Recensie: Een pleidooi voor realisme

17 mei 2018 , door Isadora Dullaert
| | |

‘Hoe kleiner en toegankelijker de wereld dankzij de goede verbindingen wordt, hoe meer je overdonderd raakt door de complexiteit en talloze schijnbaar onoplosbare en onderling samenhangende problemen,’ schrijft politiek analist Robert D. Kaplan in zijn nieuwste boek De terugkeer van de wereld van Marco Polo. Een vrij enerverend vooruitzicht. Toch waagt Kaplan zich aan het formuleren van een antwoord op deze problemen. Hij neemt de lezer mee in zijn observaties en laat zien hoe de wereld eruitziet door de ogen van een Amerikaanse realist.

Kaplan is geen (of tenminste, niet alleen een) realist in de gebruikelijke zin van het woord. Realism is een stroming in International Relations Theory en Kaplan is een overtuigd aanhanger. Volgens realisten draait alles in internationale politiek om macht; om het hebben van macht en om te voorkomen dat andere staten de machtsbalans op een voor hen gunstige manier veranderen. Door de anarchie in internationale systeem (dat wil zeggen, er bestaat geen instantie boven de staten die alles aanstuurt), is er geen garantie dat de ene staat de andere niet aan zal vallen. In Kaplans boek, dat bestaat uit zeventien essays, is de realistische gedachtegang soms impliciet en soms expliciet, maar elk essay kan als een pleidooi voor realisme worden gezien.

Macht en ethiek

In zijn titelessay schrijft Kaplan dat de wereld steeds claustrofobischer wordt. Door ‘globalisering, technologie en geopolitiek’, raakt het statensysteem zoals wij het kennen in verval. In de praktijk zal dat volgens hem betekenen dat Europa en Azië veel meer in elkaar gaan overvloeien. China faciliteert een groot deel van deze verandering. Door het Chinese beleid, dat zich richt op het leggen van handelsverbindingen, zal een nieuwe zijderoute tot stand komen. Aan de Verenigde Staten (die kennelijk wel intact zullen blijven, Kaplan schrijft dit toe aan de gunstige geografische locatie) de taak om op een goede manier met het nieuw ontstane Eurazië om te gaan – en wel zo dat de machtsbalans niet verstoord raakt en voorkomen wordt dat ‘een vijandige Euraziatische supermacht of coalitie van landen evenveel invloed heeft op het oostelijk halfrond als de VS op het westelijk halfrond heeft’.

Deze toekomstige wereld is een terugkerend thema, maar Kaplan schrijft over meerdere onderwerpen. De nadruk ligt daarbij steeds op de buitenlandse politiek die de Verenigde Staten zouden moeten voeren of had moeten voeren. Oorlog (conflict is nu eenmaal onvermijdelijk volgens realisten) is een van de hoofdthema’s en Kaplan deelt zijn inzichten over de conflicten in Vietnam, Korea, Irak, Syrië en natuurlijk de Koude Oorlog. Deze essays blijven interessant en relevant, ook wanneer de conflicten al beëindigd zijn. Kaplan beperkt zich namelijk niet tot een weergave van het gebeurde, maar plaatst de gebeurtenissen in historisch perspectief en belicht de bijbehorende ethische dilemma’s.

Zo wijdt hij een essay aan het ‘wat als denken’ met betrekking tot de Irakoorlog en de vraag of die alle ellende waard was. En met een blik op de toekomst: waar moet de lijn getrokken worden, wanneer is de prijs van ingrijpen te hoog? Ook bespreekt hij (onder andere in ‘De tragiek van de Amerikaanse buitenlandse politiek’) de afwegingen die een grootmacht als de VS moeten maken wanneer het om buitenlands ingrijpen gaat.

‘Staatslieden kunnen zich zelden enkel en alleen laten leiden door humanitaire overwegingen en bescherming van de mensenrechten. Net als elk land hebben de Verenigde Staten nu eenmaal belangen die niet altijd met morele waarden corresponderen, en dat geldt eens te meer omdat ze een grootmacht zijn. Het is tragisch, maar het is een tragiek die aanvaard en omarmd moet worden.’

Ook wanneer je als lezer iets minder realistisch bent ingesteld, is dit interessant om te lezen. Het dwingt je namelijk te formuleren hoe je er dan wél over denkt. Iets wat, na een behoorlijke hoeveelheid goedgeschreven argumenten gelezen te hebben, verrassend lastig kan zijn.

Compassie en realisme

Tussen de essays over geschiedenis en buitenlands beleid door zijn er kleine verrassingen, bijvoorbeeld het stuk ‘Vietnam herlezen’, over boeken door militairen over de Vietnamoorlog. De ondertoon bij zijn pragmatische wat-moet-dat-moet-houding is er hier een van genegenheid en compassie (voor de militairen), een fijne toevoeging aan dit vaak erg rationele boek.

Ook in het deel ‘Denkers’ laat Kaplan zich van zijn iets emotionelere kant zien, in drie essays over respectievelijk Henry Kissenger, Samuel Huntington en John Mearsheimer, waarin hij deze vaak aangevallen denkers verdedigt. Hoewel hun ideeën erg boeiend zijn, is het jammer dat Kaplan alleen over mederealisten schrijft. Als hij hier en daar een paar opvattingen van een politicoloog van een andere school had toegevoegd, had de lezer in ieder geval nog een alternatief gekend. Nu is er wel veel bevestiging van eigen overtuiging.

Maar, vaak herhaald of niet, Kaplans theorie blijft interessant om te lezen. De onderwerpen, voorbeelden en ideeën bieden een manier om de overdonderende complexiteit van een veranderende wereld te begrijpen, of op zijn minst een theorie om je tegen af te zetten. Een belangrijk boek, ook als je het er niet mee eens bent.

Isadora Dullaert studeerde Liberal Arts and Sciences met een major in World Politics aan Leiden University College The Hague en is stagiaire bij Athenaeum.nl.  

pro-mbooks1 : athenaeum