Recensie: Uit het hart

11 februari 2016 , door Dick Verstegen
| |

Leven in liefdevolle vrijheid en helder gewaarzijn (de dingen waarnemen en ervaren zoals ze echt zijn, aanvaardend en zonder ‘eigen’ filter en inkleuring) zijn voor iedereen weggelegd. Het schept vrijheid en liefde. Dat Jan Geurtz deze boodschap brengt is het mooie van zijn nieuwe boek Vrij van gedachten. En het is eigenlijk niet eens zo moeilijk, ook al is de manier waarop verpakt in de ‘geheime’ Dzogchen-leer.

Toch is Vrij van gedachten niet altijd een eenvoudig boek. Vooral in deel I, de opmaat naar het veel praktischere deel II, komen nog wel eens hersenkrakers voor die de goedwillende lezer fronsende wenkbrauwen bezorgen. Deze bijvoorbeeld:

‘[….] omdat deze essentie, dit gewaarzijn, zich identificeert met lichaam, gedachten en gevoelens, en zichzelf daardoor “solidificeert” tot een afgescheiden entiteit, een ik-bewustzijn, ontstaat dualisme tussen geest en materie.’

Dat klinkt als heavy stuff. Maar over het algemeen is het een toegankelijk en makkelijk leesbaar boek dat steeds de liefdevolle inborst van de auteur in zich draagt. Vrij van gedachten refereert overigens niet aan de mogelijkheid om geen gedachten meer te hebben, maar om er geen last meer van te hebben. Wat wil je nog meer? In feite is dat één van de resultaten van de zoektocht die Geurtz in zijn boek beschrijft.

Het heldere niets

Deel I neemt als leidraad een driejaarsretraite in  Lerab Ling in Frankrijk waaraan de auteur deelnam. Op zijn eigen solistische, dwarse manier. In dit deel beschrijft Geurtz  op min of meer academische wijze hoe wij onze eigen ‘volmaakte natuur’ kunnen ontdekken. Hij legt uit wat Dzogchen is: ‘Alleen maar kijken, waarnemen, gewaarzijn van alles wat je ervaart zonder daar iets aan te moeten of willen veranderen.’  Ook heeft hij het over zijn wonderlijke relatie met zijn leraar,  de Tibetaans-boeddhistische oefeningen en wat hij de ‘introductie in de natuur van de geest’ noemt. De leraar doet of schreeuwt dan plotseling iets. (Je kunt het ook zelf doen, bijvoorbeeld door opeens PHAT! tegen jezelf te roepen.) ‘Het heldere niets knalt open,’ schrijft Geurtz hierover. Het is een hulpmiddeltje om, heel even, de werkelijkheid te ervaren zoals zij is.

Tijdens de drie jaar scharrelt Geurtz heel wat in en rond zijn caravan of camper en hij gaat er ook geregeld op uit, want binnen de retraite wil hij zich afzonderen van de rest. Hij beschrijft op grappige wijze hoe zijn weerbarstige natuur zich verenigt met het alleen zijn en hoe hij zo nu en dan ook zijn eigen heldere gewaarzijn ontdekt en herontdekt, want het gaat hier niet om een eenmalig proces.

Spiritualiteit versus religie

Ik stond werkelijk paf van een paar bizarre verschijnselen die Geurtz beschrijft binnen de Tibetaans boeddhistische praktijk van zijn wereldberoemde leraar Sogyal Rinpoche (‘godganse dag Tibetaanse recitaties en rituelen’, ‘de leraar leefde als een koning’, ‘iedereen deed alsof  deze feodale situatie de normaalste zaak van de wereld was’). De auteur dicht ze toe aan wat hij de religieuze kant van deze praktijk noemt. Religie staat voor Geurtz op een lijn met ego-identificatie, die het idee voedt dat er een ik is dat iets moet bereiken. Hij stelt daar spiritualiteit tegenover, want daarbij gaat het om het wezenlijke, waarmee de ego-identificatie juist wordt overstegen. Op deze tweedeling valt wel iets af te dingen, maar zij is wel duidelijk.

Ik vond het wel een echte verademing om te lezen dat Geurtz steeds kiest voor de spiritualiteit en niet meegaat in de wonderlijke eisen die de Tibetaanse traditie nu en dan aan hem en anderen stelt.

‘Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn spirituele pad, wat anderen er ook van vinden en wat de gevolgen ook zijn. Me onderwerpen aan religieuze normen druist niet alleen in tegen mijn rebelse antireligieuze ego, maar ook tegen mijn diepste spirituele overtuiging.’

Het is verder prachtig om te lezen tot welke ontnuchterende, maar ook ontroerende, amusante en humoristische clashes dit met zijn leraar en zijn omgeving leidde.

Zelfverantwoordelijkheid

En passant neemt Geurtz de twijfelachtige reputatie van zijn leraar onder de loep, omgeven als die permanent is ‘met een hofhouding, waarvan de kern bestaat uit een groepje van vijf of zes jonge mooie vrouwen’. Geurtz wijst op het verschil in culturele achtergrond. Voor de betrokken vrouwen is hun affiliatie met Rinpoche een buitenkansje, het biedt ze welvaart, bescherming en spiritueel onderricht, ‘[i]n onze westerse cultuur is het echter onacceptabel dat een leraar “het” doet met een studente, vanwege de fundamenteel ongelijkwaardige verhouding tussen beiden’. Mede aan de hand van Tibetaans-boeddhistische richtlijnen over vertrouwen concludeert Geurtz hier uiteindelijk dat morele verontwaardiging over het gedrag van anderen zelden behulpzaam is en beter omgezet kan worden in zelfverantwoordelijkheid. 

Verlichtingsjackpot

Dzogchen betekent grote volmaaktheid of grote compleetheid en Geurtz zoekt na de driejaar-retraite zijn eigen solo-retraite in afzondering om intensiever de kalmte van de zo-heid te kunnen ervaren. Dat is niets anders dan het beleven, ‘zoals het is’, van wat zich van moment tot moment aandient. Vrij van gedachten dus. We zijn inmiddels in het veel persoonlijkere en minder academische tweede deel van het boek aanbeland en de camper heeft plaatsgemaakt voor een kleine kampeerbus. Geurtz beschrijft heel down to earth hoe zijn verdere zoektocht hem met allerlei angsten, verwarring, zelfafwijzing en gehechtheden confronteert. En het wordt hem steeds duidelijker dat het idee van een verlichtingsjackpot aan het eind van een lange weg hard werken een averechts effect heeft wanneer je ‘verlichte’ liefdevolle helderheid probeert te bereiken, dat waar het in wezen alleen maar om te doen is. En steeds meer citeert hij de onvergelijkelijke Padmasambhava (grondlegger van het boeddhisme in Tibet, ca. 710-797) en Longchenpa  (belangrijkste auteur van de dzogchenleer, 1308-1364) die dit al eeuwen geleden zo fantastisch onder woorden brachten. Ook vrede met je ego ontstaat pas als je het kan omhelzen vanuit liefdevol gewaarzijn.

Jan Geurtz, het enfant terrible van zijn oefen-community, kreeg van zijn leraar toestemming om de geheime Dzogchen-leer door te geven. Bij die gelegenheid vroeg leraar Sogyal Rinpoche hoe Geurtz Dzogchen-les geeft. ‘Vanuit mijn hart,’ antwoordde hij, en dat was goed. Welnu, het boek - zeker het allerlaatste stukje, dat twaalf opeenvolgende oefeningen om met angst om te gaan bevat - getuigt daarvan.

Dick Verstegen was veertig jaar in de journalistiek werkzaam, onder andere bij NRC en de VNU-dagbladen, waar hij ook hoofdredacteur was. Sinds 2000 werkt hij als zenleraar, auteur en personal coach.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum