijn vertrek had ze hem een zakje zout gegeven. Ze wilde dat hij het zakje in zijn broekzak stopte. ‘Neem dit mee, het zal je beschermen. Het kan me niet schelen dat je er niet in gelooft. Wij geloven erin. Stel ons gerust!’ Bij het verlaten van de trein op Schiphol had hij het zakje weggegooid. Zijn iPod was zijn talisman. Hij borg het ding weg.
Om de tijd door te komen las hij verder in De essays van Michel de Montaigne. Het was een dik boek, en dat sprak Max aan want hoewel hij het boek al een paar keer van kaft tot kaft had gelezen viel er nog steeds veel in te ontdekken. De omvang van het boek gaf hem een gevoel van veiligheid. Dit boek staat tussen mij en de wereld als een muur waar ik als enige doorheen kan kijken.
Hij las het essay Over de wetten op luxeartikelen, dat hem nu hij omringd was door een wereld van luxeartikelen heel toepasselijk leek.

Over de wetten op luxeartikelen

Wie bij de wet wil proberen onze dwaze en overbodige bestedingen aan eten en kleding te beperken, lijkt tegen het doel zelf in te gaan. De juiste methode zou zijn de mensen minachting bij te brengen voor goud en zijde, omdat dit nutteloze, overbodige zaken zijn; maar wij hangen er juist een hoger prijskaartje aan, wat wel een heel dwaze methode is om het de mensen tegen te maken. Want als iemand zegt dat enkel vorsten tarbot mogen eten en fluweel en goudgalon mogen dragen en het volk niet, brengt hij zulke artikelen toch alleen maar in zo’n hoog aanzien dat iedereen er nog meer belust is?

[...]

 

© 2015 Abdelkader Benali

pro-mbooks1 : athenaeum