Recensie: Gek of ‘gewoon’ vrouw?

26 juni 2018 , door Kim Schoof
| |

‘There is a photograph of them, of Saachi and Ada standing on a gentle incline with a church settled behind them and the ground suffocated in snow. Saachi’s arms are lost in a black leather jacket and an oatmeal turtleneck wraps her neck like a large fist.’ Hoofdpersoon Ada is een in Nigeria geboren jonge vrouw, Saachi haar moeder. Op de foto zijn ze in Virginia, waar Ada aan een studie zal beginnen. Een coltrui die wurgt, sneeuw die verstikt: de blik van de verteller is bepaald niet neutraal, maar vastberaden om overal pijn en kwaad in te zien.
Geen van de drie vertellers in Freshwater, het indringende romandebuut van de zelf ook in Nigeria geboren en nu in New York wonende Akwaeke Emezi, heeft een neutrale kijk op het leven. Freshwater, geen lichte maar wel belangwekkende kost, gaat over allerhande identiteitsissues in onze geglobaliseerde eenentwintigste eeuw, en daarmee over de relativiteit van wat we neutraal of normaal noemen.

Hoewel de een meer gefixeerd is op pijn en kwaad dan de ander, hebben de vertellers in Freshwater een ding gemeen: ze bevinden zich allemaal in ‘the marble room’ van Ada’s gedachten. De verteller die de foto beschrijft, is aan het woord in het eerste deel van Freshwater. Die verteller, ‘We’, is zelf even meervoudig als het vertelperspectief van de roman, en stelt zich voor als een groepje ogbanjes, geesten die een rol spelen in de zijnsleer van de Igbo, een gemeenschap in Nigeria. In een stuk voor The Cut licht Emezi toe:

‘An ogbanje is an Igbo spirit that’s born into a human body, a kind of malevolent trickster, whose goal is to torment the human mother by dying unexpectedly only to return in the next child and do it all over again. They come and go. They are never really here — if you are a thing that was born to die, you are a dead thing even while you live. Igbo ontology explains that everyone is in a cycle of reincarnation anyway — you are your ancestor, you will become an ancestor, the loop will keep looping within the lineage. Ogbanje, however, are intruders in this cycle, unwelcome deviations. They do not come from the lineage; they come from nowhere.’

In een mythische, bezwerende stijl vertellen de ogbanjes vanuit Ada’s gedachten over haar leven, te beginnen bij haar jeugd, een aaneenschakeling van trauma’s: een onverschillige zak van een vader, een moeder die er vaak niet is, seksueel misbruik, betrokkenheid bij een ongeluk. Ondertussen verleiden ze Ada bij wijze van bloedoffers herhaaldelijk tot automutilatie.

Het scharnierpunt van waanzin, postkolonialiteit, liefde en vrouw-zijn

Als Ada naar de Verenigde Staten emigreert en tijdens haar college-jaren verliefd wordt op een medestudent die het niet zo nauw neemt met haar nees, ontwaakt Asughara, een nieuwe geest die de boel in Ada’s bovenkamer onmiddellijk overneemt. Stiekem drinken, sexy Halloweenoutfits, anorexia, sociale provocatie en flikflooien met foute jongens: het gedrag waarop Asughara aanstuurt, valt goed in verband te brengen met de worstelingen van welgestelde jonge vrouwen in de hedendaagse Westerse wereld. Wie bekend is met de Westerse psychiatrie zal Ada’s algehele doen en laten bovendien in verband brengen met een meervoudige persoonlijkheidsstoornis.

Maar Freshwater is geen chicklit en zeker geen DSM-entry. Uit Ada’s omgang met haar opeenvolgende liefjes wordt duidelijk hoe kwesties die te maken hebben met geestesziekte, postkolonialiteit, liefde en vrouw-zijn zich in de eenentwintigste eeuw op een en hetzelfde scharnierpunt kunnen bevinden. Als Ada haar ‘beautiful friend’ vertelt over de geesten in haar hoofd, merkt ze dat de vriendin haar raar vindt. Opeens voelt ze zich genoodzaakt om een andere dan de Igbo-verklaring voor haar meervoudige persoonlijkheid te zoeken: ‘Ada wanted a reason, a better explanation. We were not enough. We were too strange.’ Voor een deel van haarzelf voelt Ada’s zoektocht naar een passende diagnose binnen de westerse psychiatrie echter als verraad. Als Ada vervolgens een meervoudige persoonlijkheidsstoornis bij zichzelf constateert, kunnen lezers denken: wie zou zich in haar situatie níét verscheurd voelen? Is niet iedereen die in de VS normaal gevonden wil worden en tegelijkertijd trouw wil blijven aan zijn of haar geboortecultuur verdoemd tot een soort meervoudige persoonlijkheid?

Als Ada al een tijdje met studiegenoot Ewan date, vertelt hij haar wat ze diep vanbinnen al wist: dat hij een andere vriendin heeft en dus niet met Ada naar bed wil. Ada ziet bevestigd dat Ewan geen droomman is, maar een bezette en bovendien overspelige jongen: ‘They had avoided either of these truths because that was the real world, the one that wasn’t supposed to infringe on their bubble.’ We wisten al dat Ada door haar identiteitsstoornis de echte wereld moeilijk van haar eigen waanwerelden kan onderscheiden. Nu merken we hoe die ‘echte’ wereld ook om heel andere redenen dan gekte kan worden opgeschort: verliefde mensen, bijvoorbeeld, leven evengoed in onwerkelijke werelden.

Gek of vrouw?

Ada’s relatie met Ewan toont hoe schrikbarend veel een meervoudige persoonlijkheidsstoornis weg heeft van de conditie van vrouwen in de eenentwintigste eeuw. Ewan wijst Ada af, maar zijn afwijzing blijkt nogal halfhartig. Gevolg daarvan is dat Ada twee opties resten als ze zich tot Ewan wil kunnen blijven verhouden: ze kan zich in de rol schikken van ‘de reine maagd’ die Ewan nooit tot promiscuïteit zou verleiden, of ze kan zich verlagen tot precies het tegendeel, de rol van de fatale verleidster. Tussenmogelijkheden zijn er niet, en geen van de twee mogelijkheden leidt tot de door haar gewenste uitkomst. Ada blijft tussen de twee rollen heen en weer schieten en zich afwisselend onbegrepen en schuldig voelen. Onbegrepen wanneer ze haar ware gevoelens niet aan Ewan kwijt kan, schuldig wanneer ze wél het bed deelt met haar geliefde maar haar gedachten steeds uitgaan naar zijn bedrogen vriendin. Is Ada gek of ‘gewoon’ een vrouw in een onverbeterlijke mannenwereld?

Al deze ingewikkelde en extreem actuele thema’s – plus religie en transseksualiteit – hebben een plek in Freshwater, een roman die vooral over de grensvlakken tussen de onderwerpen gaat. Zo’n overdaad aan thema’s duidt normaal gesproken op een overbeladen boek dat weinig meer uitlokt dan de reactie: ‘Goh, wat erg allemaal.’ Maar Emezi krijgt het voor elkaar het evenwicht te bewaren, om haar lezers complexe eigentijdse vraagstukken voor te leggen, en dat is knap. Zoals Alex Brown al opmerkte, vraagt haar boek vanwege het gewicht van de thema’s en de stijl om een traag leestempo; dat van, zeg, een zwaarbeladen oude trein. Door dat lage tempo kun je je des te beter concentreren op het landschap dat aan je voorbijtrekt. En aan het eind van de rit ben je een verbluffende leeservaring en een hele hoop gevoeligheid voor prangende eigentijdse identiteitsproblematiek rijker.

Kim Schoof (1992) is redacteur bij de Nederlandse Boekengids en schrijft essays en recensies voor onder meer Het Parool

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum